In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de niet in behandeling neming van de aanvraag om afgifte van een Nederlands paspoort voor zijn minderjarige dochter beoordeeld. De minister van Buitenlandse Zaken had de aanvraag op 25 oktober 2021 niet in behandeling genomen, wat door eiser werd betwist. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat het kind niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen door geboorte, gezien de nietigheid van de erkenning door eiser. De rechtbank legt uit dat de erkenning nietig is omdat eiser op het moment van erkenning nog gehuwd was met een andere vrouw. De rechtbank benadrukt dat de minister de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen, omdat het kind niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een Nederlands paspoort. Eiser had de mogelijkheid om de vaststelling van het Nederlanderschap van het kind via de civiele rechter aan te vechten, maar dit was niet gebeurd. De rechtbank wijst erop dat het niet verstrekken van een paspoort geen schending van het recht op 'family life' onder artikel 8 van het EVRM met zich meebrengt, en dat de negatieve gevolgen van de beslissing niet in verhouding staan tot de doelen die met de wet worden gediend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het besluit van de minister.