ECLI:NL:RBROT:2025:13335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
ROT 25/2811
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2025, werd de zaak behandeld van eiseres die in beroep ging tegen de beslissing van het UWV over haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres, die zich op 12 oktober 2020 ziekmeldde, had een WIA-uitkering aangevraagd die aanvankelijk werd afgewezen. Het UWV had haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 51,44%, maar na bezwaar werd dit verhoogd naar 53,06%. Eiseres betwistte deze beoordeling en stelde dat haar medische situatie niet adequaat was meegewogen, met name haar fibromyalgie en hartproblemen. De rechtbank oordeelde dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om de medische beoordeling te betwisten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van objectieve medische vaststellingen in het kader van de Wet WIA.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2811

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [persoon A] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

1.1.
Met het besluit van 27 juli 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV met ingang van 10 oktober 2022 (de datum in geding) een loongerelateerde WGA [1] -uitkering aan eiseres toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 51,44%.
1.2.
Met het besluit van 18 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en geoordeeld dat eiseres per datum in geding voor 53,06% arbeidsongeschikt moet worden geacht.
1.3.
Met de brief van 25 februari 2025 heeft eiseres gereageerd op het bestreden besluit. Hierna heeft eiseres beroep ingesteld.
1.4.
Het UWV heeft daarop gereageerd met een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 april 2025.
1.5.
Vervolgens heeft eiseres een aanvullend beroepschrift ingediend op 30 mei 2025 met als bijlagen een medisch advies van 30 mei 2025 en een brief van de behandelend cardioloog van 16 april 2025.
1.6.
Het UWV heeft vervolgens gereageerd met een verweerschrift, een aanvullend verweerschrift en een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 augustus 2025.
1.7.
Eiseres heeft nog een nader stuk ingediend, met daarbij een tweede medisch advies van 8 september 2025 en een brief van een cardioloog van 27 augustus 2025.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar partner, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
Totstandkoming van het besluit
2. Eiseres, laatstelijk werkzaam als klachtenfunctionaris voor 24 uur per week, heeft zich op 12 oktober 2020 ziekgemeld voor dit werk wegens belemmerende gezondheidsklachten.
2.1.
Op 5 juli 2022 heeft eiseres een WIA [2] -uitkering aangevraagd. Op 30 augustus 2022 heeft het UWV deze aanvraag afgewezen. Per 9 oktober 2022 is het einde van de wachttijd bereikt.
2.2.
In het kader van de WIA-beoordeling per einde wachttijd heeft er een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft eiseres op 27 juni 2023 op het spreekuur gezien en op 30 juni 2023 een Functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, die geldig is vanaf 9 oktober 2022. Hierin zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van de rubrieken: 1. Persoonlijk functioneren, 2. Sociaal functioneren, 3. Fysieke omgevingseisen, 4. Dynamische handelingen, 5. Statische houdingen en 6. Werktijden. De arbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 10 juli 2023, met inachtneming van de beperkingen van eiseres, geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor het verrichten van haar eigen werk, maar wel geschikt is voor de functies Schadecorrespondent (SBC-code 516080), Archiefmedewerker (SBC-code 553020) en Administratie ondersteunend medewerker (SBC-code 315100). Aanvullend wordt eiseres geschikt geacht voor de functies Telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound) (SBC-code 315174) en Medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030). Het loon dat eiseres met de middelste van de drie eerstgenoemde functies (de mediaanfunctie) kan verdienen, ligt 51,44% lager dan het loon dat eiseres met haar eigen werk zou kunnen verdienen (het maatmaninkomen). Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen, waarin is bepaald dat eiseres per 10 oktober 2022 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering.
2.3.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 27 januari 2025 geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat om van het oordeel van de primaire verzekeringsarts af te wijken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in de rapportage van 14 februari 2025, met inachtneming van de beperkingen zoals opgenomen in de FML, geconcludeerd dat de functies Schadecorrespondent en Medewerker binderij de belastbaarheid van eiseres overschrijden zodat die functies komen te vervallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft binnen dezelfde SBC-codes wel nieuwe functies kunnen duiden die binnen de belastbaarheid van eiseres vallen. Op basis van de in bezwaar geduide functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd vastgesteld op 53,06%. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Standpunt eiseres

