In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de ingangsdatum van de door verweerder aan haar toegekende bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Eiseres had verzocht om de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht toe te kennen per 1 augustus 2023, omdat zij door mentale en psychische klachten niet eerder een aanvraag had kunnen indienen. Verweerder had echter besloten om de bijstandsuitkering per 13 december 2023 toe te kennen, wat eiseres betwistte.
De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigen dat de bijstandsuitkering eerder had moeten ingaan. De rechtbank stelt vast dat eiseres, ondanks haar mentale klachten, in staat was om haar belangen te behartigen en dat zij niet tijdig een aanvraag heeft ingediend.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de toekenning van de bijstandsuitkering per 13 december 2023 in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2025.