ECLI:NL:RBROT:2025:2085

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
ROT 23/7389 T
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bestuurlijke boete opgelegd door de AFM aan CAK voor overtredingen van de Wft

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025, wordt de zaak behandeld tussen het Centraal Administratiekantoor Dordrecht B.V. (CAK) en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM had CAK een bestuurlijke boete opgelegd van € 2.500.000,- wegens vermeende overtredingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De rechtbank concludeert dat de AFM niet alle verweten overtredingen heeft aangetoond en dat sommige overtredingen niet zo ernstig zijn als de AFM stelt. De rechtbank geeft de AFM de gelegenheid om haar standpunt te herzien en beter te motiveren. De zaak betreft onder andere onduidelijke informatieverstrekking over polisvoorwaarden, premieverhogingen en klantenreviews. De rechtbank oordeelt dat CAK in sommige gevallen niet adequaat heeft gecommuniceerd, maar dat niet alle overtredingen ernstig zijn. De rechtbank houdt de verdere beslissing aan en biedt de AFM de kans om de gebreken in het besluit te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7389 T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

Centraal Administratiekantoor Dordrecht B.V. (CAK), uit Dordrecht

(gemachtigden: mr. F.M.A. ’t Hart en mr. F. Wolthuis Scheeres),
en

Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM)

(gemachtigden: mr. A.J. de Heer en mr. C.G. Top).

Procesverloop

1.1.
De AFM heeft bij besluit van 21 november 2022 aan CAK een bestuurlijke boete van € 2.500.000,- opgelegd wegens overtreding van artikel 4:11, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) in de periode van 17 april 2018 tot en met 4 mei 2021 (het boetebesluit). Tevens heeft de AFM besloten tot openbaarmaking van de bestuurlijke boete (het publicatiebesluit).
1.2.
CAK heeft tegen het besluit van 21 november 2022 bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek strekte tot schorsing van het publicatiebesluit.
1.3.
Bij uitspraak van 26 april 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:4055) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
1.4.
Op 28 april 2023 heeft de AFM het boetebesluit openbaar gemaakt.
1.5.
Bij besluit van 27 september 2023 (het bestreden besluit) heeft de AFM het bezwaar van CAK ongegrond verklaard en zowel het boetebesluit als het publicatiebesluit gehandhaafd.
1.6.
Op 7 november 2023 heeft CAK beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Vervolgens heeft CAK op 20 december 2023 de beroepsgronden aangevuld.
1.7.
De AFM heeft op 19 maart 2024 een verweerschrift ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2024 op zitting behandeld. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Daarnaast zijn namens CAK verschenen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . De AFM heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Tevens zijn namens de AFM verschenen mr. [naam 5] , mr. [naam 6] en dr. [naam 7] .
Feiten en totstandkoming van de besluiten
Inleiding
2.1.
CAK is een financiële dienstverlener. Zij beschikt over een advies- en bemiddelingsvergunning op grond van artikel 2:80 van de Wft voor diverse productcategorieën (hypotheken, financieringen en verzekeringen) en een vergunning om op te treden als gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agent. CAK functioneert als centrale organisatie in de zin van artikel 2:105 van de Wft en had in de hier relevante periode de volgende vijf aangesloten ondernemingen aangemeld bij de AFM: C.A.K. Partnership B.V. (CAK Partnership), CAK Volmacht B.V. (CAK Volmacht), Caresco B.V., Besured B.V. (Besured) en Academica Rotterdam Noord V.O.F.
2.2.
CAK Partnership en CAK Volmacht gebruiken Promovendum als handelsnaam. Via de website van Promovendum kunnen verzekeringen worden afgesloten voor onder meer auto, pechhulp, reis, woonhuis, inboedel, aansprakelijkheid, rechtsbijstand en zorg. Daarnaast maken CAK Partnership en CAK Volmacht gebruik van de handelsnamen Besured, National Academic en Academica.
2.3.
National Academic Verzekeringsmaatschappij N.V. (National Academic) is een schadeverzekeraar, gevestigd op hetzelfde adres als CAK. Zij treedt op als risicodrager van de schadeverzekeringen die worden aangeboden onder de naam Promovendum. National Academic beschikt over een vergunning van De Nederlandsche Bank N.V. als bedoeld in artikel 2:27 van de Wft. CAK is de enige aandeelhouder van National Academic. National Academic maakt tezamen met CAK en de in 2.1 vermelde aangesloten ondernemingen onderdeel uit van de CAK-groep.