3. In beroep voert eiseres – kort samengevat – aan dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is verricht en dat zij meer beperkt is dan eerder is aangenomen. Eiseres stelt dat haar klachten niet voldoende zijn meegewogen in de medische beoordeling. Eiseres heeft fibromyalgie, polyneuropathie en een therapie resistente aandoening aan haar hart. Hierdoor is bij eiseres sprake van een verhoogd risico op een hartinfarct en een wisselend klachtenpatroon (zowel in rust als na inspanning), waardoor bij eiseres sprake is van een wisselende belastbaarheid. Eventuele uitval in arbeid en de duur van de hersteltijd daarvan zijn daardoor onvoorspelbaar. Dit betekent dat eiseres een werkgever niet de continuïteit in een regulier dienstverband kan bieden. Volgens eiseres zou dan ook sprake zijn van een excessief verzuimrisico van meer dan 25%. [3] De wisselende belastbaarheid kan volgens eiseres ook niet worden gecompenseerd met een urenbeperking. Gelet op haar beperkingen is dan ook sprake van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiseres stelt dat het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit) in dit geval niet van toepassing is en dat zij op grond van arbeidsdeskundige gronden in aanmerking moet komen voor een IVA-uitkering. [4] Eiseres voert aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in dit geval ook onvoldoende is voorgelicht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ter onderbouwing van haar beroepsgronden heeft eiseres medische adviezen van de bedrijfsarts [persoon B] van 30 mei 2025 en 8 september 2025, een brief van haar behandelend cardioloog dr. [persoon C] van 16 april 2025 en een brief van cardioloog dr. [persoon D] van 27 augustus 2025 overgelegd.

