ECLI:NL:RBROT:2024:1289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
ROT 22/5915
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling onroerende zaak ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had op 31 januari 2022 de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] vastgesteld op € 333.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat de waarde ten hoogste € 313.000,- zou moeten zijn. Hij voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de staat van de woning, waaronder gedateerde voorzieningen en de onderhoudstoestand. Eiser betoogde ook dat de heffingsambtenaar geen inzicht had gegeven in de waardebepaling ten opzichte van vergelijkbare woningen.

De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat de waarde was bepaald door middel van een systematische vergelijking met referentieobjecten, waarbij de belangrijkste waardebepalende kenmerken voldoende waren toegelicht. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en dat de argumenten van eiser niet tot een ander oordeel leidden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde gehandhaafd blijft. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5915

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2024 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

(gemachtigde: [naam 1]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam,

(gemachtigde: [naam 2]).

Procesverloop

Met het besluit van 31 januari 2022 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] (de woning) per de waardepeildatum van 1 januari 2021 vastgesteld op € 333.000,- op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Met deze waardevaststelling is aan eiser ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Rotterdam voor het belastingjaar 2022 opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 24 november 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, om een onderzoek ter zitting achterwege te laten, zodat uitspraak zal worden gedaan op grond van de gedingstukken. De rechtbank heeft het onderzoek op 10 januari 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is eigenaar van de woning. Het is een bovenwoning met een gebruiksoppervlakte van 70 m². Het bouwjaar is 1934.
2. Eiser betoogt dat de waarde van de woning ten hoogste € 313.000,- bedraagt. De heffingsambtenaar heeft geen inzicht gegeven in de manier waarop de onderlinge verschillen tussen de woning en de referentieobjecten zijn verdisconteerd. De heffingsambtenaar heeft onvoldoende rekening gehouden met de gedateerde voorzieningen, de matige onderhoudstoestand en de kwaliteit van de woning. De voorzieningen zijn meer dan 20 jaar oud en de woning wordt verwarmd door een gaskachel van 15 jaar oud. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte de (vrijwel) identieke buurpanden [adres 2] en [adres 3] niet betrokken bij de waardebepaling. [1]
3. De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ de waarde van de woning wordt bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "
de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding". [2] De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. [3]
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit het taxatierapport blijkt dat de waarde van de woning is bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn, waarbij de verschillen tussen de woning en de referentieobjecten voldoende zijn toegelicht. De referentieobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, gebruiksoppervlakte, voorzieningen, onderhoud en kwaliteit voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De gemiddelde gecorrigeerde vierkantemeterprijs van de referentieobjecten is hoger dan de vierkantemeterprijs van de woning.
5. Wat eiser heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Met het taxatierapport heeft de heffingsambtenaar voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de onderlinge verschillen tussen de woning en de referentieobjecten worden verdisconteerd. De heffingsambtenaar heeft voldoende toegelicht dat rekening is gehouden met de staat van de voorzieningen en het onderhoud van de woning door de woning te vergelijken met woningen uit hetzelfde bouwjaar. Eiser heeft geen foto’s van de woning overgelegd, zodat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de beoordeling door de heffingsambtenaar. Met de bijlage bij het taxatierapport heeft de heffingsambtenaar voldoende toegelicht dat ook wanneer rekening wordt gehouden met de door eiser aangedragen objecten, de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit die bijlage blijkt namelijk dat ook in dat geval de gemiddelde gecorrigeerde vierkantemeterprijs van de referentieobjecten hoger is dan de vierkantemeterprijs van de woning.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de WOZ-waarde hetzelfde blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Hij krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. de Bloois, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2024.
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.

Voetnoten

1.Rb. Oost-Brabant 12 juni 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:2951.
2.Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44.
3.HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4300.