3. Op 6 februari 2020 heeft de AFM bij CAK een onderzoek aangekondigd naar de naleving van de artikelen 2:105, 4:15, 4:19, 4:20 en 4:22 van de Wft. Aanleiding voor dit onderzoek was dat de beantwoording door CAK van eerder door de AFM schriftelijk gestelde vragen volgens de AFM onvoldoende was. Op 12 februari 2020 heeft de AFM een onderzoek uitgevoerd op het kantoor van CAK. Tijdens dit onderzoek heeft de AFM onder andere interviews afgenomen en digitale gegevens gekopieerd. Later is nog aanvullende informatie opgevraagd en verkregen.
4. Op 4 mei 2021 heeft de AFM een onderzoeksrapport en een voornemen tot het geven van een aanwijzing aan CAK verstuurd vanwege overtreding van artikel 4:11, tweede lid, van de Wft. Na kennis te hebben genomen van de mondelinge en schriftelijke zienswijze van CAK heeft de AFM op 14 december 2021 laten weten dat zij afziet van het geven van een aanwijzing, onder meer omdat verschillende overtredingen inmiddels door CAK waren beëindigd. Op 1 februari 2022 heeft de AFM een nieuw onderzoeksrapport uitgebracht. Op 3 maart 2022 heeft de AFM aan CAK een voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete kenbaar gemaakt. Na kennis te hebben genomen van de mondelinge en schriftelijke zienswijze en nadere toelichting van CAK, heeft de AFM op 15 augustus 2022 een gewijzigd onderzoeksrapport vastgesteld. CAK heeft vervolgens een aanvullende zienswijze gegeven.
Besluitvorming
5. Bij besluit van 21 november 2022 heeft de AFM aan CAK een bestuurlijke boete opgelegd van € 2.500.000,- en besloten tot openbaarmaking daarvan. De AFM stelt dat CAK in de periode van 17 april 2018 tot en met 4 mei 2021 geen adequaat beleid voerde dat een integere uitoefening van haar bedrijf waarborgde en daarmee artikel 4:11, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. De AFM stelt dat CAK in totaal acht overtredingen heeft begaan. In zes gevallen verstrekte CAK volgens de AFM onjuiste, onduidelijke en/of misleidende informatie over voornamelijk de Promovendum-verzekeringen (artikel 4:19, tweede lid, van de Wft; overtreding 1 tot en met 6 hieronder). Daarnaast stelt de AFM dat sprake is van een overtreding van artikel 49a, tweede en vierde lid, van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo; overtreding 7) en van artikel 1:120, eerste lid, van de Wft (overtreding 8). Het gaat volgens de AFM meer specifiek om de onderstaande overtredingen.
Het verstrekken van onduidelijke en/of misleidende informatie over een wijzing van de polisvoorwaarden over de vergoeding van een contra-expertise.
Het verstrekken van onjuiste, onduidelijke en/of misleidende informatie over de indexering van de premie voor de inboedelverzekeringen.
Het verstrekken van onjuiste en/of misleidende informatie over de vervaltermijn voor schademeldingen onder de allrisk inboedelverzekering.
Het verstrekken van onduidelijke en/of misleidende informatie over de premieverhoging van de autoverzekeringen.
Het verstrekken van onduidelijke en/of misleidende informatie over wijzigingen van de schadeverzekering voor inzittenden (SVI).
Het verstrekken van onduidelijke en/of misleidende informatie over klantreviews.
Het niet vragen van uitdrukkelijke toestemming aan klanten voor het verstrekken van verplichte informatie over verzekeringen via e-mail.
Het niet bekendmaken van het beloningsbeleid.
6. Bij het bestreden besluit heeft de AFM het bezwaar van CAK tegen het besluit van 21 november 2022 ongegrond verklaard en zowel het boetebesluit als het publicatiebesluit gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

Inleidende opmerkingen
7. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. CAK betoogt dat de door de AFM verweten overtredingen 1 tot en met 5 (zoals omschreven onder 5), voor zover deze al zijn begaan, aan de verzekeraar (National Academic) zijn toe te rekenen en niet aan haar. CAK betwist daarnaast dat zij de overtredingen 1 tot en met 7 heeft begaan. De rechtbank zal eerst de beroepsgronden beoordelen die betrekking hebben op deze concrete overtredingen. Als de rechtbank daarbij het woord overtreding gebruikt, bedoelt zij daarmee een door de AFM gestelde en door CAK betwiste overtreding.
