ECLI:NL:RBROT:2024:12657

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
11318499 VZ VERZ 24-8234
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag op staande voet en toewijzing van billijke en transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A], een uitvaartverzorgster, en haar werkgever Mavendo B.V. [persoon A] was op 24 juli 2024 op staande voet ontslagen vanwege vermeende werkweigering. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag en de werkgever niet onverwijld had opgezegd of de reden onverwijld had meegedeeld. De kantonrechter wees de verzoeken van [persoon A] grotendeels toe, waaronder een billijke vergoeding van € 10.000 en een transitievergoeding van € 694,29. De kantonrechter concludeerde dat Mavendo ernstig verwijtbaar had gehandeld door het ontslag op staande voet te geven zonder aan de wettelijke vereisten te voldoen. Daarnaast werd Mavendo veroordeeld tot het betalen van wettelijke rente over de vergoedingen en de proceskosten. [persoon A] werd ook verplicht om enkele bedrijfseigendommen terug te geven aan Mavendo.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11318499 VZ VERZ 24-8234
datum uitspraak: 9 december 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A],
woonplaats: Gouda,
verzoekster, verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigden: mr. L.M. Kennedie en mr. A. Birkhoff,
tegen
Mavendo B.V.,
vestigingsplaats: Schiedam,
verweerster, verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.C. Brökling.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘Mavendo’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [persoon A] , met bijlagen;
  • het verweerschrift van Mavendo met een tegenverzoek, met bijlagen.
1.2.
Op 18 november 2024 heeft de kantonrechter de zaak tijdens een mondelinge behandeling met de partijen en de gemachtigden besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] werkte sinds 2 januari 2024 bij Mavendo als uitvaartverzorgster. Zij is op 24 juli 2024 op staande voet ontslagen, omdat sprake zou zijn van werkweigering. [persoon A] legt zich bij het ontslag neer, maar vraagt om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een gefixeerde schadevergoeding. Verder wil ze dat Mavendo wordt veroordeeld om een eindafrekening te verstrekken en uit te betalen en € 5.000,- aan juridische kosten te vergoeden.
2.2.
Mavendo vindt dat het verzoek moet worden afgewezen. Volgens haar is het ontslag rechtsgeldig. Ze eist dat [persoon A] wordt veroordeeld om enkele bedrijfseigendommen terug te geven.
2.3.
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven. De verzoeken van [persoon A] worden daarom grotendeels toegewezen. [persoon A] moet daarnaast de bedrijfseigendommen teruggeven. In deze beschikking legt de kantonrechter dit oordeel uit.
De kantonrechter moet het ontslag op staande voet beoordelen
2.4.
De kantonrechter stelt voorop dat zij in deze beschikking moet beoordelen of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Mavendo heeft zich op het standpunt gesteld dat dit niet meer hoeft, omdat zij het ontslag heeft ingetrokken, zodat het niet meer bestaat. Dit betoog volgt de kantonrechter niet.
2.5.
De opzegging van een arbeidsovereenkomst is een eenzijdige rechtshandeling. Die kan nadat hij de werknemer heeft bereikt in principe niet meer worden ingetrokken (artikel 3:37 lid 5 BW). Dat is alleen mogelijk wanneer de werknemer daarmee instemt. [1]
2.6.
[persoon A] heeft niet ingestemd met het intrekken van de opzegging. Ze heeft in een brief van 5 augustus 2024 wel verzocht om uiterlijk 9 augustus een bevestiging te sturen van de vernietiging van het ontslag. Binnen die termijn heeft Mavendo echter niet gereageerd. Zij heeft pas op 11 september 2024 laten weten dat zij terugkwam op het ontslag. [persoon A] heeft daar niet mee ingestemd. De opzegging is dus niet van de baan, zodat de kantonrechter daar nog over moet oordelen.
[persoon A] heeft recht op een billijke vergoeding
2.7.
[persoon A] heeft recht op een billijke vergoeding (artikel 7:681 lid 1 onder a BW en artikel 7:671 BW). [persoon A] is namelijk niet akkoord gegaan met de opzegging en aan geen van de voorwaarden voor een ontslag op staande voet is voldaan. Die voorwaarden zijn kort gezegd een dringende reden, onverwijld opzeggen en onverwijld meedelen van de reden (artikel 7:677 lid 1 BW). Hierna licht de rechter toe waarom aan die voorwaarden niet is voldaan.
Wat is er gebeurd?
2.8.
