3.5.Oost West Wonen heeft toegelicht dat het op basis van de algemene huurvoorwaarden de bedoeling is dat [gedaagde] eet, verblijft en slaapt in de woning en dus dat ze de woning feitelijk gebruikt en dat het niet de bedoeling is dat [gedaagde] vaker niet dan wel thuis is en ook niet dat ze ergens anders haar hoofdverblijf heeft. [gedaagde] heeft niet betwist dat de voorwaarden op die manier uitgelegd moeten worden. Het staat [gedaagde] vrij om ergens te logeren of op vakantie te gaan, maar wel met inachtneming van haar contractuele verplichting. Oost West Wonen heeft het vermoeden dat [gedaagde] die verplichting niet nakomt. De kantonrechter vindt dat Oost West Wonen het vermoeden voldoende handen en voeten heeft gegeven met de processtukken en dat [gedaagde] daartegenover onvoldoende naar voren heeft gebracht om dit vermoeden te ontkrachten. [gedaagde] heeft het vermoeden juist versterkt door te beamen dat zij vaak afwezig is en toe te lichten waaróm dat zo is, terwijl eigenlijk van haar wordt verwacht dat ze concrete feiten en omstandigheden naar voren brengt waaruit blijkt dat ze daadwerkelijk in de woning woont en onafgebroken haar exclusieve hoofdverblijf daar heeft (verzwaarde motiveringsplicht). Dat heeft ze niet gedaan. Ze heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe vaak ze thuis is en hoe vaak en hoe lang ze afwezig is en de verhouding ertussen. De kantonrechter gaat er hierna uitgebreider op in.
3.5.1.Oost West Wonen heeft het vermoeden dat [gedaagde] niet in de woning woont en haar hoofdverblijf daar niet heeft voornamelijk gebaseerd op vier schriftelijke verklaringen van omwonenden, eigen waarnemingen, het energieverbruik in de woning en de mededelingen van [gedaagde] die zij tegen Oost West Wonen heeft gedaan. Geen van die factoren is doorslaggevend, maar samen vormt het wel een onderbouwd vermoeden.
3.5.2.Uit de verklaringen van drie omwonenden kan worden afgeleid dat [gedaagde] weinig wordt gezien: ‘af en toe’, ‘hooguit 1x per week en dan heel kort’, ‘een paar keer in de maand, soms 10 minuten soms een uurtje en dan gaan ze weer weg’. Uit een vierde verklaring blijkt dat [gedaagde] helemaal niet wordt gezien door die omwonende, maar dat ongeveer één keer per maand wel een auto op de oprit wordt gezien. Eén omwonende heeft in eerder e-mailverkeer met Oost West Wonen het vermoeden geuit dat [gedaagde] niet in de woning woont maar bij [naam 2] . Volgens [gedaagde] heeft die persoon het vanaf het begin op haar voorzien, houdt hij haar in de gaten en heeft hij kwaadwillende intenties omdat hij liever een jong gezin in de woning ziet dan [gedaagde] . Hoewel die omwonende gezien zijn verklaring inderdaad niet onder stoelen of banken steekt dat hij liever een gezin in de woning ziet wonen, is hij niet de enige omwonende die heeft verklaard dat [gedaagde] weinig wordt gezien.
3.5.3.De eigen waarneming en/of het onderzoek van Oost West Wonen is summier, zodat dit slechts in zeer beperkte mate het vermoeden ondersteunt. Oost West Wonen heeft slechts één keer in juni 2022 een onaangekondigd huisbezoek gedaan waarbij [gedaagde] niet thuis werd getroffen. De aanleiding voor dat huisbezoek waren twee meldingen van omwonenden in april 2022 over woonfraude. Die twee meldingen hebben het balletje doen rollen bij Oost West Wonen. [naam 1] van Oost West Wonen heeft gezegd dat hij een paar keer per maand door de straat is gereden om te zien of hij [gedaagde] of haar auto in of nabij de woning zag en dat hij haar of de auto geen enkele keer heeft waargenomen. Het is echter onduidelijk hoeveel keer in totaal [naam 1] dat heeft gedaan. Bovendien zijn het hoe dan ook slechts zeer korte momentopnamen en betekent het op dat specifieke moment niet zien van [gedaagde] of de auto bij de woning nog niet dat zij niet thuis is. [gedaagde] heeft namelijk onbetwist aangevoerd dat zij een zijdeur heeft die niet aan de straat grenst en dat de auto altijd in de garage staat geparkeerd en niet op de oprit.
3.5.4.Het energieverbruik van [gedaagde] is volgens gegevens van de netbeheerder slechts een derde van het gemiddelde verbruik van een eenpersoonshuishouden. Dit ondersteunt het vermoeden van Oost West Wonen. Het zou kunnen dat [gedaagde] weinig elektrische apparaten heeft en zuinig leeft, zoals zij zegt, maar ook deze stelling heeft zij verder niet concreet gemaakt.
3.5.5.Oost West Wonen heeft [gedaagde] in de periode juli tot en met oktober 2022 vier keer uitgenodigd voor een gesprek over het gebruik van de woning, maar [gedaagde] heeft dat iedere keer geweigerd. In twee e-mails in reactie op de uitnodigingen schrijft [gedaagde] :
‘Mijn neef heeft een mooie kamper waarmee wij lange rijzen maken en af en toe de woning aandoen.’
