ECLI:NL:RBROT:2024:1744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
ROT 23/5210
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet verschijnen op gesprek en niet voldoen aan informed consent vereiste

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvragen zijn door het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel afgewezen, omdat eiser niet is verschenen op een gesprek en niet heeft voldaan aan de medewerkingsverplichting. Eiser heeft op 2 november 2022 een aanvraag ingediend, maar verscheen niet op het gesprek op 27 januari 2023. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van de schending van de medewerkingsverplichting. Eiser stelt dat hij door medicatie niet op tijd kon verschijnen en dat verweerder niet voldoende rekening heeft gehouden met zijn situatie.

De rechtbank oordeelt dat eiser zijn medewerkingsverplichting heeft geschonden door niet op het gesprek te verschijnen, maar dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser correct is geïnformeerd over de gevolgen van het niet meewerken aan een huisbezoek. Eiser had op 7 februari 2023 opnieuw een aanvraag ingediend, maar ook deze werd afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen redelijke grond was voor de afwijzing van de tweede aanvraag, omdat verweerder niet heeft voldaan aan het vereiste van informed consent. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, waarbij verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag van 7 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5210

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2024 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. G.H. Amstelveen),
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, verweerder
(gemachtigde: [naam 1]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvragen van eiser om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Verweerder heeft de aanvragen met de besluiten van 27 januari 2023 en 27 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 juni 2023 op de bezwaren van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 2] (tolk Farsi) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