[persoon A] moest op zondag 21 juli 2024 werken. Om 13.00 uur was zij voor een afspraak in Lopik. Zij kreeg op dat moment van haar leidinggevende (en de indirect bestuurder van Mavendo) [persoon B] het verzoek om naar Ubbergen te gaan voor een ‘regelgesprek’. Dat is een eerste gesprek met de nabestaanden van een overledene na een overlijdensgeval. [persoon A] heeft geweigerd om daarheen te gaan. Zij heeft aangegeven dat zij hier geen tijd voor had, heeft een andere oplossing voorgesteld, en is niet naar Ubbergen gegaan.
2.9.
Op de daaropvolgende maandag en dinsdag heeft [persoon A] ook gewerkt. Zij heeft op de dinsdag ook een aanvaring gehad met haar andere leidinggevende [persoon C] (ook indirect bestuurder). Hij heeft haar verzocht om die middag een regelgesprek te voeren in Schiedam. [persoon A] heeft in eerste instantie ook dat gesprek geweigerd, doordat zij een te hoge werkdruk ervoer, maar uiteindelijk is zij wel gegaan.
2.10.
Op dinsdagavond heeft zij een kritische mail gestuurd aan Mavendo. Zij schrijft daarin dat ze een te hoge werkdruk ervaart en dat zij zich onvoldoende gehoord voelt wanneer ze daarover het gesprek aan wil gaan. Verder heeft ze haar onvrede geuit over overwerken en het werken in de weekenden en de manier waarop ze daarvoor gecompenseerd wordt.
2.11.
Op woensdagmorgen wilden [persoon C] en [persoon B] het gesprek met haar aangaan over deze mail. [persoon A] heeft aangegeven dat zij dat op dat moment niet wilde. Mavendo heeft haar vervolgens op staande voet ontslagen. In de ontslagbevestiging heeft zij geschreven: “
Aan dat ontslag liggen de volgende redenen ten grondslag: Werkweigering; artikel 7:678 BW.”
Er is geen dringende reden
2.12.
Er is geen dringende reden voor een ontslag op staande voet. Met een dringende reden wordt bedoeld één of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden.
2.13.
Uit de brief blijkt niet duidelijk wat nu de reden is van het ontslag: de weigering om op zondag een regelgesprek in Ubbergen te voeren, de (aanvankelijke) weigering om het regelgesprek in Schiedam te voeren, de weigering om het gesprek aan te gaan, of een combinatie daarvan. Uit het verweerschrift (alinea 3.6) maakt de kantonrechter op dat het gaat om de weigering op zondag, en de omstandigheid dat uit de mail van [persoon A] volgt dat zij niet meer in de weekenden wil werken.
2.14.
De kantonrechter oordeelt dat dit geen dringende reden vormt voor een ontslag op staande voet. Mavendo heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat het gaat om redelijke opdrachten en dat [persoon A] hardnekkig geweigerd heeft (artikel 6:678 lid 2 onder j BW). Dat werkt de kantonrechter hierna uit.
Het is onvoldoende gebleken dat het een redelijke opdracht was
2.15.
Mavendo heeft er in haar verweerschrift op gewezen dat zij op grond van de arbeidsovereenkomst in combinatie met de toepasselijke cao van [persoon A] mocht vragen dat zij ook in de weekenden zou werken. Dit heeft [persoon A] tijdens de zitting niet betwist. Op zich konden de werktijden voor [persoon A] dus geen reden zijn om de rit naar Ubbergen te weigeren. [persoon A] heeft echter aangegeven dat de reden met name was dat zij nog veel werk te verzetten had, dus dat het geen redelijk verzoek van Mavendo was. Mavendo heeft vervolgens niet verder onderbouwd dat zij de afspraak in Ubbergen gezien de werkdruk van [persoon A] op dat moment van haar kon verwachten.
Het is onvoldoende gebleken dat de weigering hardnekkig was
2.16.
Bovendien vindt de kantonrechter van belang dat Mavendo onvoldoende heeft onderbouwd dat [persoon A] hardnekkig heeft geweigerd. Volgens [persoon A] heeft zij geopperd dat haar collega [persoon D] naar Ubbergen zou rijden en heeft Mavendo daar vervolgens schoorvoetend mee ingestemd. Mavendo heeft dat betwist, maar heeft niet verder onderbouwd hoe zij heeft gereageerd op de weigering van [persoon A] . Zij had dat bijvoorbeeld kunnen doen door het Whatsappbericht waarin [persoon A] heeft geweigerd in het geding te brengen, inclusief haar reactie daarop. Dat heeft zij niet gedaan. De kantonrechter vindt daarom onvoldoende onderbouwd dat [persoon A] wist of kon weten hoe hoog Mavendo dit heeft opgenomen.
