ECLI:NL:RBROT:2025:11340

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
ROT 24/10970
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een bedrijfspand op grond van de Opiumwet na aantreffen van versnijdingsmiddelen en aanverwante goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 september 2025 uitspraak gedaan over de sluiting van een bedrijfspand in Dordrecht door de burgemeester. De sluiting vond plaats op basis van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet, na het aantreffen van versnijdingsmiddelen en aanverwante goederen in het pand. De eisers, die het bedrijfspand exploiteerden, waren het niet eens met de sluiting en stelden dat de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting over te gaan, omdat de aangetroffen goederen op zichzelf legaal waren. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester wel degelijk bevoegd was om het pand te sluiten, omdat de aangetroffen goederen en stoffen een rol vervulden in de drugshandel. De burgemeester had op basis van de bestuurlijke rapportage van de politie voldoende aannemelijk gemaakt dat de activiteiten in het pand de drugshandel faciliteerden. De rechtbank oordeelde verder dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde en het leefklimaat te herstellen, vooral gezien de kwetsbare ligging van het pand. De sluiting voor de duur van vier weken werd als evenwichtig beschouwd, omdat de burgemeester rekening had gehouden met de belangen van de eisers. Uiteindelijk werd het beroep van de eisers ongegrond verklaard, wat betekende dat de sluiting in stand bleef en zij geen vergoeding van proceskosten ontvingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/10970

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2025 in de zaak tussen

[eiser 1], uit [plaats 1] , en
[eiser 2], uit [plaats 2] , eisers,
(gemachtigde: mr. D.W.E. Urbanus),
en

