ECLI:NL:RBROT:2023:8030

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10525004 VZ VERZ 23-6000
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever zonder rechtsgeldige grond

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, DredgeYard B.V. De werkneemster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.A. Jansen, verzocht de rechtbank te verklaren dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig had opgezegd. De werkneemster was op 1 november 2022 in dienst getreden voor een bepaalde tijd van 12 maanden, zonder tussentijdse opzegmogelijkheid. De werkgever had op 29 maart 2023 een brief overhandigd waarin stond dat het contract van de werkneemster beëindigd werd vanwege aanhoudende prestatieproblemen. De werkneemster betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag, stellende dat er geen dringende reden was en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig had opgezegd. De rechter concludeerde dat de opzegging een eenzijdige beslissing van de werkgever was en dat er geen schriftelijke instemming van de werkneemster was. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever niet had voldaan aan de vereisten voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet, aangezien er geen dringende reden was en het ontslag niet onverwijld was medegedeeld. De werkneemster had recht op een transitievergoeding van € 320,92 en een gefixeerde schadevergoeding van € 7.500,-, die de werkgever moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast werd de werkgever veroordeeld om deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken en de proceskosten te vergoeden. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever onmiddellijk aan de uitspraak moest voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10525004 VZ VERZ 23-6000
datum uitspraak: 29 augustus 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster],
woonplaats: [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. L.A. Jansen,
tegen
DredgeYard B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
vertegenwoordigd door [persoon A] .
De partijen worden hierna de werkneemster en de werkgever genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 25 mei 2023), met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van de werkneemster.
1.2.
Op 25 juli 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: de werkneemster met de gemachtigde en [persoon B] (juridisch medewerker bij de werkgever).

