ECLI:NL:RBROT:2025:10869

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
704357 / HA RK 25-758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verschoning van rechter-plaatsvervanger in civiele procedure

Op 1 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzoek tot verschoning van mr. D.E. Stols, rechter-plaatsvervanger, in een civiele procedure tussen een buitenlandse rechtspersoon (eiseres) en een andere buitenlandse rechtspersoon (gedaagde). Eiseres had een conservatoir beslag gelegd op 48 voertuigen door gedaagde. De rechter had eerder in een vergelijkbare zaak als advocaat opgetreden voor BMW, wat vragen opriep over zijn onpartijdigheid. Eiseres vreesde dat de rechter niet objectief zou kunnen oordelen in de hoofdzaak, gezien zijn betrokkenheid bij de zaak van BMW. De rechtbank heeft het verzoek tot verschoning beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank oordeelde dat de enkele betrokkenheid van de rechter bij een eerdere procedure niet voldoende is om aan te nemen dat hij niet onpartijdig is. De rechtbank wees het verzoek tot verschoning af, omdat de vrees van eiseres niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor verschoningszaken
Zaaknummer / rekestnummer : 704357 / HA RK 25-758
Beslissing van 1 september 2025
op het verzoek van:
mr. D.E Stols,
rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Rotterdam, team Handel (hierna: de rechter),
ertoe strekkende zich te mogen verschonen in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] , [staat] , [land 1] ,
hierna: eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Jacobi,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[naam gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] , [land 2] ,
hierna: gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Rieger-Jansen.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Bij de meervoudige kamer, waarvan de rechter deel uitmaakt (hierna: de kamer), is de zaak tussen eiseres en gedaagde aanhangig met kenmerk C/10/675371 / HA ZA 24-232 (hierna: de hoofdzaak). De hoofdzaak betreft de vorderingen van eiseres strekkend tot opheffing van een conservatoir beslag tot afgifte dat gedaagde heeft gelegd op 48 voertuigen.
1.2.
Bij tussenvonnis van 2 april 2025 (ECLI:NL:RBROT:2025:4240) heeft de rechtbank beslissingen genomen op een aantal incidentele vorderingen en de hoofdzaak voor het overige aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Landgericht Braunschweig in Duitsland.
1.3.
Op 29 juli 2025 heeft de rechter een schriftelijk verzoek tot verschoning gedaan.

