In deze zaak verzoekt de verzoekster een verklaring voor recht dat het besluit van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van 6 mei 2025 om toestemming te weigeren voor het plaatsen van een kattenren op haar balkon nietig is, dan wel vernietiging van het besluit en het verlenen van een vervangende machtiging. De verzoekster stelt dat de VvE haar bevoegdheid te buiten is gegaan door regels te stellen aan het gebruik van een privégedeelte, terwijl deze regels niet zijn vastgelegd in de splitsingsakte of enig reglement. Daarnaast betoogt zij dat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
De kantonrechter oordeelt dat de verzoekster ongelijk krijgt. De rechter stelt vast dat het besluit van de VvE niet gericht is op rechtsgevolg, omdat het niet leidt tot het vestigen, wijzigen of tenietdoen van rechtsverhoudingen binnen de organisatie van de rechtspersoon. Hierdoor valt het besluit buiten de reikwijdte van de artikelen 2:14 en 2:15 BW, wat betekent dat er geen sprake kan zijn van nietigheid of vernietigbaarheid. Bovendien is er geen grond voor het verlenen van een vervangende machtiging, aangezien de VvE de benodigde toestemming niet zonder redelijke grond heeft geweigerd. De verzoekster heeft haar verzoeken gedaan binnen de wettelijke termijn, maar de kantonrechter concludeert dat de VvE op een redelijke manier tot haar besluit is gekomen.
De proceskosten worden aan de verzoekster opgelegd, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.