Overtreding 1: wijziging polisvoorwaarden over vergoeding contra-expertise
Standpunt AFM9. De AFM heeft vastgesteld dat CAK een beding in de polisvoorwaarden van verschillende verzekeringen over het vergoeden van een onafhankelijke contra-expertise heeft aangepast. Dit heeft CAK gedaan nadat er signalen waren binnengekomen van de AFM en de Consumentenbond dat de eerder gehanteerde voorwaarden in strijd zouden zijn met artikel 7:953 en 7:963, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens de oude polisvoorwaarden konden verzekeringnemers op eigen kosten een onafhankelijke expert benoemen om de schade vast te stellen. Samen met de door Promovendum aangewezen expert wees deze contra-expert een onafhankelijke derde aan om zo nodig het schadebedrag bindend vast te stellen. Deze kosten werden voor 50% vergoed. In de aangepaste polisvoorwaarden (hierna ook: nieuwe polisvoorwaarden) is bepaald dat de kosten van een door de verzekeringnemer ingeschakelde expert en van de onafhankelijke derde worden vergoed tot maximaal 110% van de kosten van de door Promovendum ingeschakelde expert. De aangepaste – en voor de verzekeringnemers gunstigere – polisvoorwaarden zijn vanaf 13 juli 2018 op de website van Promovendum gepubliceerd, maar CAK heeft nagelaten – in strijd met haar eigen algemene voorwaarden – om haar klanten hiervan actief op de hoogte te brengen. Omdat de op de website gepubliceerde nieuwe polisvoorwaarden dezelfde titel(s) en versienummer(s) hadden als de oude polisvoorwaarden, was het voor klanten niet kenbaar dat deze waren gewijzigd. Daarmee heeft CAK, in strijd met artikel 4:19, tweede lid, van de Wft, onduidelijke en/of misleidende informatie verstrekt.
Standpunt CAK9.1. CAK betwist dat zij artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. CAK heeft louter de meest actuele versie van de polisvoorwaarden gepubliceerd op de website van Promovendum. Bij raadpleging via de website van de desbetreffende polisvoorwaarden waren enkel deze (nieuwe) versies beschikbaar. In dit kader is bovendien van belang dat de oude polisvoorwaarden nooit in fysieke zin, maar alleen via een link in een e-mail zijn toegestuurd aan de verzekeringsnemers. Bij het aanklikken van deze link worden de klanten meteen doorgeleid naar de meest recente polisvoorwaarden. CAK acht de vraag of klanten al dan niet konden begrijpen welke polisvoorwaarden van toepassing zijn minder relevant, omdat iedere klant werd en wordt behandeld conform de nieuwe polisvoorwaarden. Verder voert CAK aan dat er op grond van artikel 4:20 van de Wft op haar slechts een informatieplicht rust indien er sprake is van een wezenlijke wijziging. Deze situatie doet zich hier niet voor. Het corrigeren van voorwaarden is niet onduidelijk of misleidend en dus niet in strijd met artikel 4:19, tweede lid, van de Wft.
Oordeel rechtbank9.2. Op grond van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft, voor zover hier van belang, moet de door een financiële onderneming aan cliënten verstrekte of beschikbaar gestelde informatie over een financieel product correct, duidelijk en niet misleidend zijn.De financiële onderneming mag wat de begrijpelijkheid van de door haar verstrekte informatie betreft de gemiddelde consument of cliënt als uitgangspunt nemen (Kamerstukken II, 2005-2006, 29 708, nr. 19, blz. 510).
9.3.
