ECLI:NL:RBROT:2025:12750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 23/6705 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet tijdig beslissen in het kader van de Wet hersteloperatietoeslagen met waarschuwing voor misbruik van recht

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2025, met zaaknummer ROT 23/6705 V, wordt het verzet van de opposant behandeld. De opposant had eerder beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen een besluit van de Dienst Toeslagen, waarbij een bedrag van € 8.000 was toegekend op basis van de kindregeling in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen. De rechtbank had het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Dienst Toeslagen op 15 augustus 2023 al op het bezwaar had beslist.

De gemachtigde van de opposant voerde in verzet aan dat de rechtbank geen uitspraak had mogen doen zonder de opposant te horen en dat het besluit van 15 augustus 2023 niet op de juiste wijze was bekendgemaakt. De rechtbank oordeelt echter dat de gemachtigde veelvuldig beroep instelt in WHT-zaken, ook nadat de Dienst Toeslagen had aangegeven dat er al een beslissing was genomen. Dit gedrag wordt door de rechtbank als misbruik van recht gekwalificeerd, en de rechtbank waarschuwt de opposant en zijn gemachtigde dat herhaling van dit gedrag kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter P. Vrolijk, in aanwezigheid van griffier R. Stijnen, en is openbaar uitgesproken op 4 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6705 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2025 op het verzet van

[opposant], uit Rotterdam, opposant [1]
(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 december 2024 (de uitspraak) in het geding tussen
opposante
en

Dienst Toeslagen

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposant gaat over de uitspraak waarin de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Opposant heeft niet verzocht om in verzet op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Opposant heeft op 6 oktober 2023 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen het besluit van de Dienst Toeslagen van 22 maart 2023 (kenmerk UHT-KR BES) waarbij aan opposant een bedrag van € 8.000 is toegekend op grond van de kindregeling in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen (WHT).
5. Omdat de Dienst Toeslagen op 15 augustus 2023 (met kenmerk UHT-BOB) op het bezwaar van opposant heeft beslist, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
6. In verzet is door de gemachtigde van opposant (de gemachtigde) aangevoerd dat de rechtbank geen uitspraak had mogen doen zonder opposant te horen. Aangevoerd is verder dat het besluit van 15 augustus 2023 niet aan de gemachtigde is verzonden en daarom niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. Tot slot is gesteld dat ook opposant de beslissing op bezwaar niet heeft ontvangen, maar dat dit niet zou mogen uitmaken nu dit besluit niet op de juiste wijze is bekendgemaakt.
7. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht voorziet in de bevoegdheid van de rechtbank om zonder een zitting uitspraak te doen indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank had een zitting niet redelijkerwijs tot een andere uitkomst kunnen leiden. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
8. Anders dan de gemachtigde betoogt, is voor de mogelijkheid om een beroep wegens niet tijdig beslissen in te stellen (en voor het verbeuren van dwangsommen) niet van belang of het besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt, maar slechts of de aanvrager of bezwaarmaker bekend is met het genomen besluit, zodat niet van belang is of het besluit van 15 augustus 2025 niet tevens naar de gemachtigde is verzonden (vgl. ECLI:NL:HR:2013:969; ECLI:NL:RVS:2015:2080 en ECLI:NL:CRVB:2016:4813). De rechtbank gaat voorbij aan de blote ontkenning van de gemachtigde dat opposant de beslissing op bezwaar evenmin heeft ontvangen. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
9. De rechtbank stelt vast de gemachtigde veelvuldig beroep wegens niet tijdig beslissen instelt in WHT-zaken nadat een besluit is genomen, ook nadat zij er door de Dienst Toeslagen op is gewezen dat reeds is beslist. De rechtbank heeft haar er al veelvuldig op gewezen dat het rechtsmiddel van niet tijdig beslissen daarvoor niet is bedoeld. [2] Dit betekent dat de gemachtigde van opposant tegen beter weten in op kansloze wijze procedeert. Mogelijk hangt dit samen met de wijze van financiering van rechtsbijstand in deze zaken. De rechtbank merkt op dat de gemachtigde van opposant op deze wijze op oneigenlijk manier aanspraak maakt op gemeenschapsgeld en de rechtspraak onevenredig belast met kansloze beroepen. Omdat de gedragingen van de gemachtigde voor rekening komen van haar cliënt, waarschuwt de rechtbank opposant en zijn gemachtigde dat een herhaling van dit procedeergedrag tot gevolg kan hebben dat de rechtbank het beroep wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk zal verklaren.
10. De rechtbank wijst er voorts op dat de gemachtigde er rekening mee dient te houden dat wanneer sprake is van misbruik van recht haar cliënt in de proceskosten kan worden veroordeeld wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. [3]

Conclusie en gevolgen

12. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.