ECLI:NL:RBROT:2024:4305
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een woning wegens harddrugs in Vlaardingen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van een verzoekster om een voorlopige voorziening tegen de sluiting van haar woning door de burgemeester van Vlaardingen. De burgemeester had op 18 april 2024 besloten de woning voor zes maanden te sluiten vanwege een overtreding van de Opiumwet, waarbij bijna 1 kilo cocaïne was aangetroffen. De verzoekster, die eigenaar van de woning is, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om de woning open te houden totdat er op haar bezwaarschrift was beslist. Tijdens de zitting op 2 mei 2024 werd het verzoek behandeld, waarbij de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de burgemeester.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid harddrugs. De burgemeester heeft in zijn besluit rekening gehouden met het beleid van de gemeente Vlaardingen, dat sluiting van een woning in principe voorschrijft bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs. De voorzieningenrechter heeft ook de belangen van de verzoekster, waaronder de aanwezigheid van haar minderjarige dochter, meegewogen, maar oordeelde dat de sluiting evenwichtig was. De burgemeester had voldoende redenen om aan te nemen dat de woning betrokken was bij georganiseerde drugscriminaliteit, ondanks het ontbreken van directe overlast.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de verzoekster afgewezen, waardoor de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden gehandhaafd blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van het herstel van de openbare orde en de bescherming van de woon- en leefomgeving, en bevestigt dat de burgemeester in dit geval op een rechtmatige wijze heeft gehandeld.