2.17.
De kantonrechter begrijpt dat Mavendo de weigering wel hardnekkig vindt, omdat uit de mail van [persoon A] van dinsdag zou moeten blijken dat zij weigert om nog in de weekenden te werken. Allereerst leest de kantonrechter dit niet in die mail. [persoon A] schrijft daarin alleen dat zij nergens kan teruglezen dat zij dat verplicht is. Zelfs als dat in die mail zou kunnen worden gelezen, dan betreft dat uitsluitend een toekomstige omstandigheid. Het had in dat geval op de weg van Mavendo gelegen om daar het gesprek over aan te gaan en [persoon A] uit te leggen waarom dat volgens Mavendo wel van [persoon A] kan worden verwacht.
Ook gezien de andere omstandigheden is het geen dringende reden
2.18.
Zoals hiervoor al is overwogen zijn alle omstandigheden van belang bij het beoordelen van de vraag of sprake is van een dringende reden. Als de andere omstandigheden worden meegewogen dan komt de kantonrechter ook niet tot het oordeel dat sprake is van een dringende reden. Integendeel, afgezien van dit voorval is niet gebleken dat Mavendo enige reden had om het dienstverband te beëindigen.
2.19.
Kort voor het ontslag was Mavendo nog een nieuwe arbeidsovereenkomst voor een jaar overeengekomen met [persoon A] . Deze overeenkomst zou ingaan op 2 augustus 2024. Kennelijk was Mavendo tevreden over het functioneren van [persoon A] .
Het ontslag op staande voet is niet geldig
2.20.
Omdat het ontslag hierdoor al niet geldig is, hoeft in principe niet meer te worden beoordeeld of aan de andere voorwaarden voor een ontslag op staande voet is voldaan. De kantonrechter doet dit nog wel kort, omdat zij dat ook van belang vindt voor de billijke vergoeding.
Er is niet onverwijld opgezegd
2.21.
Mavendo heeft de arbeidsovereenkomst niet onverwijld opgezegd. Mavendo heeft [persoon A] namelijk niet zo spoedig mogelijk na het ontdekken van de dringende reden ontslagen. [persoon A] heeft op zondag geweigerd om naar Ubbergen te gaan. Zij heeft die dag en de twee dagen erna ‘gewoon’ gewerkt en is pas op woensdag ontslagen.
De reden is niet onverwijld meegedeeld
2.22.
Mavendo heeft de reden voor het ontslag niet onverwijld aan [persoon A] meegedeeld. In de ontslagbrief staat alleen maar: “
Aan dat ontslag liggen de volgende redenen ten grondslag: Werkweigering; artikel 7:678 BW.” Mavendo heeft niet gesteld dat zij mondeling een uitgebreidere toelichting heeft gegeven. Door deze toelichting is het voor [persoon A] niet duidelijk wat precies de reden van het ontslag was.
Mavendo moet een billijke vergoeding van € 10.000,- betalen
2.23.
De Hoge Raad heeft uitgangspunten gegeven voor het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding [2] . De kantonrechter moet rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval. Daarbij kan in aanmerking worden genomen hoe lang de arbeidsovereenkomst nog zou hebben geduurd als het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werkgever wordt weggedacht. Ook mag rekening worden gehouden met de gevolgen van het ontslag. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
2.24.
[persoon A] vraagt een billijke vergoeding van € 50.000,-. Zij wijst erop dat ze in ieder geval nog een jaar in dienst zou zijn geweest, omdat de partijen net een nieuw jaarcontract hadden getekend. Een jaarsalaris komt neer op ongeveer € 42.000,-. Hier telt ze € 5.000,- aan gemaakte juridische kosten bij op. Dat rondt ze daarna af naar boven. De kantonrechter stelt de billijke vergoeding vast op een aanmerkelijk lager bedrag, namelijk € 10.000,-. Dat licht ze hierna toe.
2.25.
[persoon A] gaat er vanuit dat zij nog een jaar in dienst zou zijn geweest, omdat zij net een nieuwe arbeidsovereenkomst was aangegaan. De kantonrechter volgt dit uitgangspunt grotendeels. Echter volgt uit de mail van [persoon A] wel dat zij niet tevreden is met haar dienstverband. Zo sluit zij de mail af met de zin “
Ik probeer een manier te vinden om met jullie samen te werken maar ik merk dat ik dat lastig vind.” Het is daarom niet onvoorstelbaar dat [persoon A] een andere baan zou hebben gezocht.
