Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 maart 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de brief van [eiser] van 26 maart 2024, met één bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een uitzendkracht, aangeduid als [eiser], en zijn uitzendbureau, aangeduid als [gedaagde]. De eiser vorderde betaling van achterstallig loon en herplaatsing in zijn functie, na een geschil over de uitvoering van zijn werkzaamheden. De eiser had een uitzendovereenkomst voor de functie van chauffeur, maar weigerde vervangende werkzaamheden die hem werden aangeboden, omdat hij deze niet passend achtte vanwege rugklachten. De gedaagde stelde echter dat de aangeboden werkzaamheden binnen de functieomschrijving van de eiser vielen en dat de loonbetalingsverplichting was komen te vervallen door de werkweigering van de eiser.
De kantonrechter oordeelde dat de eiser ten onrechte de aangeboden vervangende werkzaamheden had geweigerd. De rechter concludeerde dat de uitzendovereenkomst na de eerste periode van 52 weken was voortgezet en dat de eiser nog steeds in dienst was bij de gedaagde. De rechter wees de vorderingen van de eiser af, omdat de gedaagde aan zijn verplichtingen had voldaan door passend werk aan te bieden. De eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van de gedaagde werden begroot op € 928,-. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.