Toetsingskader

4. De wet- en regelgeving die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank dient te beoordelen of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 53,06%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is de geduide functies te verrichten.
Zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
6. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op bestudering van de dossiergegevens, een anamnese, een gericht lichamelijk en psychisch onderzoek uitgevoerd door de primaire verzekeringsarts, de telefonische hoorzitting op 2 december 2024 waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij aanwezig was en de in bezwaar door eiseres en haar arts-gemachtigde [persoon B] overgelegde informatie. Bovendien heeft nog aanvullend (dossier)onderzoek plaatsgevonden naar aanleiding van de reactie van eiseres op het bestreden besluit en het aanvullend beroepschrift. Anders dan eiseres stelt, is het de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig of onjuist beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle beschikbare medische informatie meegewogen in zijn oordeel en op basis daarvan geoordeeld dat geen aanleiding bestond om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts over de per datum in geding aangegeven mogelijkheden en beperkingen (FML) van eiseres. De rechtbank is daarom van oordeel dat een volledige heroverweging heeft plaatsgevonden en dat van onzorgvuldigheid geen sprake is.
Medische beoordeling
7. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, geeft geen reden om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten van eiseres als zodanig of om de door haar ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van (passende) arbeid. Het is daarbij de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen. Voor de beoordeling of een persoon volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is moet, anders dan eiseres stelt, (onder andere) worden gekeken naar de artikelen 4, 5 en 6 van de Wet WIA en het bepaalde in het Schattingsbesluit. Daarbij moet eerst worden bezien of sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, voordat de duurzaamheid daarvan kan worden beoordeeld. De vaststelling of iemand volledig arbeidsongeschikt is kan, afhankelijk van de situatie, twee grondslagen hebben: alleen op verzekeringsgeneeskundige gronden (geen benutbare mogelijkheden) of op verzekeringsgeneeskundige én arbeidsdeskundige gronden (rekening houdend met beperkingen een loonverlies van 80% of meer). In de rapportage van 27 januari 2025 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht dat bij eiseres geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op verzekeringsgeneeskundige gronden, omdat niet is voldaan aan één van de uitzonderingscriteria zoals vastgelegd in het Schattingsbesluit. De rechtbank overweegt dat ook geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op verzekeringsgeneeskundige én arbeidsdeskundige gronden, omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met inachtneming van de in de FML opgenomen beperkingen van eiseres functies heeft kunnen duiden waarbij het loonverlies 53,06% (en dus minder dan 80%) bedraagt. Eiseres wordt dus niet volledig arbeidsongeschikt geacht, zodat ook niet wordt toegekomen aan de duurzaamheidsbeoordeling. De rechtbank merkt daarbij op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook in de aanvullende rapportage van 20 augustus 2025 afdoende heeft toegelicht dat van volledige arbeidsongeschiktheid sprake is als er door de wisselende belastbaarheid geen benutbare mogelijkheden (meer) zijn. In dat geval moet binnen een tijdbestek van drie maanden minstens drie keer door een verzekeringsarts zijn vastgesteld dat sprake is van een aanmerkelijke verandering van de mogelijkheden. [5] Van een dergelijke situatie is bij eiseres op de datum in geding geen sprake. De overwegingen van de bedrijfsarts [persoon B] in zijn medisch advies van 30 mei 2025 maken dit niet anders. In dit medisch advies staat: “
Volgens het verzekeringsgeneeskundige protocol ‘’Hartinfarct’ dient de werkbelasting de grens waarbij ischemie optreedt niet te overschrijden. Omdat de klachten grillig zijn en zich ook in rust voordoen, acht ik betrokkene (volgens het protocol) op medische gronden volledig arbeidsongeschikt voor gangbare arbeid.” De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullende rapportage van 20 augustus 2025 toegelicht dat de grens waarnaar de bedrijfsarts verwijst, niet aantoonbaar bij eiseres aanwezig is. De klachten ontstaan namelijk ook in rust en de inspanning in werk zal niet de oorzaak van de toename van klachten zijn, nu eiseres is aangewezen op psychisch, fysiek en energetisch relatief licht belastende arbeid. Daarbij stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich op het standpunt dat de enkele omstandigheid dat sprake is van een grillig klachtenpatroon niet gelijkgesteld kan worden aan volledige arbeidsongeschiktheid. Gelet op de systematiek van de Wet WIA is de rechtbank van oordeel dat het UWV de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt heeft mogen volgen.