2.Het verzoek

2.1.
Ter adstructie van het verzoek om verschoning heeft de rechter het volgende aangevoerd.
2.1.1.
De advocaat van eiseres heeft in de hoofdzaak de rechter bij brief van 18 juli 2025 in overweging gegeven een verschoningsverzoek in te dienen. Bij eiseres en diverse vakgenoten zijn vragen gerezen over het optreden van de rechter in deze zaak, terwijl hij ook als advocaat van autofabrikant BMW betrokken is bij een vergelijkbare zaak die aanhangig is bij de rechtbank Den Haag. Eiseres vreest in het bijzonder dat de onpartijdigheid van de rechter in twijfel kan worden getrokken wanneer hij als rechter moet oordelen over standpunten die mogelijk (negatieve) gevolgen kunnen hebben voor de zaak waarin hij zelf optreedt als advocaat.
2.1.2.
De rechter brengt naar voren dat hij sinds 21 februari 1995 werkt als advocaat en dat hij uit hoofde van die functie optreedt namens BMW in een zaak tussen BMW en een aantal Nederlandse gedaagden. BMW verwijt de gedaagden hierbij dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan merkinbreuk door zonder toestemming 260 BMW-voertuigen in Nederland te koop aan te bieden. Er is door BMW conservatoir beslag tot afgifte gelegd op deze voertuigen. De vordering tot opheffing van dit beslag door de gedaagden is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag bij vonnis van 15 juli 2024 afgewezen (ECLI:NL:RBDHA:2024:10864) afgewezen. Op dit moment is er nog wel een bodemprocedure aanhangig waarbij BMW onder meer afgifte van die voertuigen vordert.
2.1.3.
De rechter heeft in de brief van de advocaat van eiseres en het daarin beschreven gevoel van eiseres aanleiding gezien het verzoek tot verschoning in te dienen. Hij vreest dat de twijfels bij eiseres anders ‘boven de markt blijven hangen’ in de hoofdzaak. De rechter geeft de verschoningskamer in overweging om, indien nodig, het verzoek op een mondelinge zitting te behandelen zodat het verzoek nader kan worden toegelicht.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek tot verschoning mondeling te behandelen aangezien zij zich op grond van haar ter beschikking staande stukken voldoende voorgelicht acht om te kunnen oordelen over het voorliggende verzoek.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het verschoningscriterium is niet anders dan het wrakingscriterium.
3.3.
Aan de door de rechter aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig is.
3.4.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden - objectief - gerechtvaardigd is.
3.5.
Hiervan is in dit geval niet gebleken.
3.5.1.
Voorop staat dat rechter wordt uit hoofde van zijn functie geacht wordt onpartijdig te zijn. De enkele omstandigheid dat een rechter betrokken is geweest bij een eerdere procedure tussen partijen of bij een vergelijkbare zaak vormt in het algemeen geen grond om te veronderstellen dat er bij de rechter sprake is van een persoonlijke vooringenomenheid of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [1] Dat geldt ook als de rechter daarin beslissingen heeft genomen die in het nadeel van een verzoeker zijn en ook als die beslissingen als onjuist zouden moeten worden aangemerkt. Aangenomen mag worden dat de rechter in staat is in een nieuwe zaak op basis van de feiten en omstandigheden die in die zaak aan de orde zijn, een onbevangen oordeel te geven over de te beantwoorden rechtsvragen. De rechtspraak op dit punt is vooral te vinden in wrakingsbeslissingen, maar is een-op-een toe te passen op verschoningsverzoeken, omdat het criterium gelijk is.
3.5.2.
Dit betekent dus dat een dergelijke situatie evenmin tot toewijzing van een verschoningsverzoek noopt. Indien de eerdere betrokkenheid van een rechter bij een eerdere of vergelijkbare procedure niet zonder meer grondslag kan vormen voor een geslaagde wraking of toewijzing van een verschoning, geldt dit ook voor de situatie waarbij een rechter-plaatsvervanger in een andere procedure is betrokken of betrokken is geweest als advocaat. De enkele omstandigheid dat in de andere procedure waarbij de rechter als advocaat is betrokken dezelfde rechtsvraag speelt en hij omwille van zijn cliënt belang heeft bij een bepaalde uitkomst daarvan, zoals de advocaat van eiseres in de brief van 18 juli 2025 stelt, kan daarom niet tot toewijzing van het verschoningsverzoek leiden. Een rechter-plaatsvervanger wordt geacht zijn verschillende rollen binnen en buiten de rechtspraak van elkaar te kunnen onderscheiden en zijn rechterlijk oordeel niet te laten beïnvloeden door zijn rol buiten de rechtspraak.
3.6.
Bij dit alles komt dat de vraag rijst of die stelling wel feitelijke grondslag heeft. Uit het verschoningsverzoek en het daarin genoemde tussenvonnis van deze rechtbank van 2 april 2025 (ECLI:NL:RBROT:2025:4240) volgt namelijk dat de rechtsvraag of er sprake is van merkinbreuk niet voorligt bij de meervoudige kamer van deze rechtbank maar bij de Duitse rechter in de hoofdzaak en dat de meervoudige kamer het oordeel van de Duitse rechter hierover afwacht en zal volgen. De rechtbank ziet daarom niet in dat de rechter in de bij de meervoudige kamer voorliggende zaak de beslissing over dezelfde rechtsvraag zal kunnen sturen, zoals kennelijk door eiseres in de hoofdzaak wordt gevreesd.
3.7.
Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek van mr. D.E. Stols zich in de hoofdzaak te mogen verschonen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. van den Bos, voorzitter, mr. G.A. Bouter-Rijksen en mr. M.G.L. de Vette, rechters, en door de voorzitter en de griffier ondertekend op 1 september 2025.
Verzonden op:
aan:
- mr. D.E. Stols
- mr. J.A. Jacobi
- mr. M. Rieger-Jansen

Voetnoten

1.Zie onder andere de arresten van de Hoge Raad van 18 juli 2025 (ECLI:NL:HR:2025:1200) en 1 maart 2024 (ECLI:NL:HR:2024:292), en de beslissingen van deze rechtbank van 27 juli 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:6716) en 6 maart 2009 (ECLI:NL:RBROT:2009:BH5021).