De AFM heeft terecht aan CAK verweten dat zij een inhoudelijke wijziging in de polisvoorwaarden van verschillende verzekeringen niet duidelijk kenbaar heeft gemaakt aan haar klanten. Op de website van Promovendum was vanaf de publicatie op 13 juli 2018 alleen de laatste versie met de gewijzigde polisvoorwaarden beschikbaar onder dezelfde titels en serienummers als de oude polisvoorwaarden. Hierdoor was het voor klanten die (a) een verzekering hebben afgesloten toen de oude polisvoorwaarden nog werden gehanteerd, (b) die voorwaarden hebben gedownload en opgeslagen of geprint en (c) na het optreden van een schade de oude voorwaarden hebben geraadpleegd en niet de website van Promovendum, niet duidelijk dat de polisvoorwaarden op een voor hen mogelijk relevant punt waren verbeterd. CAK heeft haar klanten niet actief geïnformeerd over deze wijziging, ondanks dat in de algemene voorwaarden is bepaald dat klanten actief op de hoogte worden gebracht van materiële wijzigingen in de polisvoorwaarden.
9.4.
Het betoog van CAK dat enkel sprake was van een verbeterde formulering omdat de oude voorwaarden (mogelijk) in strijd waren met enkele civielrechtelijke voorschriften en dat klanten die klant zijn geworden onder de oude polisvoorwaarden ook aanspraak kunnen maken op de verbeterde vergoeding bij inschakeling van een contra-expert, doet aan het voorgaande niet af. Het gaat hier immers om de vraag of CAK haar klanten onduidelijk en/of misleidend heeft geïnformeerd over de gewijzigde polisvoorwaarden en niet om de vraag of de klanten, als zij een contra-expertise aanvroegen, werden behandeld conform de verbeterde polisvoorwaarden. Het standpunt van CAK dat – indien en voor zover zij haar klanten onduidelijk heeft geïnformeerd – er sprake is van een overtreding van artikel 4:20 van de Wft en niet van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft volgt de rechtbank evenmin. Zoals de AFM terecht heeft aangevoerd, bepaalt artikel 4:20, eerste lid, van de Wft, voor zover hier van belang, dat voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst over een financieel product informatie moet worden verstrekt die redelijkerwijs relevant is voor een adequate beoordeling van het product. Deze bepaling ziet dus op de precontractuele fase. Die is hier niet aan de orde. Uit artikel 4:20, derde lid, van de Wft volgt weliswaar een verplichting om tijdig informatie te verstrekken over wezenlijke wijzigingen gedurende de looptijd van een product die redelijkerwijs relevant zijn voor de consument, maar de AFM heeft CAK niet verweten dat zij haar klanten niet tijdig heeft geïnformeerd. De argumenten van CAK over de informatieverstrekking over de polisvoorwaardenwijziging slagen dus niet.
9.5.
Gelet op het vorenstaande heeft de AFM terecht vastgesteld dat de door CAK geboden informatie onduidelijk is en dat CAK daarmee artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. Anders dan de AFM kwalificeert de rechtbank deze overtreding echter niet als ernstig. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat alleen de nieuwe polisvoorwaarden via de website beschikbaar waren voor de verzekeringsnemers en dat de aan hen toegezonden link alleen naar deze voorwaarden leidde. Dit betekent dat slechts klanten die de oude voorwaarden hadden gedownload en opgeslagen of geprint en niet ook de website van Promovendum raadpleegden, geen kennis namen van de nieuwe polisvoorwaarden (zie ook onder 9.3). Hoewel deze groep klanten de verbeterde polisvoorwaarden als gevolg van de door de AFM vastgestelde overtreding niet heeft kunnen betrekken bij de afweging om wel of geen contra-expertise te vragen, is aannemelijk dat het om een beperkte groep verzekeringnemers gaat. Nog kleiner is de groep verzekeringnemers die op basis van de oude polisvoorwaarden heeft besloten af te zien van het aanvragen van een contra-expertise, maar die aanvraag wel had gedaan onder de nieuwe polisvoorwaarden. Dit doet afbreuk aan de door de AFM gestelde ernst van deze overtreding. De rechtbank zal vanaf overweging 18 ingaan op de (mogelijke) consequenties van deze conclusie.
Overtreding 2: indexering premie inboedelverzekeringen
Standpunt AFM10. De AFM heeft CAK verder verweten dat zij vanaf 2016 tot en met 4 mei 2021 onjuiste, onduidelijke en/of misleidende informatie heeft verstrekt over de indexering van de premie voor de inboedelverzekeringen van Promovendum en daarmee artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. De verzekeringsvoorwaarden en de informatie op de website van Promovendum vermeldden dat de jaarlijkse indexering van de premie plaatsvond op basis van de waarde-index voor inboedels van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), terwijl in werkelijkheid de premie jaarlijks werd verhoogd met (ongeveer) 3%.