2.26.
Voor de vaststelling van de billijke vergoeding is niet alleen relevant hoe lang de arbeidsovereenkomst zou hebben geduurd zonder de opzegging, zoals [persoon A] lijkt te veronderstellen. Ook is relevant welke andere inkomsten [persoon A] heeft en kan krijgen. Daarbij is in dit geval van belang dat [persoon A] het loon over twee maanden al gehad heeft. Mavendo heeft namelijk op eigen initiatief het loon over de maanden augustus en september 2024 volledig uitbetaald. [persoon A] heeft dus pas inkomensschade vanaf oktober 2024. Zij heeft bovendien zelf gesteld dat zij een WW-uitkering zal kunnen krijgen als het ontslag wordt vernietigd. Zij ontvangt dan in ieder geval drie maanden 70% van haar loon.
2.27.
[persoon A] heeft gesteld dat zij op dit moment nog geen nieuw werk heeft. De kantonrechter verwacht dat [persoon A] echter niet lang zonder werk zal zitten. Zij heeft zelf aangegeven dat de banen voor het oprapen liggen. In die zin wordt de inkomensschade die zij lijdt door de opzegging gedrukt.
2.28.
De inkomensschade die [persoon A] uiteindelijk zal lijden door het ontslag schat de kantonrechter op basis van het voorgaande op twee maandsalarissen. De kantonrechter ziet aanleiding om de billijke vergoeding op te hogen naar € 10.000,-. Daarvoor is allereerst van belang dat een grote mate van verwijtbaarheid aan de kant van Mavendo ligt. [persoon A] had weliswaar de arbeidsrelatie enigszins op scherp gezet, door de werkweigering van zondag en de kritische mail van dinsdagavond. Dat gaf Mavendo echter (lang niet) het recht om tot een ontslag op staande voet over te gaan en al zeker niet op deze manier, namelijk niet onverwijld en zonder onverwijlde mededeling van de reden.
2.29.
De kantonrechter vindt het dan ook begrijpelijk dat [persoon A] (uiteindelijk) heeft berust in het ontslag. Mavendo heeft wel aangeboden het ontslag in te trekken, maar dat deed zij pas 1,5 maand na het verzoek van [persoon A] . Dat dit inmiddels een gepasseerd station was voor [persoon A] , vindt de kantonrechter begrijpelijk en dat kan dus niet tegen haar gebruikt worden, zoals Mavendo wel heeft betoogd.
2.30.
Mavendo wordt dus veroordeeld om een billijke vergoeding van € 10.000,- te betalen. Daarbij heeft de kantonrechter de gemaakte juridische kosten niet betrokken, omdat zij die hierna bespreekt in het kader van de proceskosten.
2.31.
[persoon A] heeft ook verzocht dat Mavendo wordt veroordeeld om een specificatie van de billijke vergoeding te verstrekken. Zij heeft niet gesteld op basis waarvan Mavendo dit verplicht zou zijn. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.
Mavendo moet een transitievergoeding van € 694,29 betalen
2.32.
[persoon A] heeft recht op een transitievergoeding omdat Mavendo de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en dat niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [persoon A] . De arbeidsovereenkomst eindigt namelijk juist omdat Mavendo ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, door [persoon A] in strijd met de wet op staande voet te ontslaan (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW).
2.33.
Volgens [persoon A] is de hoogte van de transitievergoeding € 694,29 bruto. Mavendo heeft daar geen verweer tegen gevoerd en voor zover de kantonrechter kan nagaan is dit berekend volgens de wet. Dit bedrag moet Mavendo daarom betalen.
2.34.
De wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen vanaf 24 augustus 2024, een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a lid 1 BW).
Mavendo hoeft alleen nog rente over de gefixeerde schadevergoeding te betalen
2.35.
[persoon A] heeft ook gevraagd om een gefixeerde schadevergoeding. In het verweerschrift heeft Mavendo gesteld dat ze die al heeft betaald. Ze heeft ook specificaties daarvoor aangeleverd. [persoon A] heeft tijdens de zitting op vragen van de kantonrechter geantwoord dat zij niet weet of de vergoeding nu volledig is betaald. Het had wel op haar weg gelegen om dit na te gaan. De kantonrechter oordeelt daarom dat vast staat dat Mavendo de gefixeerde schadevergoeding heeft betaald.
2.36.
[persoon A] heeft gesteld dat de vergoeding in ieder geval te laat is betaald. Dat heeft Mavendo niet betwist. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 24 juli 2024, de dag van ontslag (artikel 7:686a lid 1 BW). Omdat beide partijen niet hebben laten weten wanneer deze vergoeding is betaald, wordt de rente toegewezen tot de dag dat die is betaald.
