ECLI:NL:RBROT:2025:14283

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 2204
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 9 december 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag beoordeeld. Eiseres, die samenwoont met haar twee minderjarige kinderen en wiens partner gedetineerd is, heeft op 10 september 2024 een aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk heeft deze aanvraag op 30 oktober 2024 afgewezen, wat door eiseres is bestreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. De rechtbank concludeert dat de draagkracht van eiseres, die hoger is dan de noodzakelijke kosten voor de woonkostentoeslag, betekent dat er geen recht op deze toeslag bestaat. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 juli 2025, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, ondanks dat er een motiveringsgebrek in het bestreden besluit was. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, maar de aanvraag voor de woonkostentoeslag wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2204

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2025 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] eiseres

(gemachtigde: mr. G. Grijs),
en

het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk, het college

(gemachtigde: J.W. Wieringa).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) in de vorm van een woonkostentoeslag. Eiseres is het daar niet eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 30 oktober 2024 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Pw in de vorm van een woonkostentoeslag afgewezen.
2.1.
Met het besluit van 20 februari 2025 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
2.4.
Nadat het onderzoek ter zitting is gesloten heeft de rechtbank het onderzoek heropend om het college in de gelegenheid te stellen het inkomen van eiseres per maand alsmede de draagkracht van eiseres per maand nader toe te lichten.
2.5.
Het college heeft hier bij brief van 18 augustus 2025 aan voldaan. Eiseres heeft bij brief van 3 september 2025 gereageerd op voornoemde brief van het college.
2.6.
Partijen hebben desgevraagd niet te kennen gegeven om in de gelegenheid te willen worden gesteld om in een nadere zitting te worden gehoord. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres is samenwonend met haar 2 minderjarige kinderen. De partner van eiseres is gedetineerd tot 2 maart 2028. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), een toeslag volgens de toeslagenwet (TW) en een pensioen. Op 10 september 2024 heeft eiseres een aanvraag om bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag ingediend met ingang van 1 juli 2024. Deze aanvraag is door het college met het primaire besluit afgewezen. Daartegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3.1.
Met het bestreden besluit heeft het college de afwijzing gehandhaafd. Aan het bestreden besluit is het volgende ten grondslag gelegd. De kosten van de woonkostentoeslag zijn berekend conform artikel 4.14 van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Ridderkerk 2021 (de Beleidsregels) en deze zijn vastgesteld op € 524,04. Eiseres ontvangt een WIA- en TW-uitkering en een pensioen. Uit deze inkomsten ontvangt eiseres, inclusief vakantietoeslag, een bedrag van € 1.713,96 per maand. In artikel 4.14 van de Beleidsregels is bepaald dat, met betrekking tot woonkostentoeslag, de draagkracht uit het inkomen boven de bijstandsnorm volledig wordt meegenomen. De op eiseres van toepassing zijnde bijstandsnorm is de norm van gehuwden met een niet rechthebbende partner € 1.869,21 per maand : € 934,61 per maand. Dit betekent dat de draagkracht € 753,56 per maand is. Nu de draagkracht hoger is dan de noodzakelijke kosten waarvoor woonkostentoeslag wordt gevraagd, kunnen deze kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht zodat er geen recht op woonkostentoeslag bestaat.
3.2.
Met de brief van 18 augustus 2025 heeft het college het inkomen en draagkracht van eiseres gecorrigeerd, onder handhaving van de conclusie. Het inkomen per maand bedraagt € 1.714, 52 en de draagkracht is vastgesteld op € 779,91 per maand.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres heeft meegedeeld dat haar partner in detentie zit en dat zij wil scheiden en daartoe op 29 januari 2025 een verzoek heeft ingediend. Eiseres stelt dat er in de gegeven omstandigheden sprake is van duurzaam gescheiden leven in de zin van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Pw. Om deze redenen dient niet de norm van gehuwden met een niet rechthebbende partner te worden toegepast, maar de norm van alleenstaande. Eiseres kan de stelling van het college niet volgen dat er pas sprake is van een gewijzigde situatie als de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven bij de gemeente. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 oktober 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2030.
Relevante wet- en regelgeving
5. De voor deze zaak toepasselijke wet- en regelgeving zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de afwijzing van de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag door het college terecht was.
7. De te beoordelen periode loopt in beginsel vanaf de datum van de aanvraag tot en met de datum van het primaire besluit. [1] Dat brengt mee dat hier beoordeeld moet worden de periode van 10 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 (beoordelingsperiode).
