ECLI:NL:RBROT:2025:12875

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
C/10/692694 / HA ZA 25-79
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over beveiligingscamera's en draairichting poortdeur tussen buren

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee buren, [eiseres] en [gedaagde c.s.], over de plaatsing van beveiligingscamera's en de draairichting van een poortdeur. [eiseres] stelt dat drie beveiligingscamera's van [gedaagde c.s.] inbreuk maken op haar recht op privacy, terwijl [gedaagde c.s.] deze camera's hebben geplaatst ter beveiliging van hun woning na eerdere inbraken. De rechtbank oordeelt dat camera 2 inderdaad een onrechtmatige inbreuk maakt op de privacy van [eiseres] en verbiedt [gedaagde c.s.] om deze camera op een zodanige positie te plaatsen dat deze zicht biedt op het perceel van [eiseres]. Voor camera 1 en 3 oordeelt de rechtbank dat deze geen inbreuk maken op de privacy van [eiseres]. Daarnaast is er een geschil over de draairichting van een poortdeur die open gaat over het perceel van [eiseres]. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] tot wijziging van de draairichting af, omdat zij onvoldoende belang heeft bij deze wijziging. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/692694 / HA ZA 25-79
Vonnis van 22 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [plaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. A. de Rooij te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonend in [plaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. K.J.M. Buijs te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden samen [gedaagde c.s.] genoemd.

1.De zaak in het kort

Partijen zijn eigenaren van twee naast elkaar gelegen woningen en zijn dus buren van elkaar. [gedaagde c.s.] hebben beveiligingscamera’s aan hun woning bevestigd. Volgens [eiseres] maken drie van deze camera’s inbreuk op haar recht op privacy. Daarnaast is er een geschil over de draairichting van een poortdeur aan het einde van een pad op het perceel van [eiseres] , waarop [gedaagde c.s.] een recht van overpad hebben. Volgens [eiseres] maken [gedaagde c.s.] een onrechtmatige inbreuk op haar eigendomsrecht, omdat de poortdeur open gaat over haar perceel.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde c.s.] met camera 2 een onrechtmatige inbreuk maken op het recht van [eiseres] op privacy en verbiedt [gedaagde c.s.] om deze camera op een zodanige positie te zetten dat deze [eiseres] ’s perceel in beeld kan worden gebracht. Hieraan wordt een dwangsom verbonden. De vordering van [eiseres] tot wijziging van de draairichting van de poortdeur wijst de rechtbank af. In dit vonnis legt de rechtbank uit hoe zij tot deze beslissingen is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 januari 2025, met producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 17;
- productie 13 van [eiseres] ;
  • de mondelinge behandeling van 10 september 2025;
  • de spreekaantekeningen van [eiseres] ; en
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde c.s.]
2.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] en [gedaagde c.s.] wonen al jarenlang direct naast elkaar op de percelen gelegen aan het [adres 1] respectievelijk [adres 2] in [plaats] .
3.2.
Op het perceel van [eiseres] is ten behoeve van het perceel van [gedaagde c.s.] een erfdienstbaarheid in de vorm van een recht van overpad gevestigd. Het recht van overpad ziet op het gebruik als voetpad van het hieronder in rood gemarkeerde gedeelte om te komen van en te gaan naar de openbare weg.
[afbeelding 1]
3.3.
In 2012 hebben [gedaagde c.s.] beveiligingscamera’s opgehangen rondom hun woning, omdat zij meermaals te maken hebben gehad met criminaliteit. Zo hebben zij te maken gehad met een poging tot inbraak bij hun woning, inbraak in de auto van [gedaagde 2] en is [gedaagde 1] doelgericht mishandeld in de stad.
3.4.
De beveiligingscamera’s van [gedaagde c.s.] aan de voorzijde van hun woning zijn op de volgende plaatsen door hen neergehangen:
  • Camera 1 is bevestigd aan de onderkant van het balkon. Vanaf de voorzijde van de woning bezien bevindt deze camera zich aan de linkerkant;
  • Camera 2 is bevestigd op het hoogste punt van de muur van de woning van [gedaagde c.s.] , net onder de dakrand;
  • Camera 3 is bevestigd aan de onderkant van het balkon. Vanaf de voorzijde van de woning bezien bevindt deze camera zich aan de rechterkant.
3.5.
