ECLI:NL:RBROT:2025:13559

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
22 november 2025
Zaaknummer
11735183 VZ VERZ 25-109
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verklaring voor recht inzake weigering toestemming voor het plaatsen van een kattenren op het balkon

In deze zaak verzoekt de verzoekster een verklaring voor recht dat het besluit van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van 6 mei 2025 om toestemming te weigeren voor het plaatsen van een kattenren op haar balkon nietig is, dan wel vernietiging van het besluit en het verlenen van een vervangende machtiging. De verzoekster stelt dat de VvE haar bevoegdheid te buiten is gegaan door regels te stellen aan het gebruik van een privégedeelte, terwijl deze regels niet zijn vastgelegd in de splitsingsakte of enig reglement. Daarnaast betoogt zij dat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

De kantonrechter oordeelt dat de verzoekster ongelijk krijgt. De rechter stelt vast dat het besluit van de VvE niet gericht is op rechtsgevolg, omdat het niet leidt tot het vestigen, wijzigen of tenietdoen van rechtsverhoudingen binnen de organisatie van de rechtspersoon. Hierdoor valt het besluit buiten de reikwijdte van de artikelen 2:14 en 2:15 BW, wat betekent dat er geen sprake kan zijn van nietigheid of vernietigbaarheid. Bovendien is er geen grond voor het verlenen van een vervangende machtiging, aangezien de VvE de benodigde toestemming niet zonder redelijke grond heeft geweigerd. De verzoekster heeft haar verzoeken gedaan binnen de wettelijke termijn, maar de kantonrechter concludeert dat de VvE op een redelijke manier tot haar besluit is gekomen.

De proceskosten worden aan de verzoekster opgelegd, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11735183 VZ VERZ 25-109
datum uitspraak: 26 november 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster],
woonplaats: [plaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.,
tegen
Vereniging van Eigenaars [naam VvE] te [plaats],
vestigingsplaats: [plaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. drs. S. van der Klaauw.
De partijen worden ‘ [verzoekster] ’ en ‘VvE’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 4 augustus 2025), met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de verklaringen van de VvE-leden mw. [persoon A] en mw. [persoon B] ;
  • de pleitaantekeningen van mr. M.C. Boelen.
1.2.
Op 29 oktober 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [verzoekster] , bijgestaan door mr. M.C. Boelen, en namens VvE bestuurder
[persoon C] , en [persoon D] , VvE-manager bij VvE Metea (hierna: [persoon D] ), bijgestaan door genoemde gemachtigde, en als belanghebbenden de VvE-leden [persoon E] , [persoon F] , [persoon G] , [persoon H] , [persoon I] , [persoon J] , [persoon K] , [persoon L] en [persoon M] .

