ECLI:NL:RBROT:2025:14835

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
10/073079-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie gericht op de handel in heroïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie die zich richtte op de handel in heroïne. De verdachte, geboren in 1992, werd bijgestaan door raadsman mr. D. Bektesevic. Het onderzoek, genaamd Ragga, liep van 5 maart 2021 tot 4 juli 2023 en leidde tot de identificatie van meerdere verdachten, van wie er elf terechtstonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 november 2020 tot en met 4 juli 2023 deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met de handel in heroïne en cocaïne. De verdachte werd op 4 juli 2023 aangehouden in een versnijdingskamer waar heroïne werd verwerkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven jaar geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 40 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, omdat er geen recidivegrond meer aanwezig was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/073079-23
Datum uitspraak: 17 december 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1], [postcode] [plaatsnaam],
raadsman mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 7 en 13 november 2025 en
17 december 2025.

2.Onderzoek Ragga

Dit vonnis gaat over het opsporingsonderzoek met de naam Ragga. Dat is een wijdvertakt onderzoek naar grootschalige handel in heroïne in de regio Rotterdam in de periode van 5 maart 2021 tot met 4 juli 2023. Het onderzoek begon op basis van informatie van het Team Criminele Inlichtingen en op basis van informatie uit een opsporingsonderzoek naar het bedrijf SkyECC. Dit bedrijf bood versleutelde communicatiediensten aan waarvan werd vermoed dat deze op grote schaal door misdaadondernemers werden gebruikt. Uiteindelijk werden [naam 1] en [medeverdachte 1] geïdentificeerd als contacten van een gebruiker van een SkyECC-account die vermoedelijk in verdovende middelen handelde. Via [naam 1] en [medeverdachte 1] kwam successievelijk een groep mannen in beeld, waarvan er in deze strafzaak elf terecht hebben gestaan. Op de actiedag van 4 juli 2023 werden zeven verdachten aangehouden. Vier andere verdachten kwamen ook op de actiedag in beeld maar werden pas op 7 respectievelijk 14 november 2023 aangehouden. [naam 1] werd niet aangehouden. Hij heeft ook niet terecht gestaan. De onderstaande overwegingen over het daderschap van [naam 1] hebben dan ook alleen voor dit vonnis te gelden.
Het dossier is samengesteld uit verschillende deelonderzoeken waarin de politie soms bij toeval over een partij heroïne struikelde die (later) aan de organisatie kon worden toegeschreven, zoals een partij die werd aangetroffen aan de [locatie] op 9 mei 2022. Uiteindelijk rees het vermoeden dat in het pand [adres 2] een versnijdingslocatie was ingericht, terwijl er vermoedelijk opslaglocaties voor heroïne waren aan de [adres 3] en aan de [adres 4].
Op de actiedag werden meer verdachten aangetroffen in of in de nabijheid van het [adres 2]: de verdachte, de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. De politie vermoedde dat de [medeverdachte 6] was ontkomen. Bij het daaropvolgende onderzoek naar de verblijfplaats van deze medeverdachte kwam de [medeverdachte 7] in beeld. Terwijl de [medeverdachte 7] werd geobserveerd kwam weer een andere opslaglocatie voor heroïne in beeld en wel aan de [adres 5]. Rondom de [adres 5] werden behalve de [medeverdachte 7] de medeverdachten [medeverdachte 8], [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] gezien. De [medeverdachte 8] werd op 4 juli 2023 aangehouden in zijn auto met in de kofferbak ruim 107 kilo heroïne.
Tenslotte werd de eerder genoemde [medeverdachte 1] in zijn woning aangehouden en werd geld gevonden aan de [adres 6] (de woning van de ouders van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5]) en aan de [adres 1] (de woning van de verdachte), beide in Rotterdam.
