ECLI:NL:RBROT:2024:1801

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
ROT_24-1969
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting horeca-inrichting wegens strafbare feiten en gebruik van softdrugs

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van de eigenaar van een café, dat door de burgemeester van Rotterdam was gesloten wegens strafbare feiten, waaronder het gebruik en de vermoedelijke handel in softdrugs. De burgemeester had op 16 februari 2024 besloten het café te sluiten voor een periode van drie maanden, na meerdere bestuurlijke rapportages die wezen op drugshandel en overlast rondom de inrichting. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N. Claassen, heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en verzocht om een voorlopige voorziening om de sluiting te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester zijn besluit om te sluiten heeft gebaseerd op meerdere incidenten, waaronder observaties van politie en eerdere bestuurlijke waarschuwingen aan de verzoeker. De rechter heeft geoordeeld dat de burgemeester op basis van de beschikbare informatie en rapportages in redelijkheid kon besluiten tot sluiting van het café. De voorzieningenrechter heeft het spoedeisend belang van de verzoeker erkend, maar oordeelde dat de sluiting noodzakelijk en proportioneel was om de openbare orde te herstellen en herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van het café door de burgemeester in stand blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1969

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] h.o.d.n. [naam café], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. N. Claassen),
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Inleiding

1.1.
Met het bestreden besluit van 16 februari 2024 heeft de burgemeester de sluiting bevolen van de horeca-inrichting van verzoeker, [naam café], gevestigd aan [adres] (het café), met ingang van 19 februari 2024.
1.2.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester, vergezeld van S. Klinge.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat gaat er aan deze zaak vooraf?
2.1.
Verzoeker is eigenaar en exploitant van het café en staat als zodanig ingeschreven bij de Kamer van Koophandel sinds 11 januari 2023.
2.2.
Op 25 juli 2023 is een bestuurlijke rapportage opgemaakt ten aanzien van het café omdat volgens de politie gebleken is dat vanuit het café wordt gehandeld in verdovende middelen. Verder is sprake van structurele overlast van personen die rondhangen voor of in de directe omgeving van het café en drugs gebruiken (wiet roken) en van bezoekers die op de stoep parkeren. Voor zover relevant worden in deze rapportage de volgende incidenten genoemd. Op 2 februari 2023 is bij een integrale controle geconstateerd dat sigaretten waar de tabak uit was gehaald in het café in de prullenbak lagen. Op 18 maart 2023 is door de politie geconstateerd dat een persoon in het café een joint aan het roken was. Voor deze laatste constatering heeft verzoeker op 5 april 2023 een bestuurlijke waarschuwing ontvangen.
2.3.
Op 2 januari 2024 is nogmaals een bestuurlijke rapportage opgemaakt ten aanzien van het café. Ook deze rapportage ziet op de mogelijke aanwezigheid en het gebruik van verdovende middelen in (de omgeving van) het café en op drugs- en parkeeroverlast door bezoekers. Aanleiding voor de rapportage was een incident op 26 december 2023. Uit deze rapportage blijkt het volgende. Op 26 december 2023 heeft de politie op camerabeelden gezien dat een man nabij het café kortdurend contact had met een persoon die vermoedelijk drugs verkocht en vervolgens het café binnenging. Een foto van de man was gedeeld via de app met politiemedewerkers. Politiemedewerkers zijn hierop het café binnengegaan. Daar zagen zij een man aan een tafel zitten die een joint aan het draaien was. Bij het zien van de agenten stopte hij de joint snel in zijn linker jaszak. Achterin het café zagen zij een man zitten wiens signalement overeenkwam met dat van de persoon op de politiefoto, maar dan zonder jas. Hij verklaarde dat zijn jas buiten in de tuin van het café in een container lag en ging hen voor, via een opslagruimte, naar de tuin van het café. De man pakte vervolgens een blauwe jas uit de container, verklaarde dat dit zijn jas was en gaf deze aan een politiemedewerker. De politiemedewerkers herkenden de jas als de jas die de persoon droeg op de camerabeelden. Uit de jaszak haalden zij vervolgens twee sigarettenverpakkingen, met daarin een aantal rolletjes met vermoedelijk verdovende middelen (uit nader onderzoek bleek dit 24,6 gram hasj te zijn) en een geldbedrag van € 445,- in briefgeld.
