In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] B.V. en [verweerder]. De procedure is gestart door [verzoekster], die de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wilde ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De partijen zijn ex-partners die niet meer goed met elkaar kunnen communiceren, wat de samenwerking als werkgever en werknemer bemoeilijkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen opzegverbod geldt, omdat niet is gebleken dat [verweerder] op het moment van het verzoek arbeidsongeschikt was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verstoorde arbeidsverhouding een redelijke grond vormt voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 april 2024, en [verzoekster] is veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 6.409,11 bruto aan [verweerder]. De kantonrechter heeft geen billijke vergoeding toegekend, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster]. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.