ECLI:NL:RBROT:2023:6049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
KTN-10282376_07072023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte na vervalsing bewijs van inschrijving

In deze huurzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam, h.o.d.n. Stadswonen, en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst, specifiek een campuscontract, en de ontruiming van de woonruimte. De huurder heeft geprobeerd de verhuurder te misleiden door een vervalst bewijs van inschrijving aan de universiteit te overleggen, wat door de verhuurder is ontdekt. De huurder was verplicht jaarlijks aan te tonen dat hij nog studeerde, maar heeft dit niet op de juiste wijze gedaan. De verhuurder heeft de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter oordeelde dat het indienen van een vervalst document een ernstige tekortkoming is die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De huurder moet ook de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op € 651,86. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10282376 CV EXPL 23-1633
datum uitspraak: 7 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam h.o.d.n. Stadswonen,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.J. Remmelts,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Bakker.
De partijen worden ‘Stadswonen’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 januari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brieven van [gedaagde01] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde01] .
1.2.
Op 1 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met
[naam01] , medewerker sociaal beheer bij Stadswonen, bijgestaan door de gemachtigde, en met [gedaagde01] , bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.De beoordeling

waar gaat het om
2.1.
Op grond van een tussen partijen gesloten huurovereenkomst, een zogenoemd campuscontract, verhuurt Stadswonen sinds 26 maart 2021 de studentenwoning aan de [adres01] te Rotterdam (hierna: de woning) aan [gedaagde01] . In de huurovereenkomst staat dat hij jaarlijks moet aantonen dat hij nog student is. Op 22 oktober 2022 heeft [gedaagde01] naar Stadswonen een bewijs van inschrijving aan de Erasmus Universiteit (EUR) gestuurd. Stadswonen heeft geconstateerd dat het document vervalst is, wat [gedaagde01] erkend heeft toen hij daarmee werd geconfronteerd. Stadswonen heeft [gedaagde01] vervolgens gevraagd de huurovereenkomst op te zeggen. Dat heeft hij niet gedaan. Wel heeft hij (alsnog) een beroep gedaan op een tussenjaarregeling die Stadswonen onder voorwaarden aanbiedt. [gedaagde01] woont nog in de woning.
het geschil
2.2.
Stadswonen eist ontbinding van de huurovereenkomst en [gedaagde01] te veroordelen tot ontruiming van de woning en tot betaling van de proceskosten. Zij stelt zich op het standpunt dat het bij haar indienen van een vervalst bewijs van inschrijving een tekortkoming oplevert die een ontbinding rechtvaardigt. Door zo te handelen, heeft [gedaagde01] zich namelijk niet gedragen als een goed huurder in de zin van artikel 7:213 BW. [gedaagde01] ziet dat anders en is het niet eens met de vordering.
de beoordeling
2.3.
De huurovereenkomst ziet op studentenhuisvesting die tijdelijk van aard is en in beginsel eindigt als de huurder niet langer studeert. Om te kunnen beoordelen of hieraan wordt voldaan, moet de huurder jaarlijks binnen drie maanden na aanvang van een studiejaar een bewijs van inschrijving aan Stadswonen toesturen waaruit blijkt dat nog een studie wordt gevolgd. Vastgesteld wordt dat [gedaagde01] met een vervalst bewijs van inschrijving aan deze belangrijke verplichting uit de huurovereenkomst heeft willen voldoen. Hierdoor heeft hij geprobeerd Stadswonen te misleiden met als doel het voortzetten van de huurovereenkomst. Het is moeilijk voor te stellen dat [gedaagde01] , zoals aangevoerd, een en ander heeft gedaan in een vlaag van verstandsverbijstering. Er moeten verschillende momenten zijn geweest waarop hij zich bewust is geweest van wat hij deed, alleen al omdat hij tijd en moeite heeft moeten steken in het maken van de vervalsing. Dat [gedaagde01] in die periode naar eigen zeggen niet lekker in zijn vel zat en dat hij excuses heeft aangeboden en spijt heeft betuigd, betekent evenmin dat aan zijn handelen geen gevolgen kunnen worden verbonden.
2.4.
De vraag is of dat handelen het gevolg rechtvaardigt dat Stadswonen voor ogen heeft, namelijk een ontbinding van de huurovereenkomst. Daarvoor is van belang dat wordt vastgesteld dat [gedaagde01] met het vervalsen van het bewijs van inschrijving en het toesturen van die vervalsing aan Stadswonen om het als echt en onvervalst te gebruiken zich niet heeft gedragen als een goed huurder in de zin van artikel 7:213 BW. Er is dus sprake van een tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen ten opzichte van Stadswonen.
Het is ook een ernstig verwijt dat [gedaagde01] kan worden gemaakt. Gelet op de aard van de overeenkomst en gezien het (maatschappelijke) belang dat Stadswonen wil dienen, te weten het bieden van schaarse, passende woonruimte voor studenten, moet zij er op kunnen rekenen dat zij goed en eerlijk geïnformeerd wordt door haar huurders. Door het plegen van valsheid in geschrift, want dat is het, heeft [gedaagde01] dit vertrouwen in ernstige mate beschadigd.
Dat [gedaagde01] alsnog gebruik heeft gemaakt van de tussenjaarregeling, kan hem niet baten. Dit maakt zijn tekortkoming namelijk niet ongedaan. Dat geldt ook voor het argument dat hij geen andere studenten heeft benadeeld, voor zover dat al juist is. Overeind blijft dat [gedaagde01] Stadswonen heeft willen misleiden met een vervalst bewijs van inschrijving en de conclusie is dat dat een zodanige tekortkoming oplevert dat het de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Die vordering zal dan ook worden toegewezen. Ook zal [gedaagde01] de woning moeten ontruimen. De ontruimingstermijn wordt bepaald op 14 dagen.
2.5.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Stadswonen tot vandaag vast op € 125,86 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-). Dit is totaal € 651,86. Voor kosten die Stadswonen maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt x € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning in de [adres01] te Rotterdam te ontruimen en de sleutels bij Stadswonen in te leveren;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Stadswonen tot vandaag worden vastgesteld op € 651,86;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
465