2.4.
Bij de bestuurlijke rapportage 2 januari 2024 is een opsomming van registraties in het bedrijfsprocessensysteem BHV van de politie gevoegd. Het betreft hier informatie die is verkregen tijdens surveillancerondes, (camera)observatie en (horeca)controles in en bij het café. Op 15 februari 2023 hebben surveillerende agenten gezien dat een man het café uitkwam, terwijl hij een joint aan het roken was. Op 31 oktober 2023 werd dit nogmaals geconstateerd. Verder werd bij herhaling geconstateerd dat vóór het café drugs werden gebruikt en zijn er aanwijzingen voor drugshandel. Politiemensen hebben in de omgeving van het café verdachte transacties waargenomen. Meerdere keren werden door de politie drugsdealers aangehouden, in het bezit van drugs, die kort daarvoor in de inrichting waren. Ook is er loop op het pand van bezoekers die kort in het café zijn en weer naar buiten komen. Omwonenden klagen over overlast door bezoekers die voor de deur van het café drugs gebruiken en op de stoep parkeren.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportages heeft de burgemeester besloten om het café voor drie maanden te sluiten. Verzoeker is het daar niet mee eens. Met zijn verzoek wil verzoeker de sluiting van het café voorkomen. De burgemeester heeft toegezegd dat het café open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang in deze zaak voldoende aanwezig. Bij sluiting van het café zal verzoeker gedurende drie maanden geen inkomsten hebben uit zijn onderneming, terwijl de vaste lasten, zoals de huur van het pand en de loonkosten van het personeel, gewoon doorlopen.
Beoordelingskader
6.1.
De burgemeester heeft de sluiting gebaseerd op artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, in combinatie met artikel 2:28, zesde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (APV). Volgens deze bepalingen kan de burgemeester een openbare inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren, indien in die inrichting feiten hebben plaatsgevonden waardoor de openbare orde of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting nadelig zal worden beïnvloed of als de exploitant toestaat of gedoogt dat in zijn inrichting strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloedt.
6.2.
De bevoegdheid tot het gesloten verklaren van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:30, eerste lid, van de APV is een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester waarvan de uitoefening door de rechter terughoudend moet worden getoetst.
6.3.
De burgemeester voert op dit punt het beleid, zoals neergelegd in het handhavingsarrangement bij de Horecanota 2017-2021 (die laatstelijk in 2022 is verlengd). Volgens het handhavingsarrangement wordt van horecaondernemers verwacht dat zij ervoor zorgen dat in hun bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden. Onder strafbare feiten worden in elk geval de volgende feiten verstaan: illegale kansspelen, de aanwezigheid van (vuur)wapens, de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs, drugsgebruik en drugshandel. Mede vanwege het georganiseerde en/of ondermijnende karakter van dergelijke strafbare feiten en de impact die dit heeft op de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat, wordt in beginsel uitgegaan van een sluiting van drie maanden. Indien de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, kan de burgemeester besluiten om hiervan af te wijken en te volstaan met een waarschuwing of juist een handhavingsstap over te slaan in het arrangement. Een waarschuwing kán bijvoorbeeld volstaan, wanneer een kleine hoeveelheid drugs wordt gevonden en er gelet op de feiten en omstandigheden kan worden uitgesloten dat de ondernemer had kunnen weten dat zich in zijn horeca-inrichting drugs bevonden én er geen andere signalen zijn dat de horeca-inrichting een uitvalsbasis is voor drugshandel.
Heeft de burgemeester van de bestuurlijke rapportages uit mogen gaan?
7.1
Verzoekster stelt dat de bestuurlijke rapportages, die een advies zijn van de politie, zodanige gebreken vertonen dat deze niet aan het bestreden besluit ten grondslag hadden mogen worden gelegd. Hij verwijst daarbij naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 mei 2012.
