4.4Kortom, de uitspraak op bezwaar van 3 april 2021 en de aanslagen OZB over de jaren 2022 en 2023 staan in deze procedure niet inhoudelijk ter toetsing. Dit beroep is niet-ontvankelijk.
Zaken ROT 24/8635 en ROT 25/5755
5. Tijdens de zitting heeft eiser verzocht de zaken aan te houden, totdat de Hoge Raad arrest heeft gewezen in het cassatieberoep over de uitspraak van hof Den Haag van 31 januari 2024over de tariefstelling van de OZB eigenaar niet-woningen van de gemeente Vlaardingen voor het belastingjaar 2021, naar welke uitspraak eiser in beroep heeft verwezen. De reden die eiser daarvoor heeft gegeven is dat hij zijn beroep niet hoeft voort te zetten als de Hoge Raad de tariefstelling in 2021 in stand zou laten. De rechtbank heeft daar geen aanleiding toe gezien, omdat die zaak ging over 2021, het jaar van de lastenverschuiving en waarin daarom een andere rechtsvraag voorlag dan in deze zaken. Om dezelfde reden heeft de rechtbank evenmin aanleiding gezien om de zaken te heropenen naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad.
6. Voor de jaren 2024 en 2025 heeft eiser wel tijdig beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt in deze zaken of de heffingsambtenaar de aanslagen OZB eigenaar op kon leggen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. Volgens eiser zijn de aanslagen onrechtmatig opgelegd, omdat het hof Den Haag in zijn arrest van 31 januari 2024, heeft geoordeeld dat de tarieven voor de OZB eigenaar onverbindend moeten worden verklaard. Volgens eiser geldt voor alle jaren vanaf 2021 dat het huurdersgedeelte van de OZB niet bij de eigenaar mag worden neergelegd. Ter zitting heeft eiser nader aangevoerd dat ook na 2021 door de gemeente Vlaardingen geen belangenafweging is gemaakt, terwijl eiser nog steeds nadeel ondervindt van de tarieven. De gemeente mag niet voortborduren op de onrechtmatige verschuiving van de lasten in 2021, aldus eiser.
8. Tot en met 2020 hief de gemeente Vlaardingen voor niet-woningen, een onroerendezaakbelasting naar twee tarieven: een tarief voor degene die een niet-woning gebruikt en een tarief voor degene die van een niet-woning het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft.
9. In 2020, zijnde het laatste jaar waarin zowel voor eigenaar als gebruiker van niet woningen onroerendezaakbelasting werd geheven, was het tarief voor gebruikers 0,3212% en het tarief voor eigenaren 0,3631%. In 2021 was het tarief voor gebruikers 0 % en het tarief voor eigenaren 0,7190%.
In 2021 heeft dus een lastenverschuiving plaatsgevonden door de OZB lasten voor gebruikers van niet-woningen geheel te verschuiven naar de eigenaren.
10. Het hof Den Haag heeft in zijn arrest van 31 januari 2024 deze lastenverschuiving in strijd met het evenredigheidsbeginsel geacht. Inmiddels heeft de Hoge Raad naar aanleiding van het cassatieberoep tegen het arrest van het hof Den Haag in het arrest van 26 september 2025 geoordeeld dat bij de lastenverschuiving sprake is geweest van een onzorgvuldige voorbereiding en een gebrekkige motivering en dat daardoor niet kan worden beoordeeld of de lastenverschuiving in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Hoge Raad heeft de tariefsverhoging voor eigenaren in 2021 daarom buiten toepassing gelaten.
11. Dat de lastenverschuiving in 2021 door het hof Den Haag in strijd met het evenredigheidsbeginsel is geacht en nadien buiten toepassing is gelaten door de Hoge Raad, betekent echter niet dat dit ook geldt voor 2024 en 2025, waar het in deze procedures om gaat. Daar hebben het hof en de Hoge Raad geen oordeel over gegeven.