Standpunt CAK10.1. CAK betoogt dat het niet nakomen van de verzekeringsvoorwaarden over de indexering weliswaar een wanprestatie in civielrechtelijke zin van de verzekeraar kan opleveren, maar dat daarmee nog niet zonder meer artikel 4:19, tweede lid, van de Wft wordt overtreden. Er wordt immers geen onjuiste, onduidelijke en/of misleidende informatie verstrekt, maar er wordt een onjuiste uitvoering gegeven aan de verzekeringsvoorwaarden. Bovendien hebben de klanten van CAK door de jaren heen gemiddeld genomen meer voordeel dan nadeel gehad van de daadwerkelijk gehanteerde indexering. Volgens CAK had het op de weg van de AFM gelegen om in het kader van de voorgenomen aanwijzing de gedragslijn op te leggen om de voorwaarden op het punt van de indexering in overeenstemming te brengen met de feitelijke werkwijze. De AFM heeft de verweten overtreding in het bestreden besluit mede gebaseerd op e-mailcorrespondentie tussen verschillende werknemers en beleidsbepalers, waaruit volgens de AFM blijkt dat CAK op de hoogte was van de foutieve indexering. De AFM laat echter na te specificeren om welke werknemers het gaat, zodat niet inzichtelijk is of dit werknemers van CAK of National Academic zijn. Bovendien lijkt uit het bestreden besluit te volgen dat het om verschillende e-mailberichten gaat, terwijl het maar om één e-mailwisseling gaat en hieruit ook blijkt dat de desbetreffende medewerkers in het belang van de klant hebben gehandeld.
Oordeel rechtbank10.2. De rechtbank stelt met partijen vast dat de indexeringswijze die destijds in de verzekeringsvoorwaarden van de inboedelverzekeringen en op de website van Promovendum stond (te weten: indexering op basis van de waarde-index voor inboedels van het CBS) afwijkt van de wijze waarop in de door de AFM vastgestelde periode in de praktijk door CAK werd geïndexeerd (te weten: jaarlijkse verhoging van de premie met (ongeveer) 3%). De AFM heeft daarom terecht aan CAK verweten dat zij informatie heeft verstrekt die onjuist en misleidend is en dat zij daarmee artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. Dat dit (ook) wanprestatie zou kunnen opleveren, doet hieraan niet af. Dit geldt eveneens voor het betoog van CAK dat de verzekeringnemers door de jaren heen meer profijt hebben gehad van de wijze van indexeren dan dat zij daar nadeel van hebben ondervonden. Overigens leidt de rechtbank uit de door de AFM bijgevoegde waarde-index van het CBS af dat de in de praktijk door CAK gehanteerde indexering in verschillende jaren in de overtredingsperiode ten nadele van de klanten heeft uitgewerkt. Niet alle klanten van CAK zullen gedurende de gehele overtredingsperiode verzekeringnemer zijn geweest, zodat het argument ‘per saldo profijt door de jaren heen’ niet voor iedere verzekeringnemer opgaat. Dat CAK de verzekeringnemers achteraf – na het onderzoek van de AFM – compensatie heeft geboden over de jaren waarin het CBS-prijsindexcijfer met minder dan 3% is gestegen, valt positief te waarderen, maar neemt de overtreding niet weg en vermindert de ernst ervan ook niet.
10.3.