Na het plaatsen van de beveiligingscamera’s hebben [gedaagde c.s.] wederom te maken gehad met (pogingen tot) inbraken in hun woning en auto’s.
3.6.
In 2023 hebben [gedaagde c.s.] bovengenoemde drie beveiligingscamera’s vernieuwd. De nieuwe camera’s bevinden zich op dezelfde plek.
3.7.
In 2023 hebben [gedaagde c.s.] hun tuin aan de achterzijde van hun woning opgeknapt en hebben zij een laag poortje, dat op de erfgrens tussen de percelen van [eiseres] en [gedaagde c.s.] stond, vervangen door een poortdeur. De poortdeur gaat open over het perceel van [eiseres] .
3.8.
[eiseres] heeft bij brief van 21 augustus 2023 [gedaagde c.s.] gesommeerd om de camera’s te verwijderen en verwijderd te houden en de door [gedaagde 1] geplaatste poortdeur zodanig aan te passen dat deze over het perceel van [gedaagde 1] opendraait. [gedaagde c.s.] hebben aan deze sommatie geen gehoor gegeven.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert samengevat dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Primair: [gedaagde c.s.] zal veroordelen om binnen 14 kalenderdagen na betekening van dit vonnis de drie camera's te verwijderen en verwijderd te houden en het [gedaagde c.s.] te verbieden een camera te bevestigen op een zodanige plaats en in een zodanige positie dat daarmee zicht wordt verschaft op het perceel van [eiseres] en/of de openbare weg voor dit perceel, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per camera per dag(deel) dat [gedaagde c.s.] weigeren aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 30 .000,- per camera,
Subsidiair: [gedaagde c.s.] zal veroordelen om binnen 14 kalenderdagen na betekening van dit vonnis de drie camera’s correct en blijvend af te schermen, zodanig dat er geen zicht op het perceel van [eiseres] en/of de openbare weg voor dit perceel is of mogelijkerwijs kan zijn, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per camera per dag(deel) dat [gedaagde c.s.] weigeren aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 30 .000,- per camera,
Meer subsidiair: voor recht zal verklaren dat het [eiseres] wordt toegestaan om, zonder dat [gedaagde c.s.] hiertegen bezwaar kan maken, beplanting met een hoogte van drie meter aan te brengen op de plaats naast de erfafscheiding tussen het perceel van [eiseres] en het perceel van [gedaagde c.s.] , zodanig dat de camera's van [gedaagde 1] geen zicht meer hebben of mogelijkerwijs kunnen hebben op het perceel van [eiseres] en voorts te bepalen dat de in redelijkheid gemaakte kosten voor het plaatsen en onderhouden van deze beplanting door beide partijen evenredig zullen worden gedragen;
II. [gedaagde c.s.] zal veroordelen om binnen 14 kalenderdagen na betekening van dit vonnis de poortdeur zodanig aan te passen en aangepast te houden dat deze zich volledig op het perceel van [gedaagde c.s.] bevindt en niet meer over het perceel van [eiseres] opengaat, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) dat [gedaagde c.s.] weigeren aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 30 .000,-; en
III. [gedaagde c.s.] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 925,- en de kosten van deze procedure inclusief nakosten.
4.2.
[eiseres] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Met betrekking tot de camera’s stelt [eiseres] zich op het standpunt dat de camera’s een inbreuk maken op haar recht op eerbieding van haar persoonlijke levenssfeer, aangezien de camera’s volgens [eiseres] ook deels haar perceel in beeld brengen. [eiseres] voelt constant de angst om in de gaten gehouden te worden en mogelijk zelfs afgeluisterd te worden door de camera’s.
Met betrekking tot de poortdeur die open gaat over het perceel van [eiseres] stelt [eiseres] dat dit een onrechtmatige inbreuk maakt op haar eigendomsrecht van haar perceel. Er is weliswaar een recht van overpad gevestigd ten behoeve van het perceel van [gedaagde c.s.] , maar de uitoefening van een erfdienstbaarheid dient op de minst bezwarende wijze plaats te vinden. Een poortdeur die opendraait over het perceel van [eiseres] valt volgens [eiseres] ook niet binnen de grenzen van de aan [gedaagde c.s.] toekomende erfdienstbaarheid.
4.3.