De aanvraag van 2 november 2022
2. Eiser heeft op 2 november 2022 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering. Op 12 december 2022 heeft verweerder een anonieme tip ontvangen dat eiser niet op het opgegeven adres, [adres], zou wonen en zijn woning zou onderverhuren. In verband met het beoordelen van de bijstandsaanvraag heeft verweerder eiser uitgenodigd voor een gesprek op 27 januari 2023. Eiser is op deze afspraak niet verschenen, waarna verweerder de aanvraag heeft afgewezen.
3. Verweerder heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat eiser zijn medewerkingsverplichting heeft geschonden door niet te verschijnen op het gesprek van 27 januari 2023. Als gevolg hiervan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hem niet kan worden verweten dat hij niet is verschenen op het gesprek op 27 januari 2023 om 8.00 uur. Hij slikt zware medicatie voor zijn psychische klachten en heeft daardoor moeite met wakker worden. Verweerder is bekend met de psychische klachten van eiser en het feit dat hij wordt begeleid door [naam 3] van Stichting Welzijn Capelle. Haar e-mailadres stond op het aanvraagformulier en verweerder was daarom in de gelegenheid om haar van de afspraak op de hoogte te stellen.
Daarnaast stelt eiser dat hij voldoende heeft meegewerkt om zijn recht op bijstand te kunnen vaststellen. Eiser heeft verweerder onverwijld op de hoogte gesteld van de reden dat hij niet op het gesprek is verschenen en verweerder had hem daarom een nieuwe mogelijkheid moeten bieden voor een intakegesprek. Ook had verweerder los van het intakegesprek kunnen beoordelen of eiser voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering.
5. Het gaat in dit geding om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. In dat geval ligt het op de weg van de aanvrager aannemelijk te maken dat hij voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering. In dat kader moet de aanvrager de nodige duidelijkheid verschaffen over feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Het is vervolgens aan verweerder om in het kader van de onderzoeksplicht de door de aanvrager verstrekte inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren.
5.1.
Vaststaat dat eiser zonder voorafgaand bericht van verhindering niet is verschenen op het gesprek op 27 januari 2023. Hiermee heeft eiser de op hem rustende inlichtingen- en medewerkingsverplichting geschonden. Dat eiser als gevolg van (de bijwerkingen van) zijn medicatie te laat wakker is geworden, is geen reden om tot een ander oordeel te komen. Indien eiser als gevolg van zijn medicatiegebruik problemen heeft met op tijd wakker worden, dient hij maatregelen te treffen. Verweerder was niet gehouden [naam 3] van de afspraak op de hoogte te stellen. Eiser heeft bij zijn aanvraag van 2 november 2022 niet kenbaar gemaakt dat zij als contactpersoon fungeert en dat eventuele post mede naar haar (e-mail)adres dient te worden gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder uit het enkele feit dat er e-mailcontact met [naam 3] is geweest over het inleveren van stukken niet hoeven afleiden dat verdere of andere correspondentie ook naar haar zou moeten worden gestuurd. Daarnaast was verweerder niet verplicht eiser nogmaals in de gelegenheid te stellen op een afspraak te verschijnen. Zoals hiervoor al overwogen, lag het op de weg van eiser om maatregelen te treffen om op tijd op de afspraak te verschijnen of deze te laten verplaatsen naar een later tijdstip.
6. Naar het oordeel van de rechtbank was het gesprek noodzakelijk om het recht op bijstand van eiser te kunnen vaststellen omdat er onduidelijkheden waren over de woonsituatie van eiser. Verweerder had een anonieme tip ontvangen dat eiser niet op het opgegeven adres zou wonen en zijn woning zou onderverhuren. Daarnaast bleek uit de bankafschriften van eiser dat hij voornamelijk pintransacties in Rotterdam verrichtte, terwijl in Capelle aan den IJssel nauwelijks gepind werd. Verweerder kon het recht op bijstand dan ook niet vaststellen op grond van de stukken die eiser heeft ingeleverd.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van 2 november 2022 terecht afgewezen omdat als gevolg van een schending van de inlichtingen- en medewerkingsverplichting eisers recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De aanvraag van 7 februari 2023
8. Op 7 februari 2023 heeft eiser opnieuw een aanvraag om bijstand ingediend. In verband met de beoordeling van deze aanvraag heeft verweerder op 9 maart 2023 en 24 maart 2023 met eiser gesproken. Aansluitend op het gesprek van 24 maart 2023 heeft verweerder geprobeerd een huisbezoek bij eiser af te leggen, waarna verweerder de aanvraag heeft afgewezen.
9. Verweerder heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiser zijn medewerkingsverplichting heeft geschonden door zijn medewerking aan een huisbezoek te weigeren. Voor dit huisbezoek bestond volgens verweerder een redelijke grond omdat verweerder een anonieme tip had ontvangen dat eiser niet zou wonen op het opgegeven adres en dat de woning zou worden onderverhuurd. Daarnaast is op de bankafschriften te zien dat eiser voornamelijk in Rotterdam pinbetalingen verricht en er in Capelle aan den IJssel nauwelijks pintransacties plaatvinden. Verder heeft eiser tijdens het gesprek op 24 maart 2023 verklaard dat hij een vriendin heeft die af en toe op bezoek is en dat hij op dat moment ook bezoek zou hebben van meerdere kennissen. Eiser kon van deze kennissen geen namen of adresgegevens verstrekken.
10. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij wel heeft meegewerkt aan het huisbezoek. Hij heeft mondeling toestemming verleend voor het huisbezoek en wilde alleen voorafgaand aan het huisbezoek zijn vriendin, die zich in de woning bevond, waarschuwen. Verder voert eiser aan dat er geen redelijke grond bestond voor het afleggen van een huisbezoek. De anonieme tip is hiervoor onvoldoende. Eiser betwist dat hij tijdens het intakegesprek heeft verklaard dat er vrienden in zijn woning aanwezig waren.
11. Volgens vaste rechtspraak ligt het, indien het onmiddellijk afleggen van een huisbezoek op het door de betrokkene opgegeven adres noodzakelijk is, in de risicosfeer van de betrokkene indien dat huisbezoek niet mogelijk is. Alleen een zwaarwegende reden die aan onmiddellijke uitvoering van een huisbezoek in de weg staat, kan een rechtvaardigingsgrond zijn voor het niet verlenen van de verlangde medewerking. [1]
11.1.
Naar het oordeel van de rechtbank vormt het waarschuwen van een vriendin die in de woning aanwezig is, geen zwaarwegende reden op grond waarvan van eiser geen medewerking kon worden verlangd tot het onmiddellijk afleggen van een huisbezoek.
12. Volgens verdere vaste rechtspraak kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek eerst gevolgen worden verbonden (in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van de bijstand) indien voor dat huisbezoek een redelijke grond bestaat. Van een redelijke grond voor een huisbezoek is sprake als voorafgaand aan – dat wil zeggen: vóór of uiterlijk bij aanvang van – het huisbezoek duidelijk is dát en op grond van welke concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene verstrekte gegevens, voor zover deze van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand en het bijstandverlenend orgaan deze gegevens niet op een andere effectieve en voor betrokkene minder belastende wijze kan verifiëren. [2]
12.1.
Naar het oordeel van de rechtbank was er een redelijke grond voor het afleggen van het huisbezoek. Er was sprake van een anonieme tip dat eiser mogelijk niet zou wonen op het door hem opgegeven adres. Daarnaast blijkt uit de bankafschriften dat eiser voornamelijk in Rotterdam pinbetalingen verricht en nauwelijks in Capelle aan den IJssel.
13. In het geval dat sprake is van een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek, dient de belanghebbende erop te worden gewezen dat het weigeren van toestemming gevolgen kan hebben voor de verlening van bijstand en de toestemming van de belanghebbende moet berusten op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek. Dit is het zogenaamde vereiste van informed consent
.Volgens vaste rechtspraak is het aan verweerder om te bewijzen dat voldaan is aan het vereiste van informed consent voorafgaand aan het afleggen van een huisbezoek. [3]
13.1.
Verweerder is er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd aannemelijk te maken dat eiser is gewezen op de gevolgen van het niet meewerken aan het huisbezoek. Eiser heeft de gang van zaken zoals deze in de e-mail van handhavingsmedewerker [naam 4] is weergegeven, betwist en heeft ter zitting verklaard dat hij niet op de hoogte is gebracht van de consequenties van een weigering om mee te werken aan het huisbezoek. Door verweerder is geen gespreksverslag gemaakt van het intakegesprek op 24 maart 2023, en van de poging tot het afleggen van het huisbezoek is geen rapportage op ambtseed opgemaakt. Ook anderszins volgt uit de dossierstukken niet dat eiser volledig en correct is geïnformeerd over de gevolgen van een weigering om mee te werken aan het huisbezoek. Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan het vereiste van informed consent, kan de weigering van eiser om medewerking te verlenen aan het huisbezoek op zichzelf niet leiden tot afwijzing van de bijstandsaanvraag. Dit betekent dat het bestreden besluit op een ondeugdelijke motivering berust.
14. Gelet op wat in 13.1. is overwogen moet het beroep gegrond worden verklaard. In dit geval kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand worden gelaten en kan de rechtbank evenmin zelf in de zaak voorzien, omdat verweerder de aanvraag van 7 februari 2023 opnieuw moet beoordelen. De rechtbank zal verweerder opdragen om ten aanzien van het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag van 7 februari 2023 binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het bezwaar tegen het besluit van
27 maart 2023 ongegrond is verklaard;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 27 maart 2023 met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 3 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:253)
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 17 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:671.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1017.