In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. Woonbron had de erfpacht van de woning van [gedaagde01] opgezegd, omdat zij meende dat [gedaagde01] in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen, zoals vastgelegd in de erfpachtbepalingen en het Burgerlijk Wetboek. De aanleiding voor de opzegging was de vondst van hennep en een vuurwapen in de woning van [gedaagde01] door de politie op 23 maart 2022. Woonbron stelde dat deze vondsten in strijd waren met de voorwaarden van de erfpacht, die zelfbewoning en het verbod op het gebruik van de woning voor illegale activiteiten vereisen.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Woonbron niet voldoende bewijs heeft geleverd dat [gedaagde01] zelf betrokken was bij de illegale activiteiten. [gedaagde01] heeft verklaard dat zij op het moment van de vondst niet in de woning was en dat de hennep en het vuurwapen zonder haar medeweten door een andere persoon in de woning zijn geplaatst. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een ernstige tekortkoming van [gedaagde01] en dat de opzegging van de erfpacht derhalve niet rechtsgeldig was. De vorderingen van Woonbron werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01].