[gedaagde c.s.] voeren verweer. Met betrekking tot het eerste geschilpunt betwisten [gedaagde c.s.] dat zij inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] , omdat slechts één camera zicht heeft op een klein gedeelte van het perceel van [eiseres] . Op de camerabeelden is het perceel, voor zover zichtbaar, echter met zwarte balken geblokkeerd. [gedaagde c.s.] hebben meermaals te maken gehad met inbraken en geweldsincidenten. Dit is een rechtvaardigingsgrond voor het plaatsen van de camera’s.
Met betrekking tot het tweede geschilpunt betwisten [gedaagde c.s.] dat er sprake is van een onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van [eiseres] , omdat [gedaagde c.s.] de draairichting van de poort niet hebben gewijzigd. Ook de oude poort draaide over het perceel van [eiseres] heen. Bovendien stellen [gedaagde c.s.] dat [eiseres] misbruik maakt van bevoegdheid, omdat zij geen belang heeft bij haar vordering.
[gedaagde c.s.] concluderen voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure met rente.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Inbreuk op privacy levert in beginsel een onrechtmatige daad op
5.1.
In deze zaak gaat het in de eerste plaats om de vraag of [gedaagde c.s.] met het gebruik van hun beveiligingscamera’s een onrechtmatige inbreuk maken op het recht van [eiseres] op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer.
5.2.
Uitgangspunt is dat een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert. [1] De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of sprake is van een rechtvaardigingsgrond, moet worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval, waarbij de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend tegen elkaar worden afgewogen. [2]
5.3.
Verder is van belang of het gebruik van de camera voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. [3] Dit houdt in dat de camera’s alleen mogen worden gebruikt als dat noodzakelijk is voor het beoogde doel en als er geen minder ingrijpende alternatieven mogelijk zijn om datzelfde doel te bereiken.
Camera’s 1 en 3 leveren geen onrechtmatige daad op
5.4.
De rechtbank oordeelt dat camera’s 1 en 3 geen inbreuk maken op het recht op privacy van [eiseres] , omdat deze slechts gericht zijn op het eigendom van [gedaagde c.s.] Deze camera’s hoeven dan ook niet verwijderd of anders geplaatst te worden.
5.5.
[eiseres] stelt dat het gaat om bolcamera’s, waarbij de camera’s van draairichting kunnen veranderen. Ter zitting hebben [gedaagde c.s.] bevestigd dat het inderdaad gaat om bolcamera’s, maar in die zin dat het een camera is met een vaste stand en waar een bol omheen zit ter bescherming van de camera bij verschillende weersomstandigheden. Uit het feit dat het een bolcamera is volgt nog niet dat de camera’s 360 graden kunnen draaien.
5.6.
[gedaagde c.s.] hebben op de zitting getoond dat zij via een app op hun mobiele telefoon de beelden die de beveiligingscamera’s vastleggen live kunnen volgen als door de camera’s een beweging wordt gedetecteerd. Uit de beelden blijkt dat de camera’s één (vaste) kijkrichting hebben en dat de camera’s alleen de oprit van het perceel van [gedaagde c.s.] in beeld brengen. Geen enkel onderdeel van het perceel van [eiseres] is dus zichtbaar via camera 1 en camera 3. Uit de door [gedaagde c.s.] getoonde beelden in de app blijkt voldoende en door [eiseres] is verder onvoldoende tegengesproken dat de bolcamera’s niet kunnen draaien. Ook staat onweersproken vast dat het perceel van [eiseres] op camera’s 1 en 3 niet te zien is.
5.7.
[eiseres] heeft naar voren gebracht dat ook als de camera’s niet op haar perceel gericht zijn, toch sprake is van een inbreuk op haar privacy, omdat zij het gevoel houdt dat zij door camera’s 1 en 3 bespied wordt. Dat gevoel houdt zij, ondanks dat de camera’s maar één kijkrichting hebben, omdat de camera’s vanuit haar tuin te zien zijn en zij niet weet en kan zien of de camera’s misschien niet toch op haar perceel gericht staan. De omstandigheid dat [eiseres] het gevoel heeft door middel van de camera’s te worden bekeken levert echter geen inbreuk op van haar persoonlijke levenssfeer. Die conclusie kan alleen worden getrokken als de desbetreffende camera’s daadwerkelijk delen van het perceel van [eiseres] in beeld brengen en daarvan is zoals gezegd geen sprake.
5.8.