Het einddossier van het onderzoek Ragga is samengesteld uit een algemeen dossier en zaaksdossiers. De zaaksdossiers zijn (voor zover hier van belang) het
11b-dossier, over de criminele organisatie; de zaak
Pukkuminaover de versnijdingskamer aan het [adres 2] waar op 4 juli 2023 bijna 150 kilo heroïne werd gevonden en over de opslaglocatie aan de [adres 3] waar naar schatting 5.500 zakjes werden gevonden met heroïne residu; de zaak
Salsaover ruim 107 kilo heroïne die op 4 juli 2023 in de auto van de [medeverdachte 8] werd gevonden; de zaak
Cocoover drie transporten van 60, 22 en 96 kilo heroïne in de periode november 2020 tot en met maart 2021; de zaak
Calusover een transport van ruim 1.400 kilo heroïne uit Iran in de periode januari tot en met mei 2021; de zaak
Jiveover 241 kilo heroïne en een vuurwapen die tezamen op 9 mei 2022 aan de [locatie] werden aangetroffen; de zaak
[adres 4]over bijna 4,5 kilo heroïne die op 4 april 2023 aan de [adres 4] werd gevonden; en de zaken
Quickstepen
Breakdanceover twee pistolen die werden gevonden in de versnijdingskamer aan het [adres 2] respectievelijk in de woning van de [medeverdachte 10] aan de [adres 5].

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort samengevat komt de beschuldiging
onder 1erop neer dat de verdachte in de periode van 17 november 2020 tot en met 4 juli 2023 in Rotterdam heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit hemzelf, [naam 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] die het oogmerk had om te handelen in heroïne en cocaïne (zaak 11b);
onder 2 en 3dat hij op
4 juli 2023 in Rotterdam aan het [adres 2] met anderen het bewerken van heroïne en cocaïne heeft voorbereid en een grote hoeveelheid heroïne en cocaïne voorhanden heeft gehad (zaak Pukkumina); en
onder 5(feit 4 is vervallen) dat hij in de periode van 17 november 2020 tot en met 4 juli 2023 € 50.000 heeft witgewassen dat hij door eigen misdrijf had verworven.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1 (zaak 11b)
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte als deelnemer kan worden aangemerkt van de veronderstelde organisatie.
5.1.2.
Beoordeling
Artikel 11b Opiumwet
Artikel 11b Opiumwet stelt strafbaar deelneming aan een organisatie die het oogmerk heeft om misdrijven te plegen als bedoeld in onder andere artikel 10 derde tot en met vijfde lid en 10a Opiumwet. Dan gaat het om het voorhanden hebben van verdovende middelen genoemd in lijst I bij de Opiumwet; om het bewerken, verkopen, verstrekken, afleveren en/of vervoeren van die middelen; om het in- en/of uitvoeren daarvan én om het voorbereiden van die misdrijven. Kort gezegd gaat het om handel in heroïne en cocaïne. Artikel 11b Opiumwet is een specialis van het misdrijf van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) dat strafbaar stelt deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven zonder meer.
Anders dan de raadsman heeft bepleit gaat het bij artikel 11b Opiumwet natuurlijk ook om daadwerkelijke handel in verdovende middelen en de voorbereiding daarvan. Immers, bewerken, verkopen, verstrekken, afleveren en/of vervoeren van verdovende middelen als hierboven bedoeld zijn de wettelijke kwalificaties van handel drijven.
Dat er in het onderzoek Ragga sprake is van een organisatie die het oogmerk had om misdrijven uit de Opiumwet te plegen staat niet ter discussie. Evenmin is bestreden dat [naam 1] daarin een belangrijke rol heeft gespeeld en dat de verdachte wist dat die organisatie handelde in heroïne. De raadsman heeft wel bepleit dat er geen bewijs is dat de verdachte heeft samengewerkt met [naam 1] en de anderen die in de tenlastelegging worden genoemd. Hij heeft, als gezegd, vrijspraak van dit feit bepleit.
Deelneming, het kader
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en artikel 11b Opiumwet is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het criminele oogmerk (HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5161 en HR 30 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:771). In deze zaak is dat criminele oogmerk als gezegd de handel in heroïne.