De AFM heeft zich tot slot terecht op het standpunt gesteld dat CAK bewust onjuiste informatie over de indexering van de inboedelverzekeringen heeft verstrekt. De AFM heeft in het onderzoeksrapport interne e-mails uit de periode tussen 2 november 2018 en 10 december 2018 van verschillende geanonimiseerde (en genummerde) medewerkers en beleidsbepalers opgenomen over de wijze waarop CAK haar inboedelverzekeringen indexeert. Hieruit blijkt dat verschillende medewerkers en beleidsbepalers ervan op de hoogte waren dat de indexeringswijze zoals vermeld in de verzekeringsvoorwaarden en op de website afweek van de indexering zoals die in de praktijk werd toegepast. De wetenschap hiervan draagt bij aan de ernst van deze overtreding. Ook uit een e-mailwisseling tussen ‘beleidsbepaler 4’ en ‘beleidsbepaler 5’ van 24 november 2019 over de beantwoording van de inlichtingenvordering van de AFM over de indexering leidt de rechtbank af dat CAK op de hoogte was van de discrepantie tussen de in de verzekeringsvoorwaarden voorgeschreven wijze van indexering en de in de praktijk gehanteerde manier van indexeren. Het betoog van CAK dat niet inzichtelijk is om welke medewerkers of beleidsbepalers het gaat in de aangehaalde e-mails en dat die mogelijk afkomstig zijn van National Academic – en dus niet van CAK – volgt de rechtbank niet. De AFM heeft in het onderzoeksdossier als bijlage een lijst opgenomen waarin de persoonsgegevens zijn vermeld van de betreffende (en andere relevante) werknemers en beleidsbepalers. Ook omdat CAK het tegendeel niet heeft gesteld (en onderbouwd), moet voor haar herleidbaar worden geacht om welke personen het gaat.
10.4.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de AFM terecht heeft geconcludeerd dat CAK artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden en dat deze overtreding – gelet op de wetenschap hiervan binnen CAK en omdat de hoogte van de premie een wezenlijk element is van een inboedelverzekering – door de AFM terecht is aangemerkt als ernstig. De beroepsgrond slaagt niet.
Overtreding 3: vervaltermijn voor schademeldingen onder de allrisk inboedelverzekering
Standpunt AFM11. De AFM verwijt verder aan CAK dat zij in de periode van 2015 tot en met in ieder geval 4 mei 2021 onjuiste, onduidelijke en/of misleidende informatie heeft verstrekt over de vervaltermijn die is opgenomen in artikel 6 van de Voorwaarden inboedelverzekering allrisk en daarmee artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. Volgens deze bepaling vervalt ieder recht vanuit deze verzekering op schadevergoeding als de kennisgeving aan Promovendum van een schade later dan twee jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvindt. Dit is volgens de AFM in strijd met de dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 7:941, eerste, derde en vierde lid van het BW en artikel 7:942, eerste lid, van het BW, omdat CAK met deze absolute vervaltermijn in feite de verjaringstermijn heeft verkort. Op grond van artikel 7:943, tweede lid, van het BW kan bovendien niet ten nadele van de verzekeringsnemer van deze bepalingen worden afgeweken. CAK heeft met artikel 6 van de Voorwaarden inboedelverzekering allrisk mogelijk de indruk bij de klant gewekt dat hij geen aanspraak meer kon maken op een schadevergoeding, terwijl dit op grond van het BW wel mogelijk was.
Standpunt CAK11.1. CAK betoogt onder meer dat de AFM niet heeft aangetoond dat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 7:941, vierde lid, van het BW. De AFM heeft in geen enkel concreet dossier aangetoond dat CAK daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de vervaltermijn van twee jaar. Daar komt bij dat een verzekeraar op grond van het voormelde artikel slechts gebruik kan maken van een (kortere) vervaltermijn indien er feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan zij in haar belangen is geschaad. Het enkele gegeven dat dit laatste niet (expliciet) is opgenomen in de hier aan de orde zijnde bepaling in de voorwaarden doet daar niet aan af. Het is bovendien in de praktijk haast ondenkbaar dat een verzekeringsnemer na twee jaar nog een schademelding doet. Dit is vanaf 2015 maar in 0,02% van alle gevallen gebeurd, te weten in 61 gevallen. Deze meldingen zijn ‘gewoon’ in behandeling genomen, zo blijkt uit intern onderzoek.
Oordeel rechtbank
11.2.