Van een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer middels afluisteren via de beveiligingscamera’s waarover [eiseres] ook heeft gesproken, is geen sprake. [gedaagde c.s.] hebben ter zitting verklaard dat de camera’s geen mogelijkheid hebben tot het afluisteren van geluid. [eiseres] heeft de stelling van [gedaagde c.s.] onvoldoende weersproken dat met de camera’s geen geluidsopnamen kunnen worden gemaakt.
5.9.
Aangezien niet gesproken kan worden van een inbreuk op de privacy van [eiseres] , is er evenmin sprake van een onrechtmatige daad jegens haar. Dit betekent dat de vorderingen met betrekking tot camera 1 en 3 worden afgewezen.
Camera 2 levert in de huidige positie een onrechtmatige daad op en mag niet langer gericht zijn op het perceel van [eiseres] . Een dwangsom wordt opgelegd
5.10.
De rechtbank oordeelt dat camera 2 een onrechtmatige inbreuk maakt op [eiseres] ’s recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer en dat dat een onrechtmatige daad oplevert. De rechtbank zal [gedaagde c.s.] verbieden om camera 2 op een zodanige plaats en in een zodanige positie te plaatsen dat daarmee zicht wordt of kan worden verschaft op het perceel van [eiseres] . De rechtbank motiveert haar oordeel en beslissing als volgt.
5.11.
Camera 2 brengt weliswaar in de eerste plaats het terras van [gedaagde c.s.] in beeld, maar is volgens de als productie 1 van de dagvaarding overgelegde afbeelding van het camerabeeld van camera 2, ook gericht op een deel van het perceel van [eiseres] . Het gaat hier om een gedeelte van het dak van de woning van [eiseres] , een deel van de tuin van [eiseres] en een deel van de pui van haar woning in die tuin.
5.12.
Anders dan [gedaagde c.s.] hebben aangevoerd, kan het gericht zijn van de camera op dit deel van het perceel van [eiseres] niet gerechtvaardigd worden door de omstandigheid dat [gedaagde c.s.] in het verleden te maken hebben gehad met (pogingen tot) inbraak en andere onveilige situaties rondom hun huis. Om de woning van [gedaagde c.s.] te beveiligen hoeft dat gedeelte van de woning en tuin van [eiseres] namelijk niet in beeld gebracht te worden. De stelling van [gedaagde c.s.] op zitting dat zij de camera mede hebben gericht op het dak van de woning van [eiseres] , omdat zij willen zien of zich personen op dat dak ophouden en via dat dak het terras van [gedaagde c.s.] betreden, vormt daarvoor onvoldoende rechtvaardiging. Het is voor de beveiliging van de woning van [gedaagde c.s.] niet noodzakelijk om zicht te hebben op een deel van het dak van [eiseres] . Het is daarvoor immers voldoende als (alleen) het eigen terras van [gedaagde c.s.] en de daar aanwezige eigen terrasdeuren door een camera in beeld worden gebracht. Ongewenste personen die zich op het terras ophouden om zich toegang tot de woning van [gedaagde c.s.] te verschaffen kunnen daarmee ook worden opgemerkt. Eventuele inbraken, of pogingen daartoe, kunnen dus ook met een andere cameraopstelling worden gedetecteerd.
5.13.
[gedaagde c.s.] hebben aangevoerd dat camera 2 ondanks het feit dat die camera mede gericht is op een deel van het eigendom van [eiseres] , geen inbreuk maakt op de privacy van [eiseres] , omdat zij het deel van het beeld waarop het perceel van [eiseres] te zien zou kunnen zijn, laten afschermen met zwarte balken, ofwel een zogeheten ‘privacy mask’.
5.14.
Uit de door [gedaagde c.s.] ingebrachte producties met de camerabeelden van camera 2 volgt dat deze privacy mask pas later door hen is aangebracht. Volgens [gedaagde c.s.] hebben zij de privacy mask op hun verzoek laten aanbrengen door het beveiligingsbedrijf Pro-Rec, het bedrijf dat de camera’s in opdracht van [gedaagde c.s.] heeft geplaatst. [gedaagde c.s.] hebben aangevoerd dat zij niet de mogelijkheid hebben om deze privacy mask zelf te wijzigen of ongedaan te maken. Dat zouden zij aan Pro-Rec moeten vragen en die doet dat volgens hen niet zo maar, omdat Pro-Rec zich zoals het in een schriftelijke verklaring heeft verklaard, aan de huidige wetgeving houdt en de privacy van derden waarborgt.
5.15.