2.De feiten

2.1.
De werkneemster is op 1 november 2022 voor bepaalde tijd in dienst getreden in de functie van administratief medewerker voor 21 uur per week voor de duur van 12 maanden tegen een bruto salaris van € 2.200,-. In de arbeidsovereenkomst is geen tussentijdse opzegmogelijkheid opgenomen.
2.2.
Bij brief van 24 februari 2023 heeft de werkgever aan de werkneemster het volgende medegedeeld:
“Ik schrijf je deze brief naar aanleiding van enkele zaken die mij zorgen baren met betrekking tot jouw functioneren binnen Dredge Yard. Als werkgever heb ik de verantwoordelijkheid om je te waarschuwen dat je gedrag en prestaties tot op heden niet voldoen aan de verwachtingen die wij hebben van onze werknemers.
Sinds je op 1 november bij ons bent begonnen, zijn er een aantal zaken opgevallen. Zo heb je je al vijfmaal ziek gemeld, waarbij ik niet twijfel aan de oprechtheid van jouw ziekte, maar ik vraag mij af of je je wel goed voelt op jouw plek bij Dredge Yard. Ook ben je regelmatig laat op het werk, zonder dit vooraf te melden zoals vandaag en gisteren. Daarnaast heb je driemaal last minute vrij genomen, op de dag zelf in de ochtend. Dit is in strijd met de afspraken binnen Dredge Vard en brengt ons in de problemen omdat het werk wat wij van jou verwachten dan niet wordt gedaan en er geen mogelijkheid is tot het regelen van een vervanger zo kort van tevoren.
Ook is het mij opgevallen dat je weigert je laptop mee naar huis te nemen en dat je mijn instructies als jouw directe werkbegeleider negeert. Dit baart mij zorgen omdat het kan wijzen op een gebrek aan betrokkenheid bij jouw werk.
Tot slot heb ik fouten geconstateerd in jouw werk, waardoor ik van mening ben dat je jouw taken niet naar behoren uitvoert. Dit is teleurstellend, omdat ik van mening ben dat elke werknemer van Dredge Yard in staat moet zijn om het werk naar behoren te verrichten.
Daarom wil ik je waarschuwen dat deze situatie niet langer kan voortduren en dat ik van je verwacht dat je jouw werkzaamheden serieus neemt en jouw taken goed uitvoert. Mocht je deze waarschuwing niet ter harte nemen en jouw functioneren niet willen verbeteren, dan kan dit gevolgen hebben voor jouw dienstverband bij Dredge Yard.
Ik geloof in jouw kwaliteiten en weet dat je veel meer kunt dan je tot op heden hebt laten zien. Daarom hoop ik dat je deze waarschuwing als een kans ziet om jouw gedrag en prestaties te verbeteren en ik vertrouw erop dat je je hiervoor zal inzetten.”
2.3.
Op 29 maart 2023 is de werkneemster rond 8.25/8.30 uur op het werk verschenen om werkzaamheden te verrichten. Rond 8.30/8.35 uur is haar leidinggevende naar haar toegekomen. Hij overhandigde haar een brief. In deze brief staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Met deze brief wil ik je helaas informeren dat we genoodzaakt zijn om je contract bij Dredge Yard B.V. te beëindigen. Deze beslissing heb ik moeten nemen vanwege de aanhoudende prestatieproblemen die we hebben gezien in je functie als administratief medewerker. Ondanks eerdere gesprekken en waarschuwingen
hebben we geen verbetering in je werkprestaties gezien.
Je hebt je de afgelopen tijd vaak ziek gemeld en bent regelmatig te laat op het werk verschenen zonder dit vooraf te melden. Daarnaast heb je herhaaldelijk geweigerd om instructies op te volgen die ik als jouw direct leidinggevende heb gegeven. Ook hebben we veel fouten in je werk geconstateerd, met name op het gebied van administratie waar gevoelige informatie en geldstromen een rol spelen. Deze handelingen hebben ernstige gevolgen voor de operationele efficiëntie van onze Organisatie. Daarnaast heb ik de indruk gekregen dat je niet volledig toegewijd bent aan ons bedrijf en onze doelen. Het spijt me dat we deze stap hebben moeten nemen, maar we moeten ons bedrijf laten groeien met een team dat volledig toegewijd is aan onze doelen en waarden. Ik wil je bedanken voor de tijd die je bij ons hebt gewerkt en wens je het allerbeste voor de toekomst.”
2.4.
Bij brief van 6 april 2023 heeft de gemachtigde van de werkneemster aan de werkgever het volgende medegedeeld:
“(…) Cliënte vat uw brief op als ontslag op staande voet. U ziet echter de wet over het hoofd. Voor ontslag op staande voet is er nodig een dringende reden en onverwijldheid. Cliënte kreeg de brief van 29 maart 2023 overhandig nadat zij vanaf woensdag 22 maart 2023 arbeidsongeschikt is geweest. Cliënte nam op 29 maart 2023 plaats aan haar bureau en u vertelde aan cliënte dat overgegaan zou worden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. U heeft vervolgens de brief overhandigd. Cliënte heeft haar sleutel ingeleverd en alle bedrijfseigendommen zijn achtergebleven.
Cliënte stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van onverwijld gegeven ontslag. Ook is er geen sprake van dringende reden. Dit houdt in dat er geen sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet.
Door uw handelen heeft u ernstig verwijtbaar gehandeld.
Voor de duidelijkheid, cliënte stelt zich beschikbaar om haar werkzaamheden te
hervatten. (…)”

3.Het geschil

3.1.
De werkneemster verzoekt samengevat:
voor recht te verklaren dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd;
de werkgever te veroordelen aan haar te betalen de transitievergoeding van € 320,92 bruto met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2023;
de werkgever te veroordelen aan haar te betalen de gefixeerde schadevergoeding van € 15.612,90 te verhogen met vakantiegeld met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2023;
de werkgever te veroordelen binnen veertien dagen na datum van de beschikking aan haar een deugdelijke salarisspecificatie te verstrekken met betrekking tot de onder II en III genoemde bedragen op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag als zij daarmee in gebreke blijft;
de werkgever te veroordelen in de proceskosten;
de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De werkneemster baseert het verzoek op het volgende. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW opgezegd. Er is geen dringende reden en het ontslag op staande voet is niet onverwijld gegeven. De werkneemster heeft op grond van artikel 7:673 BW recht op een transitievergoeding. Deze bedraagt € 320,92 bruto. De werkgever is op grond van artikel 7:677 lid 4 BW de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. Deze bedraagt € 15.612,90 bruto, te verhogen met vakantiegeld. Op grond van artikel 7:686a lid 1 BW is de werkgever de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
3.3.
De werkgever is het niet eens met het verzoek. De werkgever voert aan dat de werkneemster heeft ingestemd met een ontslag met wederzijds goedvinden. De werkneemster gaf aan dat zij niet meer wilde werken. Ook is de werkneemster in verschillende gesprekken en brieven aangesproken op haar prestaties.

