Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoekster], met bijlagen;
- de brieven namens [verzoekster] van 30 juli 2025 en 22 augustus 2025;
- de mail namens [verzoekster] van 2 september 2025, met een bijlage;
- de mail namens mr. M.P.J. van der Linden van 3 september 2025, met een bijlage;
- de mail namens [verzoekster] van 3 september 2025, met een bijlage;
- de brief namens [verzoekster] van 4 september 2025;
- de mail namens mr. M.P.J. van der Linden van 15 september 2025;
- de mail namens [verzoekster] van 15 september 2025, met bijlagen.
2.De beoordeling
Zoals eerder gesteld, is cliënte sinds 18 maart 2025 zonder enige formele kennisgeving afwezig gebleven. Zij heeft daarbij aan derden verklaard dat zij niet langer werkzaam is bij OHM Y. Ook heeft zij na herhaald verzoek geen stukken overgelegd en was zij niet bereikbaar voor overleg. Gezien deze feiten achten wij dat cliënte zelf feitelijk geen uitvoering meer wenste te geven aan de arbeidsovereenkomst. Wij beschouwen deze daarom als beëindigd per 18 maart 2025, wegens werkweigering en het zonder opgaaf van reden niet verschijnen op de werkplek.”