Voetnoten
3.Hof Amsterdam 9 april 2024, zaaknummers 200.025.412/01 (hierna zaak A genoemd) en 200.306.393/01 (hierna zaak B genoemd), rov. 2.1 t/m 2.11.
4.Uit de processtukken blijkt dat de gemeente het terrein heeft geruild voor de “Wijnkerk” en de “Hoeksteenkerk”, zie productie 3 bij dagvaarding in zaak A, 6e vervolgblad en productie 6.
5.Een aanjaagstation of aanjager zorgt ervoor dat er druk op het watersysteem bestaat, zie rov. 3.19 van het hofarrest. In de inleidende dagvaarding van PWN is de aanjager omschreven als de pompen die het drinkwatersysteem op druk houden en met name het drinkwater naar Zandvoort transporteren (zie onder 11).
6.Zaaknummer / rolnummer 133798 / HA ZA 07-408.
7.Deze dagvaarding ontbreekt in het A-dossier.
8.In het procesdossier is geen proces-verbaal aanwezig van de mondelinge behandeling.
9.In deze MvG Storm, randnr. 2.13, is vermeld dat de zaak in hoger beroep na aanbrengen op de parkeerrol is geplaatst, aangezien partijen eerst hebben willen bezien of middels mediation tot overeenstemming zou kunnen worden gekomen. Storm wenste het hoger beroep voort te zetten, nu overeenstemming niet is bereikt. In de MvG van Cobraspen van 7 juni 2022, randnr. 2.12, is vermeld dat zaak A ambtshalve is geroyeerd en dat Cobraspen het hoger beroep weer zal opbrengen.
10.De MvG Storm is mede ingediend door Cobraspen. Storm en Cobraspen stelden zich op het standpunt dat Cobraspen als rechtsopvolger van Storm (tevens) als opvolgend procespartij als appelante in het hoger beroep in zaak A aangemerkt dient te worden. Zie randnr. 1.9 MvG Storm en tevens het arrest van het hof van 25 oktober 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3025, rov. 1. Het hof heeft overwogen dat Cobraspen haar vordering zelf dient in te stellen (rov. 2.5). 11.Dit proces-verbaal ontbreekt in het B-dossier.
12.Diezelfde dag is een herstelprocesinleiding ingediend, omdat in de als eerste ingediende procesinleiding de vestigingsplaats van Cobraspen onjuist was vermeld.
24.A.E.H. van der Voort Maarschalk, in: Van der Wiel (red.),
25.Het subonderdeel verwijst naar MvG Storm, par. 3.2.2. Bedoeld zal zijn par. 3.2.3.
26.Verwezen wordt naar MvG Storm, par. 3.2.3; MvG Cobraspen, par. 3.4.7.
27.MvG Cobraspen, randnr. 3.4.8. Vgl. MvG Storm, randnr. 3.2.14.
28.De MvG Storm en MvG Cobraspen refereren telkens aan ‘Cobraspen’. De gemeente Haarlem droeg de bloot eigendom over aan Raaks Centre, welke vennootschap later Storm is genoemd. Zie bestreden arrest, rov. 2.3 en 2.6.
29.Zie MvG Storm, par. 3.3.2-3.3.4 en MvG Cobraspen, par. 3.4.9-3.4.12, beide onder verwijzing naar producties. Zie ook schriftelijke toelichting Cobraspen c.s., par. 23.
30.Productie 5 bij MvG Cobraspen.
31.Alle met alleen verwijzingen naar paragrafen uit de memorie van grieven van Cobraspen en niet naar door Storm aangevoerde stellingen.
32.MvG Cobraspen, par. 3.5.23; vgl. MvG Storm, par. 3.2.4-3.25.
33.Onder verwijzing naar MvG Storm, par. 3.2.9 en MvG Cobraspen, par. 3.5.7-3.5.8 en 3.5.24.
34.Onder verwijzing naar MvG Storm, par. 3.2.11 en MvG Cobraspen, par. 3.5.9 en 3.5.24.
35.Onder verwijzing naar proces-verbaal van de zitting in hoger beroep, p. 3, bovenaan.
36.MvG Cobraspen, par. 3.5.10 en 3.5.24.
37.Conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van PWN, par. 2.4.
38.Zie bijv. MvG PWN (zaak B), par. 41-44.
41.In de Drinkwaterwet wordt de term ‘drinkwaterbedrijf’ gebruikt. In de Waterleidingwet, werd de term ‘waterleidingbedrijf’ gebruikt. De Waterleidingwet werd op grond van art. 65 Drinkwaterwet ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van de Drinkwaterwet.
