ECLI:NL:RBROT:2025:12417

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/1635 tot en met ROT 24/1737
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen rioolheffing en de mogelijkheid om WOZ-waarde aan te vechten

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2025, wordt de zaak behandeld tussen Assilem B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De rechtbank beoordeelt de beroepen van Assilem B.V. tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 25 december 2023 zijn gedaan. De heffingsambtenaar had aan Assilem B.V. voor het jaar 2023 103 aanslagen rioolheffing opgelegd, samen met 103 WOZ-waarden. Assilem B.V. betwistte de hoogte van deze aanslagen en stelde dat de WOZ-waarden niet correct waren vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarden niet in deze procedure aan de orde kunnen worden gesteld, omdat de verordening rioolheffing een lijdelijke positie heeft ten opzichte van de WOZ-beschikking. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de aanslagen rioolheffing kon opleggen, omdat het complex als geheel indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De beroepen van Assilem B.V. worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslagen in stand blijven. Assilem B.V. krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/1635 tot en met ROT 24/1737

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaken tussen

Assilem B.V., eiseres

(gemachtigde: mr. A. Janssens),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam , de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. S. van der Vlegel ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 25 december 2023.
1.1
Bij aanslagbiljetten van 28 februari 2023 heeft de heffingsambtenaar aan eiseres voor het jaar 2023, 103 aanslagen rioolheffing opgelegd. Tevens zijn 103 WOZ-waarden vastgesteld.
1.2
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
1.3
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
1.5
De rechtbank heeft de beroepen op 22 juli 2025 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiseres, [persoon A] en mr. J.B.J. Swagerman , kantoorgenoot van haar gemachtigde deelgenomen. Namens de heffingsambtenaar is zijn gemachtigde verschenen.

Feiten

2. Eiseres is eigenaar van 103 garage- en/of opslagboxen in het complex [bedrijf 1] met adres [adres] [nummer A] - [nummer B] in [plaats] . Het complex heeft twee verdiepingen. De units hebben geen eigen aansluiting en afvoer voor water. Rondom het gebouw van [bedrijf 1] zijn wel leidingen voor vuilwaterafvoer, hemelwaterafvoer en een drain.