8. Eiseres heeft op 10 september 2024 een aanvraag om bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag ingediend. Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag afgewezen. Tijdens de hoorzitting op 30 januari 2025 (3 maanden later) heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat de draagkracht is berekend waarbij rekening is gehouden met de partner van eiseres. Op 29 januari 2025 heeft eiseres haar gemachtigde opdracht gegeven om de echtscheiding aan te vragen. Omdat vanaf het moment van de aanvraag de gemeenschap van goederen vervalt, heeft dit invloed op de beoordeling van de aanvraag, aldus eiseres.
9. De rechtbank stelt voorop dat een ontwikkeling van nà de te beoordelen periode niet wordt meegenomen voor de beoordeling. Dit betekent dat het door eiseres gestelde verzoek tot echtscheiding, waarvan eiseres overigens geen onderbouwing heeft aangeleverd, niet wordt meegenomen in de beoordeling. In dit kader wordt vermeld dat de gemachtigde van eiseres op de zitting heeft meegedeeld dat het verzoek tot een echtscheiding op 18 juni 2025 is ingetrokken.
10. Verder wordt geoordeeld dat de omstandigheid dat een echtgenoot gedurende een langere periode gedetineerd is niet betekent dat er daardoor sprake is van een door één of beide echtgenoten gewilde verbreking van de echtelijke samenleving die een duurzaam karakter heeft. [2] Dit kan anders zijn indien sprake is van een zéér lange gevangenisstraf, waarbij de in de jurisprudentie melding wordt maakt van 20 jaar.
11. Gelet op het voorgaande biedt het betoog van eiseres geen aanknopingspunt om te concluderen dat er sprake is van een duurzaam gescheiden leven zoals bedoeld in artikel 3 van de Pw, waar rekening mee had moeten worden gehouden ten aanzien van de aanvraag woonkostentoeslag.
12. Het college heeft in het verweerschrift de berekening gecorrigeerd. Om die reden bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek en het beroep is gegrond. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, gelet op de nieuwe berekening in de brief van 18 augustus 2025, in stand moeten worden gelaten.
13. Met de brief van 18 augustus 2025 heeft het college het inkomen per maand en de draagkracht van eiseres opnieuw berekend.
13.1.
De woonkostentoeslag wordt berekenend overeenkomstig de berekening van de huurtoeslag op grond van artikel 4.14 van de Beleidsregels en bedraagt € 524,04.
13.2.
Het inkomen van eiseres bedraagt per maand:
• WIA en TW €1.519,08
• vakantietoeslag (7,16% -€ 20,06) € 88,71
• pensioen (inclusief vakantietoeslag)
€ 106,73
Totaal inkomen per maand € 1.714,52
13.3.
De van toepassing zijnde bijstandsnorm van betrokkene is vastgesteld op € 934,61 netto per maand inclusief vakantietoeslag, zijnde helft van de norm voor gehuwden
(€ 1.869,21):
13.4.
De draagkracht uit het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt volledig meegenomen dus 100% (artikel 4 van de Beleidsregels).
13.5.
De draagkracht van eiseres is per maand:
• inkomen uit WIA, TW en pensioen inclusief vakantietoeslag is € 1.714,52
• van toepassing zijnde norm is
€ 934,61
• draagkracht per maand € 779,91
13.6.
Zoals uit de berekening blijkt, heeft eiseres in beginsel recht op een woonkostentoeslag, maarvoor woonkostentoeslag geldt, in afwijking van de algemene draagkrachtregels, een draagkrachtpercentage van 100%.
Dit betekent dat het inkomen boven de voor eiseres van toepassing zijnde bijstandsnorm volledig aangewend moet worden voor de hoge woonkosten.
14.
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat het college de aanvraag terecht en op goede gronden heeft afgewezen.
15. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven echter in stand. Dit betekent dat eiseres geen bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag krijgt.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college wel het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
17. Het hierboven in 12. geconstateerde motiveringsgebrek leidt er verder toe dat eiseres ook een vergoeding krijgt van haar in beroep gemaakte proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling (punt). In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift (1 punt) ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen
(1 punt). De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2025.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 11, vierde lid.
Het recht op bijstand komt de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van de echtgenoten geen recht op bijstand heeft.
Artikel 21. Normen 21–pensioengerechtigde leeftijd
(….)
b. gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd, zonder kostendelende medebewoners: € 1.922,07.
Artikel 31, eerste lid.
Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 35. Individuele en categoriale bijzondere bijstand
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand Ridderkerk 2021
Artikel 4.14 Woonkosten
Woonkosten verbonden aan een (eigen) woning tot een bedrag ter hoogte van de basishuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag behoren in principe betaald te worden uit het eigen inkomen. Kosten tot dat bedrag komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Huurders kunnen aanspraak maken op huurtoeslag.
Artikel 5.4 Buitengewone uitgaven
Uit de berekening op basis van het inkomen kan blijken dat de draagkracht hoger is dan de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd. De aanvraag wordt dan in principe afgewezen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 16 mei 2020, ECLI:NL:CRVB:2017:2020.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 25 januari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP3464.