de burgemeester van Dordrecht

(gemachtigde: M. van Groningen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de sluiting van het bedrijfspand aan [adres] te [plaats 1] (het bedrijfspand) vanwege een overtreding van de Opiumwet. Eisers zijn het niet eens met de sluiting. Aan de hand van hun beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester bevoegd was om over te gaan tot sluiting van het bedrijfspand en zo ja, of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester het bedrijfspand heeft mogen sluiten. Ondanks dat alle in het bedrijfspand aangetroffen goederen op zichzelf bezien legaal zijn, had de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet de bevoegdheid om tot sluiting over te gaan. Daarnaast mocht de burgemeester de sluiting noodzakelijk vinden, omdat hij op basis van de bestuurlijke rapportage aannemelijk mocht achten dat de activiteiten in het bedrijfspand de drugshandel faciliteerden. Daarbij mocht de burgemeester waarde hechten aan de signaalfunctie die van een sluiting uitgaat en aan de omstandigheid dat het bedrijfspand in een kwetsbaar gebied ligt. De sluiting voor de duur van vier weken is niet onevenwichtig. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond.
1.2.
De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Met het besluit van 31 juli 2024 heeft de burgemeester het bedrijfspand voor de duur van vier weken gesloten.
2.1.
Eisers hebben gelijktijdig met het bezwaar de voorzieningenrechter verzocht om de sluiting te schorsen. Dit verzoek is afgewezen.
2.2.
Met het bestreden besluit van 23 oktober 2024 op het bezwaar van eisers is de burgemeester bij de sluiting gebleven.
2.3.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Op 22 juli 2025 heeft eiser nog een aanvullend stuk ingediend. Op 23 juli 2025 heeft verweerder nog een aanvullend stuk ingediend.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 2] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Het bedrijfspand is in eigendom van [naam]. In het bedrijfspand exploiteren eisers [bedrijf]. Op 19 mei 2022 heeft de politie een controle uitgevoerd in het bedrijfspand. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 8 juni 2022 volgt dat bij de controle seal bags en ponypacks in diverse formaten en de stoffen paracetamol en lidocaïne zijn aangetroffen. Deze stoffen staan erom bekend dat ze worden gebruikt als versnijdingsmiddelen voor harddrugs. In de bestuurlijke rapportage van 8 juni 2022 heeft de politie de burgemeester aanbevolen om handhavend op te treden. Hier heeft de burgemeester destijds van afgezien.
3.1.
Op 21 juni 2024 heeft de politie opnieuw een controle uitgevoerd in het bedrijfspand. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 27 juni 2024 volgt dat daarbij de volgende goederen zijn aangetroffen:
- 41 weegschaaltjes, geschikt voor een laag gewicht;
- circa 131.000 gripzakjes;
- circa 250.000 ponypacks;
- 1.218 gram Mannitol;
- 1.480 gram Inositol.
In de bestuurlijke rapportage van 27 juni 2024 heeft de politie de burgemeester aanbevolen om handhavend op te treden en gebruik te maken van de bevoegdheid om het bedrijfspand te sluiten.
3.2.
Met het besluit van 31 juli 2024 heeft de burgemeester de eigenaar van het bedrijfspand op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet gelast het bedrijfspand gesloten te houden voor de duur van vier weken. Volgens de burgemeester duiden de in het bedrijfspand aangetroffen goederen en stoffen op professionaliteit ter zake van de handel in versnijdingsmiddelen en andere aan drugshandel gerelateerde goederen. De sluiting is volgens de burgemeester geschikt, noodzakelijk en evenwichtig. Met de termijn van vier weken heeft de burgemeester rekening gehouden met de belangen van eisers. In het bestreden besluit heeft de burgemeester aan de sluiting aanvullend ten grondslag gelegd dat hij met een zichtbare sluiting voor vier weken aan de omgeving een duidelijk signaal heeft willen afgeven dat er handhavend wordt opgetreden indien in een pand drugs of drugsgerelateerde goederen aanwezig zijn. De burgemeester heeft de sluiting noodzakelijk geacht om de openbare orde en het leefklimaat te herstellen. Daarbij heeft de burgemeester betrokken dat het bedrijfspand in een kwetsbaar gebied ligt en een schakel in de productie en distributie van (hard)drugs vormt.
Was de burgemeester bevoegd om het bedrijfspand te sluiten?
4. Eisers voeren aan dat de burgemeester niet bevoegd was het bedrijfspand op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b van de Opiumwet te sluiten. De voorwerpen en stoffen die zijn aangetroffen waren legaal. Eisers wisten niet dat de verkoop van de aangetroffen goederen niet is toegestaan en tot een sluiting kon leiden. In dit geval had de burgemeester meer gewicht moeten toekennen aan het ontbreken van de subjectieve wetenschap bij eisers dat de voorwerpen en stoffen gebruikt worden voor drugshandel.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De burgemeester was bevoegd om het bedrijfspand te sluiten.
4.1.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een lokaal voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, waarvan de betrokkene weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs.
4.1.2.
Op grond van de aangehaalde bepaling is de burgemeester bevoegd tot sluiting als hij op basis van de feitelijke situatie voldoende aannemelijk maakt dat er in het pand voorwerpen of stoffen aanwezig waren waarvan kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat deze bestemd waren voor drugshandel. Hij hoeft dus niet aannemelijk te maken dat de aangeschreven persoon de intentie had om met de stoffen drugs te vervaardigen of dat hij zelf wetenschap of een ernstig vermoeden had dat de in het pand aanwezige stoffen of voorwerpen bestemd zijn voor onder meer de handel in drugs. [1]
4.1.3.
De burgemeester heeft onder verwijzing naar de bestuurlijke rapportage van 27 juni 2024 op basis van de feitelijke situatie aannemelijk gemaakt dat er in het bedrijfspand goederen aanwezig waren waarvan kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat deze bestemd waren voor de handel in harddrugs. De politie heeft in het bedrijfspand weegschaaltjes geschikt voor een laag gewicht aangetroffen en de hiervoor aangeduide hoeveelheid gripzakjes, ponypacks, Mannitol en Inositol. Gelet op de combinatie ervan en de aard en hoeveelheid van de stoffen, kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat die bestemd zijn voor de handel in harddrugs. De stelling van eisers dat de aangetroffen voorwerpen en stoffen op zichzelf legaal zijn is, is niet relevant. Het gaat namelijk om de combinatie van de aangetroffen voorwerpen en stoffen die de conclusie rechtvaardigen dat ze bestemd zijn voor de handel in harddrugs. Voor zover al juist is dat eisers niet wisten dat de aangetroffen goederen gebruikt worden voor drugshandel, is dat niet relevant. De burgemeester moet namelijk een beoordeling maken op basis van de feitelijke situatie. De wetenschap van de aangeschreven persoon – in dit geval de eigenaar van het bedrijfspand – is daarbij niet van belang, en dat geldt evenmin voor de wetenschap van de exploitanten.