Mavendo hoeft geen eindafrekening meer op te maken en te betalen
2.37.
[persoon A] heeft ook gevraagd Mavendo te veroordelen tot het verstrekken en uitbetalen van een eindafrekening. Daarvoor geldt hetzelfde als voor de gefixeerde schadevergoeding. Mavendo heeft in het verweerschrift gesteld dat zij dit al heeft gedaan en heeft een loonstrook daarvan bijgevoegd. Het gaat feitelijk alleen om loon en opgebouwde vakantiebijslag. [persoon A] heeft tijdens de zitting niet gesteld dat deze afrekening onjuist is, of dat die nog niet betaald is. Dit verzoek wordt dus afgewezen.
Mavendo moet wettelijke rente en wettelijke verhoging over de eindafrekening betalen
2.38.
[persoon A] heeft gesteld dat dit bedrag ook in ieder geval te laat betaald is. Dat heeft Mavendo niet betwist. Mavendo moet daarom wettelijke rente betalen. Het loon en de vakantiebijslag hadden bij het einde van de arbeidsovereenkomst uitbetaald moeten worden (artikel 7:623 BW en 17 lid 3 WML). De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 1 augustus 2024. Omdat beide partijen niet hebben laten weten wanneer de eindafrekening is betaald, wordt de rente toegewezen tot de dag dat die is betaald. Als bedrag van de eindafrekening wordt € 3.056,08 bruto gehanteerd, het bedrag dat Mavendo in de eindafrekening heeft opgenomen.
2.39.
Omdat de opgebouwde vakantietoeslag te laat is betaald moet Mavendo ook wettelijke verhoging betalen (artikel 7:625 BW). De kantonrechter matigt deze tot maximaal 25%, omdat Mavendo mede te laat betaald heeft vanwege een juridische discussie over de vraag of het ontslag terecht is gegeven.
[persoon A] moet de bedrijfseigendommen inleveren
2.40.
Er is geen discussie over dat [persoon A] nog enkele bedrijfseigendommen moet teruggeven. Tijdens de zitting waren de partijen het erover eens dat zij een aantal van de eigendommen heeft achtergelaten in de bedrijfsauto, waarover Mavendo de beschikking heeft. [persoon A] heeft nu thuis nog vijf blouses, een colbert, een gilet en twee pantalons. Het tegenverzoek om deze eigendommen af te geven wordt toegewezen.
2.41.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om een dwangsom te verbinden aan deze veroordeling. [persoon A] heeft namelijk tijdens de zitting, in het bijzijn van haar gemachtigde, verklaard dat ze aan deze veroordeling zal voldoen. Het ligt op de weg van de partijen om hier samen afspraken over te maken.
Mavendo moet de proceskosten betalen
2.42.
De proceskosten komen voor rekening van Mavendo, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die Mavendo aan [persoon A] moet betalen op € 87,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 1.036,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend.
2.43.
Mavendo hoeft dus niet de werkelijke kosten van € 5.000,- te vergoeden die [persoon A] heeft gemaakt, zoals [persoon A] heeft verzocht. Dat hoeft namelijk alleen maar als sprake is van buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht. Dit kan niet snel worden aangenomen. [3] In dit geval zijn er niet zulke buitengewone omstandigheden.
Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.44.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat [persoon A] dat heeft gevraagd en Mavendo daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Mavendo om aan [persoon A] een billijke vergoeding van € 10.000,- bruto te betalen;
3.2.
veroordeelt Mavendo om aan [persoon A] de transitievergoeding van € 694,29 bruto te betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 24 augustus 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt Mavendo om aan [persoon A] de wettelijke rente van artikel 6:119 BW te betalen over de gefixeerde schadevergoeding van € 7.435,14 bruto, vanaf 24 juli 2024 tot de dag dat deze volledig is betaald, en over de eindafrekening van € 3.056,08 bruto, vanaf 1 augustus 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt Mavendo om de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW te betalen over de eindafrekening van € 3.056,08 bruto vanaf 1 augustus 2024, tot een maximum van 25%;
3.5.
bepaalt dat [persoon A] binnen 24 uur na betekening van deze beschikking bij Mavendo vijf blouses, een colbert, een gilet en twee pantalons moet inleveren;
3.6.
veroordeelt Mavendo in de proceskosten, die aan de kant van [persoon A] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.036,-;
3.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9069, 3.4
2.Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (
3.Hoge Raad 23 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1934, 3.3