Deelneming veronderstelt een zekere duurzaamheid, niet alleen wat betreft het samenwerkingsverband op zich maar ook wat betreft de bijdrage daaraan door de betrokkene (HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). Bewijs van deelneming aan de criminele organisatie kan worden afgeleid uit het in feitelijke zin deelnemen aan de organisatie (vergelijk HR 16 oktober 1990, NJ 1991, 442; Mariënburcht). Ook het verlenen van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zijn te kwalificeren als deelnemingshandelingen zolang deze hand- en spandiensten bijdragen aan de verwezenlijking van het criminele oogmerk. De betrokkene behoeft niet alle andere betrokkenen te kennen of zelfs maar te weten dat zij ook tot de organisatie behoren. Anders dan de raadsman heeft bepleit behoeft de betrokkene ook niet met anderen uit het samenwerkingsverband samen te werken (HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Hij is strafbaar als hij behoort tot het samenwerkingsverband en als hij een aandeel heeft in gedragingen ter verwezenlijking van het criminele oogmerk.
Deelneming, bewijs
Uit het onderzoek Ragga is gebleken dat de verdachte in de periode januari 2023 tot en met 4 juli 2023 regelmatig contact heeft gehad met de medeverdachte [medeverdachte 5] en zich regelmatig heeft opgehouden in of in de buurt van [adres 2] te Rotterdam waar de versnijdingskamer was. Immers, op 2 januari 2023 heeft de politie waargenomen dat [medeverdachte 5] contact heeft met de inzittenden van de Volkswagen T-Roc die door de verdachte wordt gebruikt. Op 6 april 2023 heeft de politie de verdachte voor de deur van het [adres 2] waargenomen; op 21 april 2023 heeft de politie de verdachte in een Mercedes zien rijden die ook door [medeverdachte 5] wordt gebruikt. Hij heeft de auto om de hoek bij het [adres 2] op de Aelbrechtskade geparkeerd en is vervolgens het [adres 2] binnengegaan. In de nacht van 30 juni op 1 juli 2023 heeft de politie waargenomen dat de verdachte uit het [adres 2] kwam en op 3 juli 2023 dat hij met de [medeverdachte 3] via de ingang aan de Aelbrechtskade het pand aan het [adres 2] heeft betreden.
In de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 2], die is aangehouden nadat hij op 4 juli 2023 uit de versnijdingskamer in [adres 2] kwam, zijn vele foto’s en video’s gevonden waaruit blijkt dat de versnijdingskamer in elk geval vanaf april 2023 intensief in gebruik is geweest. De verdachte heeft op de één of andere manier ook contact met [medeverdachte 2] gehad. In elk geval is in de telefoon van [medeverdachte 2] een afbeelding gevonden van het rijbewijs van de verdachte dat op 2 december 2021 was uitgegeven en een afbeelding van de verdachte tezamen met [naam 2], de halfbroer van [naam 1]. Die afbeelding is gemaakt in de versnijdingskamer, waarschijnlijk op 22 april 2023. In de telefoon van [medeverdachte 2] is daarnaast een video gevonden die is gecreëerd op 14 mei 2023 waarop is te zien dat [naam 2] en [medeverdachte 5] in de versnijdingskamer aan het stoeien zijn. Ten slotte is een video gevonden van [medeverdachte 5] die in zijn onderbroek in de versnijdingskamer met nog iemand aan het werk is in een teil met bruin poeder. Deze video is op 22 mei 2023 gecreëerd.
De telefoon van [naam 2] is gevonden in de versnijdingskamer. Uit chatgesprekken, die in die telefoon zijn gevonden, is gebleken dat [naam 2] op 16 april 2023 contact heeft gehad met [medeverdachte 1] en dat [naam 2] toen op de [adres 4] was. Uit dat gesprek valt verder af te leiden dat de medeverdachte [medeverdachte 2] ook aan de [adres 4] was.
De verdachte is op 4 juli 2023 aangehouden nadat hij uit de versnijdingskamer in [adres 2] was weggevlucht. In die kamer zijn attributen gevonden die werden gebruikt bij het versnijden van heroïne en daarop zijn biologische sporen gevonden waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. In die versnijdingskamer zijn, behalve heroïne en versnijdingsmiddelen ook rollen tape met de teksten Siemens, Samsung en Rolls Royce gevonden, soorten tape die in het onderzoek Ragga ook op andere locaties zijn aangetroffen, zoals [adres 3], [adres 6], [adres 4] en in de Volkswagen Passat van [medeverdachte 8]. Bovendien stonden foto’s van die soorten tape in de telefoons van [naam 2], [medeverdachte 5], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2].