7.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal. Dit geldt eveneens voor op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportages (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1123, en 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2826). Als de in een proces-verbaal vermelde bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van de betwisting, grond bestaat voor zodanig twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
7.3.
Gelet op deze vaste rechtspraak en wat verzoeker heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de burgmeester de bestuurlijke rapportages zoals genoemd in 2.2 tot en met 2.4 niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen. De verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep die ziet op een geheel ander juridisch kader, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Is de burgemeester bevoegd om te sluiten?
7.4.
De burgemeester baseert de sluiting, zoals ter zitting is gebleken, met name op de incidenten van 26 december 2023, 15 februari 2023, 18 maart 2023 en 31 oktober 2023. Alsook op de bevindingen tijdens de integrale controle op 2 februari 2023 en de bestuurlijke waarschuwing van 5 april 2023. Ook heeft de burgemeester in de besluitvorming betrokken dat door de politie is waargenomen dat regelmatig drugs werden gebruikt voor de deur van het café, dat er aanwijzingen zijn voor drugshandel vanuit en in de nabijheid van het café en dat geregeld sprake is van overlast. De burgemeester ziet daarom geen aanleiding om met een lichtere maatregel te volstaan.
7.5.
Uit de bestuurlijke rapportage van 2 januari 2024 blijkt dat op 26 december 2023 in een jas in een container in de tuin van het café 24,6 gram hasj is aangetroffen. De burgemeester heeft in redelijkheid kunnen aannemen dat de aantroffen hoeveelheid softdrugs bestemd was voor de handel. De drugs zaten in een jas van een persoon die kort voor het politiebezoek vermoedelijk drugs had verkocht in de buurt van het café en vervolgens het café was binnengaan, zoals op camerabeelden is gezien. Bij deze persoon werd ook een contant geldbedrag van € 455,- aangetroffen. Tevens is op 26 december 2023 geconstateerd dat een bezoeker in het café een joint aan het draaien was. Daarnaast blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 25 juli 2023 en verdere registraties met betrekking tot het café dat al eerder sprake was van strafrechtelijke feiten in of vanuit het café. Op 5 april 2023 heeft verzoeker een bestuurlijke waarschuwing ontvangen, omdat op 18 maart 2023 door toezichthouders is geconstateerd dat een bezoeker een joint aan het roken was. Bij die waarschuwing is verzoeker er ook op gewezen dat bij een volgende constatering van strafbare feiten een strengere maatregel kan worden getroffen.
7.6.
Ondanks de waarschuwing van 5 april 2023 was op 26 december 2023 opnieuw sprake van strafbare feiten in de inrichting. Bovendien bestonden ook vóór de waarschuwing van 5 april 2023 al aanwijzingen dat in het café strafbare feiten plaatsvonden. Bij een integrale controle op 2 februari 2023 is geconstateerd dat sigaretten waar de tabak uitgehaald was in de prullenbak lagen. Dat verzoeker en enkele personeelsleden zelf ook roken is geen afdoende verklaring voor lege hulzen in de prullenbak. Daarbij is ambtshalve bekend dat sigarettentabak wordt gebruikt voor het maken van een joint. Op 15 februari 2023 hebben surveillerende agenten gezien dat een man het café uitkwam, terwijl hij een joint aan het roken was. Op 31 oktober 2023 werd dit nogmaals geconstateerd.
7.7.
