In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Dienst Toeslagen over de toekenning van compensatie op basis van de ex-partnerregeling uit de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De eiser, die de ex-partner is van een gedupeerden van de toeslagenaffaire, heeft een aanvraag ingediend voor compensatie van € 10.000,-. De Dienst Toeslagen heeft deze compensatie toegekend, maar de eiser is van mening dat dit bedrag niet in verhouding staat tot de schade die hij heeft geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Dienst Toeslagen terecht het bedrag van € 10.000,- heeft toegekend, omdat de wet geen ruimte biedt voor een hogere vergoeding. De rechtbank oordeelt dat het beroep van de eiser ongegrond is en dat hij geen recht heeft op een hoger compensatiebedrag. De eiser heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt dat de eiser een vordering tot schadevergoeding kan instellen bij de civiele rechter, maar dat de huidige wetgeving geen aanvullende compensatie voor ex-partners voorziet.