De versnijdingskamer behoorde zo beschouwd toe aan het criminele samenwerkingsverband waarvan om te beginnen [medeverdachte 5] en [naam 1] deel uit hebben gemaakt. Van die organisatie hebben overigens ook deel uitgemaakt [medeverdachte 1]. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] zijn bij vonnis van heden door de rechtbank veroordeeld voor deelname aan deze criminele organisatie.
De verdachte heeft in de versnijdingskamer meegeholpen met het versnijden van heroïne, getuige de biologische sporen op de versnijdingsattributen. De contacten met de anderen die regelmatig in de versnijdingskamer kwamen zoals [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] en [naam 2] gedurende een periode van enige maanden en zijn aanwezigheid gedurende een vergelijkbare periode in en rond [adres 2] bewijzen verder dat hij met een zekere duurzaamheid heeft meegeholpen met het versnijden van de heroïne. Dat is door de verdediging ook niet betwist. Hij behoorde feitelijk tot het samenwerkingsverband en hij heeft een wezenlijk aandeel gehad in de verwezenlijking van het criminele doel van dat samenwerkingsverband, namelijk de handel in heroïne. Daarmee is ook bewezen dat hij vanaf januari 2023 te Rotterdam deel heeft uitgemaakt van het criminele samenwerkingsverband.
De raadsman heeft er nog op gewezen dat er aanleiding is om te veronderstellen dat de verdachte er ook een eigen handel in verdovende middelen op na hield. Een eigen handel staat naar het oordeel van de rechtbank echter niet in de weg aan het bewijs dat de verdachte ook deel heeft uitgemaakt van de onderhavige criminele organisatie.
De rechtbank verwerpt het verweer.
5.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde (deelname aan een criminele organisatie in de zin van artikel 11b Opiumwet) is wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Bewezenverklaring
Met betrekking tot de feiten 2, 3 en 5 heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
in
of omstreeksde periode van
17 november 2020januari 2023tot en met 4 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere)
  • [naam 1] en
  • [medeverdachte 5] en
  • [medeverdachte 1] en
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde
, vijfdelid, 10a eerste lid van de Opiumwet;
2.
hij,
op
of omstreeks4 juli 2023, te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen
en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan een grote hoeveelheid heroïne
en/of een grote hoeveelheid cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne,zijnde heroïne
en/of cocaïne,
(een
)middel
(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet,voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of
vervoermiddelen en/ofstoffen
en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- met één of meer mededaders(s) ontmoetingen gehad en/of (telefonisch) contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het
invoeren en/of afleveren en/of opslaan en/ofversnijden en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde heroïne
en/of cocaïneen
/of
- een grote hoeveelheid heroïne
en/of cocaïnevoorhanden gehad en
/of
- een grote hoeveelheid versnijdingsmiddel voorhanden gehad en
/of
- een of meer gegevensdragers,
waaronder een of meer telefoons van het merk Google Pixel, voorhanden gehaden
/of
- een of meer persen voorhanden gehad en
/of
- een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en
/of
- een of meer draagtassen en/of kratten en/of koffers voorhanden gehad en
/of
- een of meerdere stempels en rollen tape en/of teilen voorhanden gehad en
/of
- verpakkingsmaterialen voorhanden gehad;
3.
hij,
op
of omstreeks4 juli 2023 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid heroïne
en/of een grote hoeveelheid cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne,zijnde heroïne
en/of cocaïne (een
)middel
(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
, en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet;
5.
hij,
in
of omstreeksde periode van
17 november 2020januari 2023tot en met 4 juli 2023 te Rotterdam,
althans in Nederland,
een of meerderegrote geldbedragen (totaalbedrag € 50.000),
althans een of meer voorwerpenheeft verworven
en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist
althans redelijkerwijs moest vermoedendat
dat/die voorwerp
(en
)onmiddellijk afkomstig
was/waren uit enig eigen misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde lid, 10a, eerste lid van de Opiumwet;
2.