7.1.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat zij meer beperkt zou zijn dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. In de rapportage van 27 januari 2025 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht dat eiseres reeds is aangewezen op psychisch, fysiek en energetisch relatief licht belastende arbeid vanwege de aangenomen beperkingen naar aanleiding van pijn op de borst bij een coronaire microvasculaire dysfunctie zonder obstructief coronair lijden (CMD) en de pijnklachten aan het bewegingsapparaat bij fibromyalgie en polyneuropathie. Daarnaast zijn beperkingen aangenomen voor stress veroorzakende factoren, zoals veelvuldige deadlines en productiepieken, conflicthantering en leidinggevende taken onder de rubrieken 1. Persoonlijk functioneren en 2. Sociaal functioneren en voor de pijnklachten aan het bewegingsapparaat en de beperkte belastbaarheid van de benen tot aan de voeten onder de rubrieken 3. Statische houdingen en 4. Dynamische handelingen. Bovendien is een urenbeperking van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week op preventieve gronden aangenomen om de vermoeidheidsklachten te ondervangen en klachten die (mogelijk) kunnen ontstaan door arbeid zo veel mogelijk te vermijden, zodat het niet noodzakelijk is om de werkzaamheden volledig of langdurig te staken bij plotseling optredende klachten. Omdat bij eiseres geen sprake is van wisselende belastbaarheid, in die zin dat er geen benutbare mogelijkheden zijn als bedoeld in de Wet WIA, ziet de rechtbank niet in waarom het grillige klachtenpatroon van eiseres niet zou kunnen worden ondervangen met de aangenomen urenbeperking. Eiseres heeft nog gewezen op het verhoogd risico op een hartinfarct of overlijden door een cardiovasculair risicoprofiel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de aanvullende rapportage van 20 augustus 2025 afdoende toegelicht dat dit geen direct verband houdt met het verrichten van passende arbeid of dat de kans hierop verder wordt vergroot door te werken. In de brief van 16 april 2025 heeft cardioloog [persoon C] aangegeven dat het risico op een hartinfarct met blijvende schade bij adequate medicamenteuze behandeling klein wordt geacht bij een persoon die aan micro coronaire dysfunctie lijdt. Als het verrichten van iedere vorm van arbeid op zichzelf de kans op een myocardinfarct met blijvende schade zou vergroten, dan had dit onderdeel moeten uitmaken van het gegeven leefstijladvies en daarvan is hier ook geen sprake. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benadrukt hierbij dat door de cardioloog ook niet geadviseerd wordt om werkzaamheden als zodanig volledig te vermijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet daarom geen aanleiding om eiseres meer beperkt te achten dan hij reeds heeft gedaan. De rechtbank kan deze toelichting volgen. In het medisch advies van [persoon B] van 8 september 2025 en in de brief van de cardioloog dr. [persoon D] van 27 augustus 2025 is ook geen nieuwe informatie naar voren gebracht, die meer beperkingen rechtvaardigt.
7.2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt wordt geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij uitdrukkelijk en afdoende rekening gehouden met de geobjectiveerde beperkingen van eiseres. Het is dan ook niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onvoldoende zou hebben voorgelicht. Op deze punten slaagt het betoog van eiseres niet.
8. Ten aanzien van het verzuimrisico, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) brengt een ziekteverzuim van rond 25% niet met zich mee dat van een werkgever tewerkstelling van een werknemer in redelijkheid niet kan worden verlangd. [6] Bij een structureel verzuimrisico van ongeveer 30% oordeelt de Raad dat dit zodanig excessief is dat van een werkgever tewerkstelling van een werknemer niet in redelijkheid kan worden verlangd. [7] De Raad heeft ook overwogen dat naast de omvang en frequentie van het verzuim, mede betekenis toekomt aan andere factoren zoals voorspelbaarheid, persoonsgebonden aspecten, vervangingsmogelijkheden en de aard van de functies. [8]
8.1.
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet expliciet het woord “verzuimrisico” heeft benoemd, wel heeft hij in zijn rapportages van 27 januari 2025 en 20 augustus 2025 gemotiveerd toegelicht dat het grillige klachtenpatroon met de wisselende belastbaarheid van eiseres niet gelijkgesteld kan worden aan het niet in staat zijn tot het verrichten van activiteiten in passend werk en daarmee ook niet gelijkgesteld kan worden aan volledige arbeidsongeschiktheid. Ook tijdens de zitting heeft het UWV nog toegelicht dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet is uitgegaan van een verzuimrisico, wat ook blijkt uit de gegeven urenbeperking op basis waarvan de arbeidsdeskundige zijn beoordeling heeft verricht. De rechtbank acht de toelichting van het UWV op dit punt voldoende, omdat eiseres slechts heeft gesteld, en ook niet met objectieve (medische) informatie heeft onderbouwd, dat vanwege haar wisselende belastbaarheid sprake zou zijn van een zodanig excessief verzuimrisico dat tewerkstelling van eiseres niet in redelijkheid van een werkgever kan worden verlangd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. de Bloois, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

Voetnoten

1.WGA staat voor werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten.
2.WIA staat voor Werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3.Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 30 mei 2000, ECLI:NL:CRVB:2000:AE8622, 1 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3212 en 29 augustus 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB2600.
4.IVA staat voor Inkomensvoorziening arbeidsongeschikten.
5.Artikel 2 Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
6.Zie onder meer de uitspraken van de Raad van 30 mei 2000, ECLI:NL:CRVB:2000:AE8622 en van 25 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2597.
7.Zie onder meer de uitspraken van de Raad van 29 augustus 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB2600 en van 10 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2013.
8.CRvB 10 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:108.