2.3.Op 26 juni 2025 heeft verzoeker een telefonisch consult gehad met een psychodiagnostisch medewerker ( [persoon A] ). Op 9 juli 2025 was de afspraak met de psychiater ( [persoon B] ). De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het onderzoeksrapport van 13 augustus 2025. De psychiater concludeert op basis van de informatie in de verwijsbrief, de anamnese, het psychiatrisch en somatisch onderzoek en het laboratoriumonderzoek dat bij verzoeker sprake is van ‘alcoholmisbruik in de zin der wet’ (alcoholmisbruik). De psychiater acht aannemelijk dat verzoeker vanaf 4 januari 2025 met het alcoholmisbruik is gestopt.
3. Het CBR heeft het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard omdat uit het psychiatrisch onderzoek is gebleken dat bij verzoeker sprake is van alcoholmisbruik. Dit betekent dat verzoeker niet geschikt is om te rijden. Het is aannemelijk dat het alcoholmisbruik is gestopt sinds 4 januari 2025.
4. Verzoeker is het niet eens met dit besluit. Hij voert aan dat er door het CBR geen rekening is gehouden met zijn situatie en de grote gevolgen die de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs voor hem heeft. De strafrechter heeft hier wel rekening mee gehouden en het rijbewijs teruggegeven in afwachting van de strafzitting. Verzoeker is voor zijn werk afhankelijk van zijn rijbewijs en zijn onderneming dreigt failliet te gaan. Verzoeker heeft inmiddels veel schulden opgebouwd en dreigt zijn (huur)woning te verliezen. Hij wil met zijn verzoek bereiken dat de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs wordt geschorst tot de beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
5. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
6. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang is bij de gevraagde voorlopige voorziening voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7. De voorzieningenrechter neemt in deze zaak een spoedeisend belang aan. Duidelijk is dat verzoeker zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als zelfstandig monteur in de petrochemie (raffinaderijen). Op de zitting heeft verzoeker toegelicht dat hij inmiddels in loondienst werkt in de horeca waar hij een minimumloon verdient, maar dat zijn schulden nog steeds oplopen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat verzoeker nog tot na 4 januari 2026 zal moeten wachten voordat hij een nieuw onderzoek kan aanvragen. Vervolgens zal het CBR nog een besluit moeten nemen. Het duurt dus nog wel enige tijd voordat verzoeker weet of hij zijn rijbewijs weer terug krijgt.
Mocht het CBR het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaren?
8. Op deze uitspraak zijn de regels van toepassing die zijn genoemd in de bijlage bij deze uitspraak.
9. Het CBR mag afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat het is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het CBR niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het CBR het onderzoeksrapport van 13 augustus 2025 aan het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker ten grondslag mocht leggen. Verzoeker heeft de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop ook niet betwist. Het CBR mocht er in de besluitvorming daarom van uitgaan dat bij verzoeker sprake is van alcoholmisbruik, met als stopdatum 4 januari 2025. Gelet op deze conclusie, voldeed verzoeker niet aan de eisen van geschiktheid.
11. Uit de Wegenverkeerswet 1994en de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 volgt dat het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs als sprake is van alcoholmisbruik. Deze regelgeving is streng (dwingend) en laat geen ruimte om een belangenafweging te maken en op grond van persoonlijke omstandigheden daarvan af te wijken. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan er aanleiding bestaan om tegen de wet in te gaan (contra-legem). Dan moeten er zeer bijzondere omstandigheden zijn waarmee de wetgever geen rekening heeft gehouden en die maken dat toepassing van de wettelijke regels zozeer in strijd is met algemene rechtsbeginselen of ongeschreven recht dat de regels daarom niet moeten worden toegepast.
12. Dat soort zeer bijzondere omstandigheden zijn er in dit geval niet. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker voor zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs en dat hij zonder zijn rijbewijs zijn werk als zelfstandige in de petrochemie niet kan voortzetten. De voorzieningenrechter begrijpt ook dat het voor verzoeker zonder zijn rijbewijs en zonder diploma’s heel lastig is om voldoende inkomsten te verwerven om zijn inmiddels behoorlijk opgelopen schulden af te lossen. De lastige situatie van verzoeker wijkt echter niet af van de situatie van andere mensen die als gevolg van de ongeldigverklaring van hun rijbewijs problemen krijgen met hun werk omdat zij voor hun werk afhankelijk zijn van het rijbewijs. De problemen van verzoeker zijn daarom niet bijzonder genoeg.
13. Verzoeker kan pas na het verstrijken van de recidiefvrije periode van een jaar (gerekend vanaf 4 januari 2025) op grond van nieuw medisch onderzoek weer geschikt worden geacht. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker dit een (te) lange periode vindt. Deze recidiefvrije periode van een jaar is echter op onderzoek gebaseerd gelet op de kans op terugval in deze periode.