Op grond van de hiervoor genoemde strafbare feiten en omstandigheden was de burgemeester bevoegd om het café te sluiten. Wat verzoeker hiertegen heeft aangevoerd kan niet tot het oordeel leiden dat de burgemeester van die bevoegdheid geen gebruik mag maken. De enkele ontkenning van verzoeker dat in het café ook daadwerkelijk (soft)drugs werden gebruikt is daarvoor onvoldoende. Daarbij gelden in het bestuursrecht niet dezelfde strenge bewijsregels als in het strafrecht. Dat de overlast voor de deur van het café volgens verzoeker (mede) wordt veroorzaakt door bezoekers van horecagelegenheden in de directe omgeving van het café, zoals de naastgelegen bakkerij en een verderop gelegen coffeeshop, neemt niet weg dat bij herhaling is geconstateerd dat in het café softdrugs werden gebruikt en dat daarnaast aanwijzingen bestaan voor handel in (soft)drugs in of vanuit het café. Dat bij andere controles in het café geen ongeregeldheden zijn aangetroffen maakt dit niet anders. Ook de stelling van verzoeker dat de aanloop van personen die het café maar heel kort (een paar minuten) bezoeken evengoed kan worden verklaard door bijvoorbeeld toiletbezoek neemt, wat daar ook van zij, niet weg dat bij meerdere gelegenheden softdrugs in het café zijn aangetroffen en dat meer dan eens is gezien dat in het café softdrugs werden gebruikt. Ook gezien de aanwijzingen voor drugshandel en de constatering dat drugsdealers de inrichting bezoeken, heeft de burgemeester mogen aannemen dat de loop van bezoekers die het café kort bezoeken eveneens drugs gerelateerd is.
Is de sluiting noodzakelijk en proportioneel?
7.8.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester in dit specifieke geval de sluiting van het café voor een periode van drie maanden noodzakelijk en proportioneel kunnen achten om de openbare orde te herstellen, het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het café te beschermen en herhaling te voorkomen. De burgemeester heeft in redelijkheid kunnen stellen dat een (tweede) waarschuwing, bestuursdwang of een gebiedsverbod hier niet volstaan om die doelen te bereiken.
7.9.
Voor de bestuursrechtelijke sluiting is niet relevant of de eigenaar of exploitant zelf als verdachte is aangemerkt. Voldoende is dat aannemelijk is gemaakt dat in het café drugs werden gebruikt en/of verhandeld. Ook is niet relevant of verzoeker wist van de jas in de container in de tuin van het café. Vast staat dat de bewuste persoon de politie op 26 december 2023 zelf naar de container heeft geleid en op de jas heeft gewezen en dat hij heeft bevestigd dat het zijn jas was. De tuin was niet rechtstreeks vanuit het café bereikbaar, maar via een opslagruimte. Het is dan ook aannemelijk dat verzoeker dan wel zijn personeel wist of in ieder geval had kunnen weten dat er in of vanuit zijn café werd gedeald. Bovendien is verzoeker als eigenaar en exploitant van het café te allen tijde verantwoordelijk voor wat er in en rond zijn inrichting gebeurt. Vanuit die verantwoordelijkheid dient hij er zorg voor te dragen dat geen strafbare feiten in of vanuit de inrichting plaatsvinden. Daarbij is van belang dat verzoeker al op 5 april 2023 een bestuurlijke waarschuwing heeft ontvangen vanwege het feit dat er iemand in het café een joint aan het roken was. Bij die waarschuwing is verzoeker er tevens op gewezen dat bij een volgende constatering van strafbare feiten een strengere maatregel kan worden opgelegd. Ondanks deze waarschuwing hebben zich op 31 oktober 2023 en 26 december 2023 opnieuw strafbare feiten in het café voorgedaan.
7.10.
Dat verzoeker inmiddels zelf maatregelen heeft getroffen om een herhaling van strafbare feiten in zijn café voor de toekomst te voorkomen kan aan de evenredigheid van de sluiting niet afdoen. Al de eerste waarschuwing op 5 april 2023 had voor verzoeker aanleiding kunnen (en moeten) zijn om hierover het gesprek aan te gaan met, bijvoorbeeld, de politie of een horeca-adviseur. Niet is gebleken dat hij dit heeft gedaan. Ook niet nadat hij op 31 oktober 2023 nogmaals door de politie is aangesproken vanwege een strafbaar feit in zijn café.
7.11.
Ook het tijdsverloop sinds het voornemen van 15 januari 2024 en de omstandigheid dat zich in de tussenliggende periode geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan kunnen niet tot het oordeel leiden dat een sluiting voor drie maanden niet evenredig is.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester het café mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
7 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.