In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat het standpunt van [gedaagde c.s.] dat zij de op camera 2 aangebracht privacy mask niet zelf kunnen wijzigen of ongedaan kunnen maken, zij op geen enkele wijze hebben onderbouwd. In de schriftelijke verklaring van Pro-Rec die [gedaagde c.s.] hebben overgelegd, wordt hierover niets opgemerkt. Daar komt nog bij dat als al aangenomen wordt dat [gedaagde c.s.] de privacy mask niet zelf kunnen weghalen, zij, zoals [gedaagde c.s.] zelf verklaren, Pro-Rec kunnen vragen dat te doen en dat uit de door [gedaagde c.s.] overgelegde schriftelijke verklaring van Pro-Rec evenmin is af te leiden dat Pro-Rec aan zo’n verzoek geen gehoor zou geven. Uit het enkele feit dat Pro-Rec heeft verklaard dat zij zich houdt aan de huidige wetgeving en de privacy van derden waarborgt, volgt dat niet. Klaarblijkelijk heeft Pro-Rec er immers in het verleden geen probleem in gezien om de camera te plaatsen zonder daarop een privacy mask aan te brengen, aangezien de camera zoals hiervoor is overwogen pas later van een privacy mask is voorzien.
5.16.
Maar ook als het klopt dat Pro-Rec de privacy mask niet zal wegnemen als [gedaagde c.s.] daar om vragen, mag [eiseres] van [gedaagde c.s.] andere maatregelen verwachten om te voorkomen dat een inbreuk op haar privacy zou kunnen worden gemaakt. Die maatregelen bestaan eenvoudigweg hierin dat [gedaagde c.s.] de camera niet op een gedeelte van het perceel van [eiseres] richt, maar uitsluitend op het eigen perceel, in dit geval het eigen terras. Dat de camera niet zodanig gepositioneerd kan worden dat het perceel van [eiseres] ook zonder een privacy mask niet in beeld komt, hebben [gedaagde c.s.] niet gesteld noch onderbouwd. De camera zou bijvoorbeeld meer naar beneden kunnen worden gericht of aan de andere kant van het terras kunnen worden geplaatst, zodanig dat het niet meer mede op het perceel van [eiseres] is gericht.
5.17.
De richting en plaats van camera 2, ook al is deze voorzien van een privacy mask, voldoet dus niet aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Het gewenste doel (beveiliging van de eigen woning) kan ook met minder vergaande middelen (gericht op het eigendom en niet op dat van de buren) worden bereikt. Daarmee wordt met camera 2 onrechtmatig inbreuk gemaakt op de privacy van [eiseres] .
5.18.
Toewijzing van de vordering tot algehele verwijdering van camera 2 acht de rechtbank te vergaand. Volstaan kan worden met het verbod zoals in het dictum van dit vonnis opgenomen. Ook is de vordering voor zover daarin [gedaagde c.s.] verboden wordt de openbare weg in beeld te brengen, niet toewijsbaar. Waarom dat verboden is of zou moeten worden, heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal [gedaagde c.s.] derhalve verbieden camera 2 op een zodanige plaats en in een zodanige positie te plaatsen dat daarmee zicht wordt of kan worden verschaft op het perceel van [eiseres] .
5.19.
De rechtbank acht het toewijzen van een dwangsom met betrekking tot camera 2 op zijn plaats om tijdige naleving van het vonnis te waarborgen. De dwangsom is een extra prikkel voor [gedaagde c.s.] om de privacy van [eiseres] te waarborgen middels het wijzigen van de positie en/of kijkrichting van camera 2. Een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 10.000,- acht de rechtbank passend en geboden.
De poortdeur: [eiseres] heeft geen voldoende redelijk belang bij wijziging van de draairichting van de poortdeur; de vordering wordt daarom afgewezen
5.20.
Over het tweede geschilpunt tussen partijen betreffende de draairichting van de poortdeur op de erfgrens tussen de percelen van [eiseres] en [gedaagde c.s.] oordeelt de rechtbank als volgt. [eiseres] heeft bij de vordering om [gedaagde c.s.] te veroordelen deze draairichting te wijzigen onvoldoende redelijk belang, waardoor zij in zoverre misbruik maakt van haar eigendomsrecht. Deze vordering wordt daarom afgewezen. De rechtbank motiveert dit oordeel als volgt.
5.21.