4.De beoordeling

4.1.
De werkneemster berust in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarmee staat vast dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 29 maart 2023.
De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de werkgever op 29 maart 2023 de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd of dat sprake is van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een opzegging door de werkgever, gelet op de tekst van de brief van 29 maart 2023. Hierin staat namelijk dat de werkgever de werkneemster informeert dat zij genoodzaakt is om het contract te beëindigen en dat zij deze beslissing heeft moeten nemen vanwege aanhoudende prestatieproblemen. Daaruit blijkt dat het initiatief voor de beëindiging kwam van de werkgever en dat het een eenzijdige beslissing van de werkgever is geweest. Dat de werkneemster toen haar spullen heeft gepakt, oké heeft gezegd en is vertrokken en op het moment zelf dus niet heeft geprotesteerd (naar eigen zeggen omdat zij erg verbouwereerd was) brengt niet mee dat sprake is geweest van een beëindiging met wederzijds goedvinden. Daarbij komt nog het volgende.
4.3.
Artikel 7:671 lid 1 BW bepaalt dat een werkgever een arbeidsovereenkomst in beginsel niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij één van de uitzonderingen genoemd onder a tot en met h BW van toepassing is. Voor zover de werkgever zich op het standpunt stelt dat de werkneemster heeft ingestemd met de opzegging van de arbeidsovereenkomst geldt dat niet is gebleken dat de werkneemster schriftelijk heeft ingestemd. Voor zover de werkgever zich op het standpunt stelt dat sprake is van een beëindiging met wederzijds goedvinden geldt dat dergelijke instemming een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist, waaruit blijkt dat de werkneemster instemt met de beëindiging. Deze strenge maatstaf dient ertoe de werkneemster te behoeden voor de ernstige gevolgen die instemming met onmiddellijke beëindiging van het dienstverband op deze wijze voor haar kan hebben, zoals verlies van aanspraken op een uitkering. In de onderhavige situatie rust op de werkgever een onderzoeksplicht om na te gaan of de werkneemster daadwerkelijk wilde instemmen met de beëindiging en had de werkgever de werkneemster moeten wijzen op de gevolgen daarvan voor een uitkering. Dat heeft de werkgever niet gedaan. De gemachtigde van de werkneemster heeft bovendien bij brief van 6 april 2023 al geprotesteerd tegen het ontslag, zodat toen in elk geval duidelijk was voor de werkgever dat de werkneemster de gebeurtenissen op 29 maart 2023 had opgevat als een door de werkgever verleend ontslag op staande voet.
Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven
4.4.
Van een rechtsgeldig ontslag op staande voet is sprake wanneer zich een dringende reden voordoet en die dringende reden ook onverwijld is medegedeeld (artikel 7:677 lid 1 BW). Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die als gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW).
4.5.
Van een dringende reden is in dit geval geen sprake. Uit de ontslagbrief blijkt dat de werkgever meerdere feiten en omstandigheden als dringende reden voor het ontslag heeft genoemd, maar deze feiten en omstandigheden zijn onvoldoende ernstig om als een dringende reden worden aangemerkt. Er is geen sprake van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst dus niet rechtsgeldig opgezegd. De verzochte verklaring voor recht wordt toegewezen. Over de andere ingestelde verzoeken oordeelt de kantonrechter als volgt.
De werkgever moet een gefixeerde schadevergoeding betalen
4.6.
Artikel 7:677 lid 4 BW bepaalt dat de partij die een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd, in strijd met artikel 7:677 lid 1 BW opzegt, aan de wederpartij een vergoeding is verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. De kantonrechter kan de vergoeding matigen indien hem dit met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt, maar tot niet minder dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden (artikel 7:672 lid 11 BW).
4.7.
