Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser01] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 augustus 2023, met bijlagen;
- het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
- de brief van 31 oktober 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het antwoord in reconventie, met bijlagen;
- de brief van Stel van 18 januari 2024, met bijlagen;
- de spreekaantekeningen van Stel.
2.De beoordeling
2. Startbetaling 20% € 6000,00 op de dag van aanvang 14-03-2022
3. Voortgangsbetaling 15% € 4500,00 op de 5e werkdag 18-03-2022
4. Voortgangsbetaling van 15% € 4500,00 op de 10e werkdag 25-03-2022
5. Voortgangsbetaling van 15% € 4500,00 van de 15e werkdag 01-04-2022
6. Voortgangsbetaling van 15% € 4500,00 op de 20e werkdag 08-04-2022
7. Opleveringsbetaling van 15% € 4500,00 direct na oplevering afhankelijk van levering
op’ de genoemde data betaald moeten worden. Slechts ten aanzien van het laatste termijnbedrag (de opleveringsbetaling) kon logischerwijs nog geen concrete betaaldatum worden genoemd, omdat de opleveringsdatum afhankelijk is van het moment waarop de meubels worden geleverd. Uit de e-mail kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat het de bedoeling van partijen was dat de betalingen verricht zouden moeten worden naar rato van de stand van de werkzaamheden. Het enkele feit dat in de e-mail gesproken wordt van ‘voortgangsbetalingen’ is daarvoor, gelet op alle overige omstandigheden, onvoldoende. Ook op alle facturen, die Stel op 11 februari 2022 al op voorhand aan [eiser02] c.s. had toegestuurd, staat nog eens duidelijk vermeld op welke data de termijnbedragen betaald moesten worden. Voor de stelling van [eiser02] c.s. dat zij de op de facturen vermelde data heeft mogen interpreteren als zijnde de data waarop zij van Stel een factuur zou ontvangen, zijn geen aanknopingspunten te vinden. Die stelling is bovendien niet aannemelijk gelet op de duidelijke betalingsvoorwaarden in de e-mail van Stel van 2 februari 2022.