ECLI:NL:RBROT:2025:12163

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
11758585 CV EXPL 25-14043
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake loonvordering van een oproepkracht tegen zijn werkgever

In deze zaak vordert eiser, een oproepkracht die als chauffeur werkzaam was bij gedaagde, betaling van achterstallig loon over de maanden november en december 2024. Eiser stelt dat hij in deze maanden 40 uur per maand heeft gewerkt en dat gedaagde het verschuldigde loon van € 1.218,24 bruto niet heeft betaald. Gedaagde betwist deze vordering en stelt dat het loon al volledig en op tijd is betaald. De kantonrechter kan op dit moment geen eindbeslissing nemen en heeft behoefte aan nadere inlichtingen van beide partijen. Daarom wordt een mondelinge behandeling gepland om de zaak te bespreken. Gedaagde heeft eerder om uitstel verzocht om een regeling te treffen, maar heeft geen verdere stukken ingediend. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden en wil nu met partijen in gesprek om tot een oplossing te komen. De partijen worden gevraagd om hun beschikbaarheid voor de zitting door te geven en aanvullende stukken in te dienen. De kantonrechter houdt verdere beslissingen aan tot de mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11758585 CV EXPL 25-14043
datum uitspraak: 19 september 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser,
gemachtigde: mr. M.A.J. Emonds, advocaat te ‘s-Hertogenbosch
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam
[handelsnaam],
wonende te Vlaardingen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.F. Fatal (Admiraal Rechtsbijstand & Mediation te Rotterdam)
Partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 juni 2025, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord;
  • de brief van [gedaagde] van 24 juni 2025, met bijlagen;
  • de akte van [eiser] van 19 augustus 2025.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiser] is op 1 mei 2024 als oproepkracht in dienst getreden bij [gedaagde] in de functie van chauffeur. Partijen hebben daarbij een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar gesloten. Het loon bedroeg € 14,10 bruto per uur. [eiser] stelt dat hij in de maanden november en december 2024 steeds 40 uur per maand heeft gewerkt. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] het loon over deze maanden, van in totaal € 1.218,24 bruto, tot op heden niet aan hem betaald. [eiser] vordert daarom dat [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan hem te betalen. Omdat [gedaagde] het loon niet op tijd heeft betaald, vordert [eiser] dat [gedaagde] ook de wettelijke verhoging van 50%, de wettelijke rente en een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten aan hem moet betalen.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van [eiser]. [gedaagde] stelt dat hij het door [eiser] gevorderde loon al volledig en op tijd aan [eiser] heeft betaald.
2.3.
De kantonrechter kan op dit moment nog geen eindbeslissing nemen en wil de zaak met partijen bespreken. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De procedure
2.4.
[gedaagde] heeft de kantonrechter bij brief van 24 juni 2025 om uitstel verzocht voor het indienen van een (nadere) conclusie van antwoord en voor het onderzoeken van de mogelijkheden om met [eiser] een regeling te treffen en (eventueel) een mediationtraject op te starten. De kantonrechter heeft dat verzoek gehonoreerd en de zaak aangehouden tot de rolzitting van 22 juli 2025. [gedaagde] heeft echter op voornoemde rolzitting geen akte of stukken meer ingediend. [eiser] is vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich op de rolzitting van 19 augustus 2025 uit te laten over de stand van zaken. [eiser] heeft daartoe op voornoemde rolzitting een akte genomen. [eiser] stelt daarin dat hij tot op heden geen betalingen heeft ontvangen van [gedaagde] en dat [gedaagde] geen contact met hem heeft opgenomen voor het treffen van een regeling of het opstarten van een mediationtraject.
De kantonrechter wil de zaak met partijen bespreken
2.5.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] nog € 1.218,24 bruto aan achterstallig loon aan [eiser] moet betalen. [eiser] stelt namelijk dat [gedaagde] nog loon aan hem verschuldigd is over de maanden november en december 2024. [gedaagde] stelt dat hij dit loon al volledig en op tijd aan [eiser] heeft betaald.
2.6.
[gedaagde] draagt op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en bewijslast van de stelling dat hij het door [eiser] gevorderde loon al heeft betaald. Het is derhalve aan [gedaagde] om met stukken te onderbouwen en, indien aan bewijslevering wordt toegekomen, te bewijzen dat hij het door [eiser] gevorderde loon al heeft betaald.
2.7.
De kantonrechter wil de zaak graag met partijen bespreken. De kantonrechter heeft namelijk behoefte aan nadere inlichtingen. De kantonrechter bepaalt daarom dat een mondelinge behandeling gehouden zal worden. Tijdens die zitting krijgen partijen de mogelijkheid om hun kant van het verhaal te vertellen. Ook zal de kantonrechter vragen stellen en onderzoeken of partijen samen tot een oplossing kunnen komen.
2.8.
Bij het plannen van de zitting wil de rechtbank zoveel mogelijk rekening houden met de agenda van de partijen. Daarom wordt nu eerst aan de partijen gevraagd de kantonrechter te laten weten op welke ochtenden en/of middagen in de komende maanden zij niet naar een zitting kunnen komen. Ook wil de kantonrechter graag de e-mailadressen van de partijen ontvangen.
2.9.
Na ontvangst van de verhinderdata van partijen – of als geen verhinderdata worden ontvangen – wordt de mondelinge behandeling gepland. Partijen krijgen de gelegenheid om tot één week voor de mondelinge behandeling eventuele aanvullende stukken, die van belang kunnen zijn voor de onderhavige procedure, aan de kantonrechter toe te sturen. Het ligt op de weg van [gedaagde] om ter voorbereiding van de zitting in ieder geval stukken in het geding te brengen, waaruit blijkt dat het loon over de maanden november en december 2024 aan [eiser] betaald is. De stukken dienen tevens per gelijke post aan de wederpartij te worden toegestuurd.
2.10.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat de partijen uiterlijk op
woensdag 1 oktober 2025moeten laten weten op welke ochtenden/middagen in de maanden november 2025 t/m februari 2026 zij niet naar een zitting kunnen komen en hun e-mailadres moeten opgeven;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
62828