‘Ik ben zeker met regelmaat aanwezig om etenswaren uit mijn woning te halen.’
Deze mededelingen ondersteunen het vermoeden van Oost West Wonen, want deze lijken erop te duiden dat de woning slechts als een soort uitvalsbasis wordt gebruikt door [gedaagde] en niet als een woning waarin wordt gegeten, verbleven en geslapen.
3.5.6.[gedaagde] heeft in deze rechtszaak beaamd dat ze vaak afwezig is en toegelicht waarom ze vaak afwezig is. De afwezigheid houdt verband met ziekenhuisbezoek voor zichzelf, mantelzorg aan haar zus (inclusief logeren) en vakanties met de camper met haar neef ( [naam 2] ). Ze heeft verklaringen van omwonenden en medische documenten overgelegd, maar die stukken zijn onvoldoende.
3.5.7.Uit drie verklaringen van omwonenden volgt dat [gedaagde] inderdaad vaak afwezig is en volgens de omwonenden is dat vanwege gezondheidsredenen of omdat [gedaagde] met de camper weg is. In de verklaringen is ook te lezen dat zij [gedaagde] een goede huurder vinden die geen overlast veroorzaakt en de tuin mooi onderhoudt, maar daar gaat het niet om in deze zaak.
3.5.8.Uit de medische documenten kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] sinds het begin van de huurperiode een tijd in het ziekenhuis moest verblijven en overnachten. Uit de documenten blijkt alleen dat ze veel ziekenhuisafspraken heeft bij verschillende ziekenhuizen. Volgens Oost West Wonen zou [gedaagde] juist méér gezien moeten worden door omwonenden als zij zo vaak van huis naar een ziekenhuis en terug moet. In de medische documenten kan in ieder geval geen reden worden gevonden voor een frequente afwezigheid van meerdere dagen achtereen of een nog langere periode. Oost West Wonen heeft in het kader van het hoofdverblijf ook nog gewezen op de adressering op de medische documenten. Alle documenten zijn gericht aan [gedaagde] , maar op sommige staat het adres van de woning en op andere (van januari, februari en juni 2022, alle van hetzelfde ziekenhuis) staat het adres van [naam 2] terwijl [gedaagde] toen al over de woning beschikte. Dat kan slechts een administratief iets zijn, maar [gedaagde] heeft er zelf geen verklaring voor gegeven.
3.5.9.Als onderbouwing van de betwisting dat ze haar hoofdverblijf bij [naam 2] heeft, heeft [gedaagde] een brief van 10 maart 2023 van de SVB overgelegd. In die brief staat dat de SVB onderzoek heeft gedaan naar de woon- en leefsituatie van [gedaagde] en [naam 2] in het kader van de twee-woningen-regel en dat de SVB na onderzoek geen aanleiding ziet om de AOW – beiden ontvangen een AOW-pensioen voor ongehuwden – aan te passen. Op het formulier dat door een SVB-medewerker is ingevuld staat de vraag: ‘Hoeveel dagen/nachten per week verblijft u samen op één adres?’ Als antwoord staat genoteerd: ‘Sinds vorig jaar juni verblijft men meer bij elkaar, door mantelzorg naar elkaar toe.’ Volgens de SVB wonen [gedaagde] en [naam 2] dus niet samen. Dat [gedaagde] en [naam 2] wel vaak bij elkaar verblijven is wel duidelijk uit dit formulier, maar de vraag is of dat dan in de woning van [gedaagde] is, in de woning van [naam 2] of onderweg met de camper? Op deze vraag geeft [gedaagde] geen duidelijk antwoord.
3.5.10.[gedaagde] heeft in de processtukken en tijdens de zitting geen enkele informatie en inzicht gegeven over hoe vaak zij aan- en afwezig is en wat de verhouding daartussen is, terwijl zij wel over die informatie beschikt. Op de vraag tijdens de zitting hoe vaak ze in de afgelopen zes of vier weken weg is geweest met de camper en hoe vaak ze thuis is geweest kon ze geen concreet antwoord geven. De enkele stelling dat ze in de woning is als ze terug is van vakantie is te vaag.
3.5.11.De gemachtigde van [gedaagde] heeft in het e-mailverkeer met Oost West Wonen gesteld dat de wijkagent op bezoek is geweest bij [gedaagde] naar aanleiding van haar klacht over het gedrag van een van de omwonenden naar haar toe en kan verklaren dat [gedaagde] er woont, maar dat wordt betwist door Oost West Wonen. De verhuurder heeft een e-mail van de wijkagent overgelegd waarin de wijkagent schrijft dat ze [gedaagde] alleen heeft gesproken via de videodeurbel en dat ze niet bij [gedaagde] binnen is geweest. Of de woning vanbinnen überhaupt is ingericht, blijkt ook nergens uit. [gedaagde] zegt wel dat het zo is, maar Oost West Wonen betwist dat en het procesdossier bevat geen foto’s van de binnenkant van de woning. Alleen de opgeknapte tuin is gefotografeerd.