Was de sluiting noodzakelijk?
5. Eisers voeren aan dat er geen noodzaak was voor de burgemeester om over te gaan tot sluiting van het bedrijfspand. De openbare orde is niet geschonden. In het bedrijfspand zijn geen verdovende middelen, wapens of grote contante geldbedragen aangetroffen. De producten die wel zijn aangetroffen, zijn legaal. Er was ook geen sprake van loop of handel in (hard)drugs in of vanuit het bedrijfspand en er zijn geen overlastmeldingen geregistreerd. Hierdoor was geen sprake van een ernstig geval en trof de signaalfunctie van een sluiting geen doel. De burgemeester had daarom met een ander middel, zoals een waarschuwing of een last onder dwangsom, kunnen en moeten volstaan. Daarbij merken eisers nog op dat dit de eerste overtreding is. Een waarschuwing was bovendien gepast geweest, omdat eisers niet op de hoogte waren van het feit dat de verkoop van de aangetroffen producten tot een sluiting van het bedrijfspand kon leiden.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De burgemeester mocht de sluiting noodzakelijk achten.
5.1.1.
Bij de beoordeling of sluiting van een pand noodzakelijk is, is de vraag aan de orde of de burgemeester het beoogde doel ook met een minder ingrijpend middel had kunnen bereiken en dus daarmee had kunnen en moeten volstaan. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang, waaronder de aard en de hoeveelheid van de aangetroffen goederen en de daarmee mogelijk gepaard gaande risico’s op verdere criminaliteit, wat gevolgen heeft voor de veiligheid en de openbare orde in de omgeving. Sluiting kan ook noodzakelijk zijn als op grond van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk is dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. [2]
5.1.2.
De burgemeester heeft de sluiting gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van de politie. Zoals hiervoor is overwogen, zijn de weegschaaltjes geschikt voor een laag gewicht, en is een groot aantal ponypacks en gripzakjes en een hoeveelheid van de stoffen Mannitol en Inositol aangetroffen. Omdat de burgemeester op basis van deze omstandigheden aannemelijk mocht achten dat het bedrijfspand een faciliterende rol in de drugshandel vervulde, mocht hij de sluiting in dit geval noodzakelijk achten. Hierbij heeft de burgemeester belang mogen toekennen aan het feit dat het bedrijfspand in een wijk ligt die als veiligheidsrisicogebied is aangewezen als gevolg van onder meer drugsdelicten. De burgemeester heeft verder belang mogen hechten aan de signaalfunctie die van een sluiting uitgaat. Van een waarschuwing of last onder dwangsom zou deze signaalfunctie niet zijn uitgegaan.
Was de sluiting evenwichtig?
6. Eisers voeren aan dat de sluiting niet evenwichtig is. Er is sprake van verminderde verwijtbaarheid omdat eisers niet wisten dat het voorhanden hebben en verkopen van de aangetroffen voorwerpen en stoffen zou kunnen leiden tot een pandsluiting. De burgemeester heeft ten onrechte aansluiting gezocht bij de matrix uit hoofdstuk 7 van de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Dordrecht . Die tabel gaat namelijk uit van de vondst van een handelshoeveelheid verdovende middelen. In dit geval zijn geen verdovende middelen aangetroffen. Verder heeft de burgemeester onvoldoende gewicht toegekend aan eisers financiële belangen en heeft hij ten onrechte eisers justitiële documentatie bij het besteden besluit betrokken.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De duur van de sluiting van het bedrijfspand voor de duur van vier weken is niet onevenwichtig.
6.1.1.
Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van eisers en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [3] Voor de uitvoering van zijn discretionaire handhavingsbevoegdheid heeft de burgemeester beleidsregels opgesteld, die zijn neergelegd in de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Dordrecht . In hoofdstuk 7 is het beleid opgenomen ten aanzien van de handhaving van overtredingen op het gebied van drugs in andere gebouwen dan gedoogde coffeeshops.
6.1.2.
De burgemeester heeft voor het bepalen van de duur van de sluiting aansluiting gezocht bij de matrix uit hoofdstuk 7 van de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Dordrecht . Volgens die matrix wordt een pand (niet zijnde een woning) in beginsel voor de duur van zes maanden gesloten indien daarin harddrugs wordt aangetroffen en sprake is van een eerste overtreding. Omdat in dit geval geen drugs zijn aangetroffen, heeft de burgemeester besloten tot een sluitingsduur van vier weken in plaats van zes maanden. Door de sluitingsduur aan te passen heeft de burgemeester rekening gehouden met de belangen van eisers. Voor verminderde verwijtbaarheid vanwege het ontbreken van wetenschap bij eisers hoefde de burgemeester geen grond aanwezig te achten. Eisers hebben namelijk als professioneel verkopers eerder te maken gehad met een onderzoek naar hun [bedrijf] in verband met mogelijke overtredingen van de Opiumwet. [eiser 2] is er toen zelfs expliciet op gewezen dat ponypacks gebruikt worden om cocaïne te verpakken, zoals blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 8 juni 2022. Daarom kan niet worden volgehouden dat voor eisers onduidelijk was dat zij risico liepen op het sluiten van het bedrijfspand. [4] De financiële gevolgen, bestaande uit het verlies van inkomsten uit de onderneming, maken de sluitingsduur ook niet onevenwichtig en zijn het logische gevolg van de sluiting en de risico’s die eisers hebben genomen. De rechtbank is tot slot niet gebleken dat de justitiële documentatie van eisers voor de burgemeester bepalend is geweest bij zijn beoordeling. Wat eisers daarover hebben opgemerkt kan daarom niet tot een gegrondverklaring leiden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B. Plomp, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Haasnoot, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak relevante bepalingen

Opiumwet

Artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3°

1. Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:
[…]
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b

1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
[…]
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Dordrecht
[…]

Hoofdstuk 7 Handhaving bij andere gebouwen dan gedoogde coffeeshops

[…]
Overtreding
Woningen
Overige lokalen
Softdrugs
Harddrugs
Softdrugs
Harddrugs
1e keer
Waarschuwing
3 maanden
3 maanden
6 maanden
2e keer
3 maanden
6 maanden
12 maanden
12 maanden
3e keer
12 maanden
12 maanden
Onbepaalde tijd
Onbepaalde tijd
4e keer
Onbepaalde tijd
Onbepaalde tijd
N.v.t.
N.v.t

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1251.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
4.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1251.