2.De beoordeling

De kern van het geschil
2.1.
[verzoekster] verzoekt een verklaring voor recht dat het besluit van 6 mei 2025 om toestemming te weigeren voor het plaatsen van een kattenren op het balkon nietig is dan wel vernietiging van het besluit en het verlenen van een vervangende machtiging waarbij bepaald wordt dat [verzoekster] een kattenren mag plaatsen op haar balkon, met veroordeling van VvE in de proceskosten.
2.2.
[verzoekster] baseert haar verzoeken op het volgende. Ten eerste geldt dat de VvE haar bevoegdheid te buiten is gegaan door regels te stellen aan het gebruik van een privégedeelte terwijl die regels niet zijn vastgesteld in de splitsingsakte of enig reglement. De regels omtrent uitstekende voorwerpen (artikel 6 splitsingsreglement), het verbod op boren en hakken in de vloer van het balkon en het verbod op het gebruik van het balkon als opslag (artikelen 6 en 7 huishoudreglement) zijn niet van toepassing. Het besluit van 6 mei 2025 is dan ook nietig.
Ten tweede heeft de VvE in de vergadering van 6 mei 2025 genoemd besluit genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Artikel 7 van het splitsingsreglement dat bepaalt dat er geen permanente wijziging in het gebouw mag worden aangebracht waardoor het architectonisch uiterlijk in gevaar komt, is niet van toepassing. Voor het plaatsen van de kattenren hoeft er niet te worden geboord in de vloer, de kattenren kan los geplaatst en verwijderd worden zodat er geen sprake is van een permanente wijziging. Daarnaast heeft [verzoekster] een appartement op de tiende en hoogste verdieping, vanaf de straat is het gedeelte van de kattenren dat boven de balustrade van het balkon uitsteekt amper zichtbaar zodat het aanzicht niet wordt aangetast. Verder geldt dat het andere bewoners wel is toegestaan het balkon af te sluiten maar de wijze waarop dat gedaan is, is niet realiseerbaar voor [verzoekster] omdat er geen plafond/ander balkon meer boven haar balkon is. Tenslotte geldt het bezwaar over het mogelijk kunnen wegwaaien van de kattenren niet, andere bewoners staat het vrij tuinstoelen en parasols te plaatsen en die kunnen ook wegwaaien terwijl de kattenren zo’n 70 kilo weegt.
2.3.
VvE is het niet eens met de verzoeken, volgens haar is – kort gezegd – het besluit rechtsgeldig genomen zodat er geen grond voor vernietiging van het besluit en de terugdraaiing van de gevolgen daarvan bestaat.
2.4.
[verzoekster] krijgt van de kantonrechter ongelijk, dat betekent dat haar verzoeken worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
De bevoegdheid van de kantonrechter
2.5.
Een vordering tot verklaring voor recht dat een besluit nietig is, dient in beginsel in een procedure (ingeleid door een dagvaarding) te worden voorgelegd aan de rechtbank, team Handel en Haven. Vernietiging van een besluit dient (bij verzoekschrift) dient te worden voorgelegd aan de kantonrechter op grond van artikel 5:130 lid 1 BW.
2.6.
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat het besluit zowel nietig als vernietigbaar is. In lijn met de heersende jurisprudentie hoeft in een dergelijk geval de procedure niet te worden gesplitst in twee afzonderlijke procedures (bij de rechtbank en bij de kantonrechter) maar kunnen deze gezamenlijk worden behandeld door de kantonrechter [1] .
De ontvankelijkheid van [verzoekster]
2.7.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoekster] haar verzoeken heeft gedaan binnen een maand na de dag waarop zij van die besluiten kennis heeft kunnen nemen. [verzoekster] is, anders dan VvE aanvoert, dan ook ontvankelijk in haar verzoeken.
Het toetsingskader voor een nietig c.q. vernietigbaar besluit
2.8.
Op grond van artikel 2:14 lid 1 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon dat in strijd is met de wet of de statuten, nietig behalve wanneer uit de wet iets anders voortvloeit. Artikel 5:129 lid 1 BW bepaalt dat voor de toepassing van artikel 2:14 BW de akte van splitsing wordt gelijkgesteld met de statuten.
2.9.
Op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW in samenhang met artikel 5:130 BW kan de kantonrechter een besluit vernietigen als dat besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist. Dit is een marginale toets. Het gaat erom of de vergadering bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
2.10.
Of een besluit nietig of vernietigbaar is hangt af van het antwoord op de vraag waarmee het besluit in strijd is. Als het besluit in strijd is met de wet, het splitsingsreglement, de openbare orde of de goede zeden is het besluit nietig. Besluiten in strijd met het huishoudelijk reglement of de redelijkheid en billijkheid zijn vernietigbaar.
Er is geen sprake van een besluit
2.11.