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
3.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
5.
eenvoudig witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft vanaf januari 2023 tot en met 4 juli 2023 deelgenomen aan een criminele organisatie die gericht was op de handel in heroïne en strafbare voorbereidingshandelingen hiertoe.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Criminele organisaties veroorzaken maatschappelijke onrust en brengen de maatschappij veel (financieel) nadeel toe.
Dat komt onder andere omdat de door de criminele organisaties behaalde winsten moeten worden witgewassen. Ook hieraan heeft de verdachte zich schuldig gemaakt.
De criminele organisatie waartoe de verdachte behoorde, heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van de drugshandel. De handel in drugs gaat in veel gevallen gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning. Daarnaast zijn verdovende middelen schadelijk voor de gezondheid en verslavend. Gebruikers plegen vaak strafbare feiten om aan verdovende middelen te komen. De verdachte heeft door zijn handelen aan dit alles bijgedragen.
De verdachte heeft samen met anderen in een versnijdingskamer een grote hoeveelheid heroïne aanwezig gehad en strafbare voorbereidingshandelingen gepleegd met betrekking tot de bereiding, bewerking dan wel verwerking van heroïne. Het is algemeen bekend dat een versnijdingspand overlast geeft in de buurt en veiligheidsrisico’s voor de buurt met zich brengt.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 oktober 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte is echter op 2 februari 2016 in Duitsland veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar en zes maanden voor handel in verdovende middelen. De straf is omgezet en de verdachte heeft deze in Nederland uitgezeten. Hij is op 27 juni 2020 vervroegd in vrijheid gesteld met een proeftijd tot 26 december 2022. De verdachte wordt nu veroordeeld voor misdrijven die hij heeft gepleegd in de periode januari-juli 2023, dus aansluitend aan het einde van zijn proeftijd.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat er een aanzienlijke tijd is verstreken sinds het plegen van de strafbare feiten en dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte na schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
Alles afwegend komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist. De reden hiervoor is dat de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf in voldoende mate recht doet aan de strafdoelen vergelding en preventie en een hogere straf daarom geen doel dient.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto (Mercedes, met kenteken S-600-NH) verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft verzocht tot teruggave van de in beslag genomen personenauto.
9.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen personenauto zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene bij wie dit voorwerp in beslag is genomen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen rechtstreeks verband is tussen de in beslag genomen personenauto en de bewezenverklaarde strafbare feiten. Niet is bewezen dat de verdachte heroïne heeft vervoerd met de in beslag genomen personenauto.

10.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is op 14 februari 2024 geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg. De resterende grond voor de voorlopige hechtenis was op dat moment de recidivegrond. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de verdachte na zijn schorsing opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De recidivegrond is daarom niet langer aanwezig. De enkele omstandigheid dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd van langere duur dan de ondergane voorlopige hechtenis, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank zal daarom het bevel gevangenhouding opheffen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 63 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan degene onder wie het in beslag is genomen van:
 personenauto Mercedes, kenteken [kenteken] (Omschrijving: [proces-verbaalnummer]);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 4 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere)
  • [naam 1] en/of
  • [medeverdachte 5] en/of
  • [medeverdachte 1] en/of
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid van de Opiumwet;
2.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid heroïne en/of een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- met één of meer mededaders(s) ontmoetingen gehad en/of (telefonisch) contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of opslaan en/of versnijden en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde heroïne en/of cocaïne en/of
- een grote hoeveelheid heroïne en/of cocaïne voorhanden gehad en/of
- een grote hoeveelheid versnijdingsmiddel voorhanden gehad en/of
- een of meer gegevensdragers, waaronder een of meer telefoons van het merk Google Pixel, voorhanden gehad en/of
- een of meer persen voorhanden gehad en/of
- een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of
- een of meer draagtassen en/ of kratten en/ of koffers voorhanden gehad en/of
- een of meerdere stempels en rollen tape en/of teilen voorhanden gehad en/of
- verpakkingsmaterialen voorhanden gehad;
3.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid heroïne en/of een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet;
4.
[Vervallen]
5.
hij,
in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 4 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
een of meerdere grote geldbedragen (totaalbedrag € 50.000), althans een of meer voorwerpen heeft verworven en/ of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.