Op grond van wat [gedaagde c.s.] daarover naar voren hebben gebracht en [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank niet althans niet voldoende gemotiveerd heeft tegengesproken, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aan het einde van het voetpad waarop het recht van erfdienstbaarheid van voetpad van [gedaagde c.s.] rust, al van oudsher een lage poort heeft gestaan met dezelfde draairichting als de huidige poortdeur, namelijk naar buiten toe, dus over het perceel van [eiseres] heen. [eiseres] heeft namelijk niet betwist dat zij haar tuin op enig moment heeft opgehoogd maar dat het voetpad toen niet ook is opgehoogd, maar nabij de poort laag is gehouden en traptreden zijn aangebracht. Een andere verklaring dan dat het daarmee mogelijk werd gemaakt dat het oude poortje over het pad open kon blijven gaan, heeft [eiseres] niet gegeven. De betwisting van [eiseres] dat de oude lage poort ook al over haar perceel heen opendraaide, acht de rechtbank daarom onvoldoende gemotiveerd.
5.22.
De rechtbank laat in het midden of de vordering van [eiseres] daarom is verjaard, zoals [gedaagde c.s.] voor het eerst bij de mondelinge behandeling hebben gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] namelijk, zoals [gedaagde c.s.] ook aanvoeren, een onvoldoende redelijk belang gesteld om van [gedaagde c.s.] te eisen dat zij de draairichting van de poortdeur wijzigen, waarmee de nodige kosten gemoeid zijn. Het gedeelte van het perceel waarover de poortdeur draait, moet [eiseres] immers sowieso vrij houden, aangezien [gedaagde c.s.] daarop het recht van overpad hebben. [eiseres] kan van dat gedeelte van haar perceel wegens het bestaan van de erfdienstbaarheid dus feitelijk geen gebruik maken. Overigens heeft [eiseres] op dit moment ook geen zicht op de poortdeur, omdat zij het achterste deel van haar tuin door een hekwerk heeft afgeschermd. Maar ook als zij dat hekwerk zou verwijderen, zoals zij zegt te zullen doen, en zij daardoor zicht op de poortdeur zou krijgen, weegt haar belang bij een omkering van de draairichting van de poortdeur niet op tegen het belang dat [gedaagde c.s.] hebben bij handhaving van de situatie. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat ook de oude poort op dezelfde wijze opendraaide. De vordering van [eiseres] met betrekking tot de draairichting van de poortdeur wijst de rechtbank op deze grond af.
Buitengerechtelijke kosten
5.23.
[eiseres] vordert [gedaagde c.s.] te veroordelen tot betaling van € 975,- aan buitengerechtelijke kosten. De rechtbank oordeelt dat deze kosten moeten worden afgewezen. De rechtbank stelt voorop dat buitengerechtelijke kosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen als deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de kosten niet volgens de wet of vaste jurisprudentie vallen onder de gebruikelijke handelingen ter voorbereiding van een procedure.
5.24.
Het merendeel van de door [eiseres] gestelde werkzaamheden zijn werkzaamheden die onder artikel 241 Rv vallen. Deze kosten worden dus beschouwd als standaardwerkzaamheden die niet afzonderlijk als buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. [eiseres] stelt weliswaar dat haar gemachtigden op locatie zijn langsgegaan, hetgeen in beginsel een niet-standaard handeling lijkt, echter heeft zij niet gesteld wat het specifieke doel van dit bezoek was. Noch heeft [eiseres] toegelicht waarom dit bezoek als niet-standaard werk moet worden aangemerkt. Bij gebrek aan een dergelijke toelichting gaat de rechtbank ervan uit dat dit bezoek dient om een voldoende beeld van de zaak te vormen. De rechtbank wijst de gevorderde buitengerechtelijke kosten daarom af.
Proceskosten
5.25.
De uitkomst van deze procedure, waarin beide partijen over en weer op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld, rechtvaardigt dat de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.26.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De vordering daartoe is op de wet gegrond en er zijn geen redenen om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit betekent dat het vonnis ten uitvoer kan worden gelegd, ook als daartegen hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verbiedt [gedaagde c.s.] om camera 2 op een zodanige plaats en in een zodanige positie te plaatsen dat daarmee zicht wordt of kan worden verschaft op het perceel van [eiseres] ,
6.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 6.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
6.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart de veroordelingen van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025.
3893/3268/3152

Voetnoten

1.HR 9 januari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5500, NJ 1987/928.
2.HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609.
3.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 augustus 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6605.