Een rechtspersoon zoals een VvE kan uiteenlopende beslissingen nemen. Sommige van die beslissingen zijn gericht op rechtsgevolg en zijn daarmee besluiten in de zin van de artikelen 2:14 en 2:15 BW. Het ‘besluit’ geen toestemming te verlenen voor het plaatsen van een kattenren op het balkon is niet gericht op rechtsgevolg, zoals VvE terecht aanvoert, omdat het niet is gericht op het vestigen, wijzigen of teniet doen gaan van rechtsverhoudingen binnen de organisatie van de rechtspersoon. Er verandert namelijk niets door het besluit. Daarmee is het een beslissing die valt buiten de reikwijdte van de artikelen 2:14 en 2:15 BW [2] . Nu het hier niet om een besluit gaat, kan van nietigheid of vernietigbaarheid geen sprake zijn.
Er is geen grond voor het verlenen van een vervangende machtiging
2.12.
Artikel 5:121 BW bepaalt dat - kort gezegd - in alle gevallen waarin een appartementseigenaar voor het verrichten van een bepaalde handeling met betrekking tot gemeenschappelijke delen van de VvE medewerking of toestemming nodig heeft maar niet krijgt een vervangende machtiging vragen aan de kantonrechter. Die machtiging kan worden verleend als de medewerking of toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd.
2.13.
In dit geval is de benodigde toestemming niet zonder redelijke grond geweigerd. Uit de notulen van de vergadering van 6 mei 2025, volgt namelijk het volgende. Het verzoek is tijdens de rondvraag ter sprake gekomen. Er zijn toen door aanwezigen zorgen geuit over de veiligheid van de constructie en dan met name over de bevestiging ervan en eventuele problemen met de windbelasting. [verzoekster] heeft die vragen niet kunnen beantwoorden. Ook werden er zorgen geuit over aantasting van het aanzicht van het gebouw. Tijdens de zitting heeft [persoon D] toegelicht dat hij tijdens de vergadering na het bespreken heeft voorgesteld om te gaan stemmen en heeft hij gevraagd wie er tegen het voorstel was. Iedereen behalve [verzoekster] stak toen de hand op, zij stak als enige haar hand op bij de vraag wie vóór het voorstel was, en dat hij vervolgens hardop heeft geconcludeerd dat de beslissing luidde dat het voorstel voor het verkrijgen van toestemming voor het plaatsen van een kattenren werd afgewezen. [verzoekster] is er vervolgens op gewezen dat zij op de volgende vergadering haar voorstel, maar dan gespecificeerd, als ingekomen stuk op de agenda kan laten plaatsen. [verzoekster] heeft op de zitting gesteld dat er niet echt is gestemd over het voorstel en dat haar niet is gevraagd naar enige onderbouwing maar zij heeft de weergave van de vergadering door [persoon D] , zoals hiervoor weergegeven, verder niet weersproken zodat de kantonrechter hier van uit gaat. Het komt er dus op neer dat het verzoek van [verzoekster] tijdens de vergadering is afgewezen door de onduidelijkheden die er waren en dat het voorstel op geen enkele wijze was onderbouwd. Dat is niet onredelijk.
Ten overvloede wordt overwogen dat die onduidelijkheid tijdens deze procedure nog steeds niet is weggenomen. De enige informatie die [verzoekster] geeft is dat de kattenren is gemaakt van gegalvaniseerd staal in de kleur zilver en een afmeting heeft van 2.75 m x 3 m x 1.80 meter (net zo groot als het balkon) en 70 cm boven de balustrade uitsteekt. Deze informatie wordt voorzien van een getekende kale constructie. Hiermee worden de vragen van de VvE nog steeds niet beantwoord. [verzoekster] stelt op zitting niet te weten wat zij nog meer kan aanvoeren, maar dat kan in ieder geval een tekening of foto zijn van het balkon waarop illustratief de kattenren is geplaatst met de informatie of dat de kattenren los wordt neergezet of dat de kattenren snel montabel is zodat deze bij slechte weersvoorspellingen naar binnen gehaald kan worden.
Slotconclusies
2.14.
Dit alles leidt er toe dat de verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen.
2.15.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoekster] omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die zij aan VvE moet betalen op € 814,- aan salaris voor de gemachtigde. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking wordt betekend.
2.16.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst af de verzoeken van [verzoekster] ;
3.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, die aan de kant van VvE worden begroot op
€ 814,-;
3.3.
verklaart deze beschikking voor zover de veroordeling in de proceskosten betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken.
745

Voetnoten

1.HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1275
2.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1126 en Gerechtshof Amsterdam 14 januari 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:66