Beoordeling door de rechtbank

Reikwijdte van de procedures
3. Het is de vraag wat de reikwijdte van de beroepen van eiseres is.
In het bezwaarschrift van 20 maart 2023 staat onder meer:
Zie bovenstaande aanslagnummers, wij maken bezwaar tegen al deze nummers, dit omdat
er geen meerdere rioolaansluitingen zijn, en er maar 1 watermeter geplaatst is voor dit gebouw.
Dit kunt u navragen bij waterbedrijf Dunea.
Alle boxen zijn 25% te hoog getaxeerd, t.o.v. onze verkooprijzen en zeker t.o.v. de huurwaardes.
Graag ontvang ik van u de gecorrigeerde aanslagen.
In het pro-forma beroepschrift van 2 februari 2024 staat onder meer:
“De Bestreden Besluiten hebben betrekking op de rioolheffing-aanslagen met de volgende aanslagnummers:(..)
Assilem kan zich niet verenigen met de Bestreden Besluiten. Om die reden stel ik hierbij namens Assilem beroep in tegen de Bestreden Besluiten bij de rechtbank Rotterdam op nader aan te voeren gronden en verzoek ik u om Assilem een termijn van vier weken te gunnen voor het aanvoeren van de gronden van beroep”
In het aanvullende beroep van 11 maart 2024 staat onder meer:
“De Bestreden Besluiten zijn aangehecht als Bijlagen 1 tot en met 103 bij
dit aanvullend beroepschrift (in de volgorde zoals hierboven aangegeven) en hebben betrekking op de aan Assilem opgelegde rioolheffing-aanslagen ten aanzien van 103 verschillende objecten aan het [adres] te ( [postcode] ) [plaats] .”
In het aanvullende beroepschrift van 10 juli 2025 staat op pagina 1 onder meer.:
De Bestreden Besluiten hebben betrekking op de aan Assilem opgelegde rioolheffing-aanslagen ten aanzien van 103 verschillende objecten aan het [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (de Objecten).
Op pagina 5 staat onder meer:
Woz-waarden incorrect
2.1
Ingevolge artikel 5 onder a van de Verordening rioolheffing 2023 wordt de belasting geheven naar de waarde van het perceel in het economische verkeer, waarbij geldt dat in het geval van een onroerende zaak deze waarde gelijk is aan de op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (de WOZ) voor die onroerende zaak vastgestelde waarde.
(..)
2.6
Hiermee is ten onrechte geen rekening gehouden bij het bepalen van de hoogtes van rioolheffingaanslagen, als gevolg waarvan deze naar het oordeel van Assilem op een verkeerde waarde zijn vastgesteld.
Dit is overigens reeds in de bezwaarfase aangevoerd, waarbij Assilem heeft benadrukt dat alle garageboxen 25% te hoog zijn getaxeerd ten opzichte van de verkoopprijzen van de garageboxen en ten opzichte van de huurwaardes daarvan.
Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat zij van mening is dat de hoogte van de WOZ-waarden in deze procedures kunnen worden betrokken, omdat dit reeds in bezwaar naar voren is gebracht.
4. Deze procedures zijn begonnen met de aanslagbiljetten van 28 februari 2023.
Op elk aanslagbiljet staan drie beschikkingen:
- de WOZ beschikking, waarin een waarde wordt vastgesteld;
- een aanslag onroerende zaakbelasting;
- een aanslag rioolheffing.
5. Eiseres heeft in haar bezwaarschrift zowel tegen de aanslagen rioolheffing als de WOZ-beschikkingen bezwaar gemaakt. [1] Op grond van artikel 24a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) is dit mogelijk. [2] Artikel 25, vierde lid, van de Awr maakt het vervolgens voor de heffingsambtenaar mogelijk om in één geschrift meerdere uitspraken op bezwaar te doen. Daarvan heeft de heffingsambtenaar, naar de rechtbank begrijpt, ook gebruik gemaakt door in de uitspraken op bezwaar (hierna: het geschrift/de geschriften) van 25 december 2023 zowel over de WOZ-waarden als de aanslagen rioolheffing te beslissen.
6. De rechtbank stelt vast dat de beroepschriften van 2 februari en 11 maart 2024 enkel tegen de uitspraken op bezwaar zijn gericht die zien op de aanslagen rioolheffing. Alleen dat onderdeel van het geschrift wordt bestreden.
In het beroepschrift van 10 juli 2025 worden de vastgestelde WOZ-waarden wel bestreden, over de boeg van artikel 5 van de Verordening rioolheffing. Het is echter niet mogelijk om in een procedure over de rioolheffing (alsnog) de WOZ-waarde aan de orde te stellen, omdat de verordening rioolheffing een lijdelijke positie heeft ten opzicht van de WOZ-beschikking. [3]
Voor zover eiseres ter zitting heeft bedoeld te stellen dat zij direct tegen beide uitspraken op bezwaar in de geschriften van 25 december 2023 beroep heeft ingesteld, moet aan haar worden toegegeven dat de heffingsambtenaar niet duidelijk heeft vermeld dat het gaat om twee uitspraken op bezwaar in één geschrift. In de geschriften staat immers:
Hierbij ontvangt u de uitspraak op het bezwaarschrift dat u heeft ingediend tegen de aanslag met bovengenoemd vorderingsnummer.
Dit wil echter nog niet zeggen dat daarmee de wettelijke bepalingen van de Awr aan de kant kunnen worden gezet. Van een professioneel gemachtigde [4] mag worden verwacht dat hij bij het instellen van het beroep duidelijk maakt waartegen het beroep zich richt.
Voor zover eiseres met het beroepschrift van 10 juli 2025 alsnog beroep heeft willen instellen tegen de uitspraken op bezwaar over de WOZ-waarden is dit buiten de wettelijke termijn daarvoor [5] en niet is gebleken dat dit verschoonbaar is.
7. De slotsom is dat de WOZ-waarden in deze procedures niet aan de orde kunnen worden gesteld.
Aanslagen rioolrecht
8. De aanslagen rioolrecht zijn voor alle 103 de units opgelegd. De beroepen, zoals hieronder uiteengezet, hebben betrekking op de afzonderlijke uitspraken van 25 december 2023 per unit.
Zaaknummer object Bedrag aanslag
ROT 24/1635 [object 1] € 110,61
ROT 24/1636 [object 2] € 217,39
ROT 24/1637 [object 3] € 173,21
ROT 24/1638 [object 4] € 217,39
ROT 24/1639 [object 5] € 173,21
ROT 24/1640 [object 6] € 217,39
ROT 24/1641 [object 7] € 173,21
ROT 24/1642 [object 8] € 217,39
ROT 24/1643 [object 9] € 173,21
ROT 24/1644 [object 10] € 217,39
ROT 24/1645 [object 11] € 472,16
ROT 24/1646 [object 12] € 729,90
ROT 24/1647 [object 13] € 217,39
ROT 24/1648 [object 14] € 125,34
ROT 24/1649 [object 15] € 125,34
ROT 24/1650 [object 16] € 125,34
ROT 24/1651 [object 17] € 125,34
ROT 24/1652 [object 18] € 195,30
ROT 24/1653 [object 19] € 110,61
ROT 24/1654 [object 20] , € 479,52
ROT 24/1655 [object 21] € 442,70
ROT 24/1656 [object 22] € 479,52
ROT 24/1657 [object 23] € 217,39
ROT 24/1658 [object 24] € 479,52
ROT 24/1659 [object 25] € 217,39
ROT 24/1660 [object 26] € 479,52
ROT 24/1661 [object 27] € 217,39
ROT 24/1662 [object 28] € 619,44
ROT 24/1663 [object 29] € 125,34
ROT 24/1664 [object 30] € 125,34
ROT 24/1665 [object 31] € 125,34
ROT 24/1666 [object 32] € 125,34
ROT 24/1667 [object 33] € 125,34
ROT 24/1668 [object 34] € 125,34
ROT 24/1669 [object 35] € 125,34
ROT 24/1670 [object 36] € 125,34
ROT 24/1671 [object 37] € 125,34
ROT 24/1672 [object 38] € 125,34
ROT 24/1673 [object 39] € 125,34
ROT 24/1674 [object 40] € 217,39
ROT 24/1675 [object 41] € 125,34
Zaaknummer object Bedrag aanslag
ROT 24/1676 [object 42] € 125,34
ROT 24/1677 [object 43] € 125,34
ROT 24/1678 [object 44] € 442,70
ROT 24/1679 [object 45] € 195,3
ROT 24/1680 [object 46] € 442,7
ROT 24/1681 [object 47] € 195,3
ROT 24/1682 [object 48] € 442,7
ROT 24/1683 [object 49] € 195,3
ROT 24/1684 [object 50] € 512,66
ROT 24/1685 [object 51] € 630,48
ROT 24/1686 [object 52] € 140,07
ROT 24/1687 [object 53] € 125,34
ROT 24/1688 [object 54] € 125,34
ROT 24/1689 [object 55] € 125,34
ROT 24/1690 [object 56] € 125,34
ROT 24/1691 [object 57] € 217,39
ROT 24/1692 [object 58] € 217,39
ROT 24/1693 [object 59] € 217,39
ROT 24/1694 [object 60] € 195,30
ROT 24/1695 [object 61] € 217,39
ROT 24/1696 [object 62] € 195,30
ROT 24/1697 [object 63] € 512,66
ROT 24/1698 [object 64] € 195,30
ROT 24/1699 [object 65] € 442,70
ROT 24/1700 [object 66] € 195,30
ROT 24/1701 [object 67] € 442,70
ROT 24/1702 [object 68] € 217,39
ROT 24/1703 [object 69] € 217,39
ROT 24/1704 [object 70] € 173,21
ROT 24/1705 [object 71] € 195,30
ROT 24/1706 [object 72] € 162,16
ROT 24/1707 [object 73] € 125,34
ROT 24/1708 [object 74] € 125,34
ROT 24/1709 [object 75] € 479,52
ROT 24/1710 [object 76] € 542,11
ROT 24/1711 [object 77] € 217,39
ROT 24/1712 [object 78] € 442,70
ROT 24/1713 [object 79] € 442,70
ROT 24/1714 [object 80] € 195,30
ROT 24/1715 [object 81] € 442,70
ROT 24/1716 [object 82] € 195,30
ROT 24/1717 [object 83] € 195,30
ROT 24/1718 [object 84] € 472,16
ROT 24/1719 [object 85] € 442,70
ROT 24/1720 [object 86] € 442,70
ROT 24/1721 [object 87] € 442,70
ROT 24/1722 [object 88] € 217,39
Zaaknummer object Bedrag aanslag
ROT 24/1723 [object 89] € 217,39
ROT 24/1724 [object 90] € 217,39
ROT 24/1725 [object 91] € 217,39
ROT 24/1726 [object 92] € 125,34
ROT 24/1727 [object 93] € 125,34
ROT 24/1728 [object 94] € 125,34
ROT 24/1729 [object 95] € 125,34
ROT 24/1730 [object 96] € 125,34
ROT 24/1731 [object 97] € 125,34
ROT 24/1732 [object 98] € 169,52
ROT 24/1733 [object 99] € 125,34
ROT 24/1734 [object 100] € 125,34
ROT 24/1735 [object 101] € 125,34
ROT 24/1736 [object 102] € 125,34
ROT 24/1737 [object 103] € 217,39
9. Op 10 december 2022 heeft de gemeenteraad van Rotterdam op basis van artikel Artikel 228a Gemeentewet eerste lid, aanhef en onder a en b de Verordening rioolheffing 2023 vastgesteld.
Artikel 1 van de Verordening luidt als volgt:

Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

- gemeentelijke riolering: voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
-niet-woning: perceel, niet zijnde een woning;
- perceel: roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
- woning: perceel dat in hoofdzaak tot woning dient.
Artikel 3, lid 1, van de Verordening luidt als volgt:

Belastbaar feit en belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot heeft van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

Artikel 4 van de Verordening luids als volgt:

Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat, indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze gedeelten als één perceel worden aangemerkt.

10. Het is aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat voldaan is aan het belastbare feit van artikel 3 van de Verordening.
Niet is in geschil dat de units geen directe aansluiting op het riool hebben.
Evenmin is in geschil dat het complex als geheel (indirect) is aangesloten op de gemeentelijke riolering, doordat vanaf het dak van het complex door regenpijpen hemelwater wordt afgevoerd, zoals ook op de door de heffingsambtenaar overgelegde foto’s is te zien. Dit hemelwater komt terecht in een drain die het water verder afvoert en uitkomt in de gemeentelijke riolering.
11. De heffingsambtenaar betoogt dat er per unit een aanslag rioolheffing kan worden opgelegd, omdat het complex als geheel een indirecte aansluiting heeft op de gemeentelijke riolering. Het maakt daarbij niet uit of een unit al dan niet een dak heeft waarvan hemelwater wordt afgevoerd.
Eiseres is het tegenovergestelde van mening, volgens haar zijn de units zelf niet indirect aangesloten op de gemeentelijke riolering, hoogstens die units die op de bovenste verdieping liggen.
12. De rechtbank is van oordeel dat niet doorslaggevend is of elke unit een dak heeft waarvan hemelwater wordt afgevoerd. Waar het om gaat is dat van het complex als geheel hemelwater wordt afgevoerd, waar alle units belang bij hebben. Als er geen hemelwater zou worden afgevoerd ontstaan er problemen met het dak van het complex, wat invloed heeft op elke unit van het complex. Kortom, elke unit heeft er belang bij dat het hemelwater wordt afgevoerd van het complex en voor elke unit kan daarom rioolheffing worden geheven. Steun voor deze opvatting vindt de rechtbank in de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 21 augustus 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3055, door de Hoge Raad bevestigt in het arrest van 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1057. [6]
13. Volgens eiseres betalen andere vergelijkbare complexen minder rioolheffing, zoals het buurcomplex van [bedrijf 2] . Zij heeft dit echter niet met stukken onderbouwt, zodat de rechtbank deze stelling niet kan toetsen en het ook niet mogelijk is om te toetsen of sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
14. Eiseres heeft er ter zitting verder op gewezen dat het tarief dat zij betaalt hoger is dan dat voor een woning, wat onredelijk is. Zeker als de rioolheffing voor het gehele complex wordt bezien. Er zou enkel voor het complex als geheel een aanslag rioolheffing moeten worden opgelegd, aldus eiseres.
Dit betoog faalt. Uit de Verordening volgt dat per perceel rioolheffing wordt geheven. Op grond van artikel 1 van de Verordening wordt een perceel gedefinieerd als een onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan. Uit artikel 4 van de Verordening volgt dat het er daarbij om gaat of een perceel zelfstandig wordt gebruikt. Dat is hier het geval, omdat de units allemaal verschillende huurders hebben. [7]
In hoeverre dit en het vastgestelde tarief redelijk is, is in beginsel niet aan de rechtbank.
Het is aan de gemeenteraad hoe en van wie rioolheffing wordt geheven, wat vastgelegd is in de Verordening. Die politieke keuze kan de rechtbank alleen in uitzonderlijke gevallen terug draaien, maar daarvan is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
15. De conclusie is dat de heffingsambtenaar de aanslagen rioolheffing kon opleggen.

Conclusie en gevolgen

16. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen rioolheffing in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Noordegraaf, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Den Haag vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ, worden de bezwaren ook geacht gericht te zijn tegen de aanslagen OZB.
2.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ en artikel 231 van de Gemeentewet is dit artikel ook in deze zaak van toepassing.
3.Zie het arrest van de Hoge Raad van 19 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1235.
4.Die namens eiseres beroep heeft ingesteld.
5.Van zes weken na de dagtekening van de uitspraak, zoals volgt uit Artikel 26c van de Awr in combinatie met artikel 6:7 van de Awb.
6.Zie ook hof Arnhem-Leeuwarden 19 november 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8812, r.o. 4.5 en rechtbank Amsterdam, 10 juni 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:3822, r.o. 7 en Rechtbank Rotterdam , 2 juni 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:4255, r.o. 3.5.
7.Er is daarom ook geen sprake van gedeelten van de onroerende zaak die samen als een geheel worden gebruikt.