42.Schriftelijke toelichting Cobraspen c.s., par. 31, onder verwijzing naar de ook al in de procesinleiding vermelde MvG Storm, par. 3.1.10 en 3.2.15 en MvG Cobraspen, par. 3.5.10 en 3.5.25 en 5.5.26 (bedoeld zal zijn 3.5.26).
43.Zie schriftelijke toelichting PWN, par. 60, waar deze klacht niet wordt geadresseerd.
44.Productie 27 bij dagvaarding van Cobraspen. Op p. 5 van het rapport is vermeld dat het Pompstation Overveen ook bekend is als het Reinwaterpark.
45.MvG Storm, par. 3.2.9.
46.MvG Cobraspen, par. 3.5.32.
48.Het subonderdeel verwijst naar grief 4 van Cobraspen, het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep, p. 2 onderaan en specifiek ten aanzien van leegstand naar de dagvaarding in eerste aanleg van Cobraspen, par. 2.24 en 5.2 en de MvG van Cobraspen, par. 3.5.2, 3.6.5 en 3.6.7.
49.Op p. 2 van het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep is alleen vermeld dat mr. Sinnige op vragen van het hof heeft geantwoord dat PWN in strijd heeft gehandeld met de erfpachtakte door verhuuractiviteiten te verrichten zonder daar toestemming voor te vragen aan Cobraspen.
50.MvG Cobraspen, par. 3.6.5, 2e alinea.
52.Zie hierover
53.Het tweede lid luidde na N.v.W. 2 Inv als volgt: “
56.Het merendeel van de feitenrechtspraak heeft betrekking op de aanwezigheid van een hennepkwekerij en/of schending van een zelfbewoningsplicht, in welk laatste geval het dan veelal gaat om een (onder)erfpacht recht ten laste van een woningcorporatie.
57.Zie bijv. Rb. Arnhem 28 september 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BT7194; Hof Den Haag 26 maart 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5321, rov. 7 en 9; Rb. Rotterdam 21 maart 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:2414, rov. 4.4; Rb. Noord-Nederland 22 april 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3314, rov. 5.4; Rb. Gelderland 1 juni 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2798, rov. 4.6; Hof Den Haag 1 oktober 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1665, rov. 6.3. 59.Zie F.J. Vonck,
60.Zie F.J. Vonck,
61.Uit de feitenrechtspraak vanaf 1 januari 2020 zijn de volgende uitspraken te noemen
62.Zie met name F.J. Vonck,
63.Zie bijv. Rb. Arnhem 28 september 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BT7194; Rb. Noord-Nederland 22 april 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3314, rov. 5.8; Rb. Rotterdam 28 juli 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:7445, rov. 4.10. Vgl. Rb. Gelderland 1 juni 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2798, rov. 4.8. Zie ook, Hof ’s-Hertogenbosch 5 maart 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:718, rov. 3.19, waar het hof uit het feit dat de gemeente eerste een waarschuwing had gegeven niet afleidde dat de gemeente de aanwezigheid van onder meer een hennepkwekerij en wapens op het perceel niet ernstig genoeg vond, omdat het gemeentelijk beleid is om eerst een waarschuwing te geven in het geval van een overtreding. 64.Vgl. Rb. Gelderland 1 juni 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2798, rov. 4.10, die er – m.i. ten onrechte – vanuit gaat dat sprake moet zijn van een huidig tekortschieten door de erfpachter. Vgl. HR 9 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1573, 67.In de koptekst is nummer III vermeld. Ik houdt de randnummers aan die verder gaan bij 4. Het onderdeel is niet in subonderdelen ingedeeld.
69.Zie ook
70.Zie nader o.a. F.J. Vonck,
72.MvG Cobraspen, par. 3.10.2.
73.MvA PWN in zaak B, par. 45-53 en 57.
74.De e-mail van 6 mei 2015 is overgelegd als productie 12 bij inleidende dagvaarding van Cobraspen. Onderdeel van die productie is ook de e-mail van PWN van 23 mei 2015, waarin alleen is vermeld dat diverse collega’s nogmaals naar het Definitief Ontwerp hebben gekeken en dat er geen extra opmerkingen zijn bijgekomen. Niet onbegrijpelijk is dat het hof daarin geen instemming leest met de plannen van Cobraspen.
75.Productie 5 bij MvG Storm en productie 7 bij MvG Cobraspen.
76.MvA PWN (zaak B), par. 70.
77.Zie MvA PWN (zaak B), par. 16-30, 41-44; spreekaantekeningen PWN in hoger beroep, par. 6.
78.Onder verwijzing naar MvG Cobraspen, par. 3.5.26-3.5.31.
79.Spreekaantekeningen PWN in hoger beroep, par. 6.4.