Vaststaat dat de werkgever de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:677 lid 1 BW heeft opgezegd. Er was sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor een jaar, zonder tussentijdse opzegmogelijkheid. De kantonrechter maakt in dit geval gebruik van de mogelijkheid om de gefixeerde schadevergoeding ambtshalve billijkheidshalve te matigen tot € 7.500,- bruto (het loon vermeerderd met vakantietoeslag tot en met juni 2023, afgerond naar boven). De werkneemster is slechts zeer kort bij de werkgever in dienst geweest, zij is in die periode meerdere keren zonder goede reden te laat op haar werk gekomen en heeft erkend dat zij niet erg gemotiveerd was omdat zij het werk niet leuk genoeg vond. Verder heeft de werkgever nog aangeboden om de werkneemster terug in dienst te nemen, zowel voor als ook nog tijdens de zitting, maar de werkneemster heeft er om haar moverende reden voor gekozen om op dat aanbod niet in te gaan. In de huidige arbeidsmarkt moet de werkneemster bovendien snel ander werk kunnen vinden. De door de werkneemster gestelde psychische klachten kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Nog los van de omstandigheid dat deze klachten voor het eerst aan het slot van de mondelinge behandeling zijn genoemd en verder niet zijn onderbouwd, blijkt uit wat de werkneemster daarover ter zitting heeft verklaard niet dat deze klachten zodanig ernstig zijn dat deze haar houding en gedrag op het werk kunnen verklaren, noch dat deze een belemmering zouden zijn om ander werk te vinden. De wettelijke rente over voornoemde vergoeding wordt op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd en dus vanaf 29 maart 2023.
De werkgever moet de transitievergoeding betalen
4.8.
De werkneemster heeft recht op een transitievergoeding (artikel 7:673 lid 1 sub a BW). De transitievergoeding bedraagt volgens de werkneemster € 320,92 bruto en de werkgever heeft dat niet weersproken. Dit bedrag wordt toegewezen. De daarover verzochte wettelijke rente wordt op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst en dus vanaf 29 april 2023.
De werkgever moet deugdelijke bruto/netto-specificaties verstrekken
4.9.
Het verzoek om aan de werkneemster een deugdelijke salarisspecificatie te verstrekken wordt toegewezen. Ook de door de werkneemster verzochte dwangsom wordt toegewezen. Deze wordt gematigd tot € 50,- per dag tot een maximum van € 2.500,-. De kantonrechter ziet aanleiding om te bepalen dat de dwangsommen pas vanaf een maand na vandaag gaan lopen.
De werkgever moet de proceskosten betalen
4.10.
De werkgever krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 289 Rv). De kantonrechter stelt de kosten aan de kant van de werkneemster tot vandaag vast op € 86,- aan griffierecht en € 793,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 879,-. Dit bedrag moet rechtstreeks aan de gemachtigde van de werkneemster worden betaald, omdat de werkneemster procedeert op basis van een toevoeging. Voor kosten die de werkneemster maakt na deze uitspraak moet de werkgever een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In deze beschikking hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
De beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
4.11.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd;
5.2.
veroordeelt de werkgever om aan de werkneemster te betalen de transitievergoeding van € 320,92 bruto, met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 29 april 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
5.3.
veroordeelt de werkgever om aan de werkneemster te betalen de gefixeerde schadevergoeding van € 7.500,- bruto, vermeerderd met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 29 maart 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
5.4.
veroordeelt de werkgever om binnen een maand na vandaag aan de werkneemster deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken met betrekking tot de in 5.2 en 5.3 genoemde bedragen, op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag dat de werkgever daaraan niet voldoet, met dien verstande dat de werkgever maximaal een bedrag van € 2.500,- aan dwangsommen zal kunnen verbeuren;
5.5.
veroordeelt de werkgever in de proceskosten, die aan de kant van de werkneemster tot vandaag worden vastgesteld op € 879,-, welk bedrag rechtstreeks aan de gemachtigde van de werkneemster moet worden betaald;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
26975