Wie een allrisk inboedelverzekering afsloot, ontving een mail van CAK met een link naar de polisvoorwaarden. In artikel 6 van deze voorwaarden (P2015.1) is opgenomen dat ieder recht op schadevergoeding vervalt als de kennisgeving aan Promovendum van een schade meer dan twee jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvindt. Met deze toezending heeft CAK aan verzekeringnemers onjuiste en/of misleidende informatie verstrekt en artikel 4:19, tweede lid, van de Wft overtreden. Ten eerste heeft CAK niet duidelijk gemaakt dat zij zich op grond van artikel 7:941, vierde lid, van het BW, waarvan niet ten nadele van een verzekeringnemer mag worden afgeweken, alleen op een vervaltermijn mag beroepen als zij door een latere schademelding in een redelijk belang is geschaad. Ten tweede heeft CAK gesteld dat zij schademeldingen die na het verstrijken van de vervaltermijn zijn ingediend altijd (toch) inhoudelijk heeft behandeld. In zoverre wijken de aan de verzekeringnemers ter beschikking gestelde polisvoorwaarden dus af van de werkwijze die in de praktijk werd gehanteerd. Bij verzekeringnemers die niet op de hoogte zijn van artikel 7:941, vierde lid, van het BW of van de door CAK gestelde praktijk van inhoudelijke behandeling van schademeldingen die na het verstrijken van de vervaltermijn worden gedaan, is door toezending van de polisvoorwaarden dan ook ten onrechte de indruk gewekt dat het geen zin heeft om na meer dan twee jaar nog een schademelding te doen onder de allrisk inboedelverzekering. Volgens CAK zijn in de loop der jaren 61 schademeldingen binnengekomen na het verstrijken van de vervaltermijn. Het valt echter niet uit te sluiten dat er verzekeringnemers zijn geweest die na het lezen van artikel 6 van de polisvoorwaarden hebben afgezien van een dergelijke melding. De hiertegen gerichte beroepsgrond slaagt dus niet.
11.3.
Het argument van CAK dat deze situatie zich in de praktijk (bijna) nooit zal voordoen, acht de rechtbank plausibel. Het zal inderdaad niet vaak voorkomen dat een verzekeringnemer (a) na meer dan twee jaar nog een schade wil melden en (b) daarvan (zonder verder onderzoek) afziet na kennisneming van de polisvoorwaarden. Dit betekent dat door deze overtreding in de praktijk waarschijnlijk maar weinig verzekeringnemers daadwerkelijk zijn gedupeerd, zodat de rechtbank deze overtreding minder ernstig acht dan de AFM. Overigens lijkt de AFM in beroep te hebben erkend dat haar aanvankelijke standpunt dat de door CAK gehanteerde vervaltermijn van twee jaar neerkomt op het verkorten van de wettelijke verjaringstermijn (van drie jaar) niet houdbaar is, zodat de rechtbank dit punt onbesproken kan laten.
Overtreding 4: premieverhoging autoverzekeringen
Standpunt AFM
12. De AFM verwijt CAK dat zij in de periode van 23 juli 2018 tot en met 19 mei 2019 onduidelijke en/of misleidende informatie heeft verstrekt over premieverhogingen van autoverzekeringen en daarmee artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. De premie van deze verzekeringen werd in de onderzochte klantendossiers verhoogd met percentages variërend tussen de 18 en 61. De informatie hierover heeft CAK in verhullende e-mails – bijvoorbeeld in het midden van het e-mailbericht, zonder dat uit de rest van de e-mail duidelijk bleek dat het ging om een verhoging van de premie – aan haar klanten gestuurd. Ook werd er gebruik gemaakt van een neutraal onderwerp, zodat er geen signaalfunctie naar de klanten uitging van de e-mails. Daarbij heeft CAK bewust niet gesproken over een (forse) verhoging van de premie, maar bijvoorbeeld over ‘premiewijziging’ of ‘premie-aanpassing’. Daarnaast heeft CAK nagelaten haar klanten te wijzen op het tussentijdse opzeggingsrecht dat zij hadden naar aanleiding van de verhoging van de premie. Dit alles heeft CAK gedaan met het doel om het aantal opzeggingen van de autoverzekeringen zo laag mogelijk te houden. De AFM heeft in dit verband ook gewezen op punt 2.2.2 van de Beleidsregel Informatieverstrekking. Hieruit volgt dat het zaak is om informatie zo expliciet mogelijk weer te geven.
Standpunt CAK
12.1.
CAK betwist dat zij onduidelijke en/of misleidende informatie heeft verstrekt aan haar klanten over de premieverhogingen van haar autoverzekeringen. Het enkele gegeven dat in de berichtgeving hierover niet expliciet wordt gesproken over een verhoging, is hiervoor onvoldoende. Uit haar berichtgeving aan haar klanten blijkt immers ondubbelzinnig dat het gaat om een verhoging van de premie. Bovendien heeft CAK een representatief onafhankelijk onderzoek door Multiscope laten uitvoeren en hieruit is gebleken dat negen van de tien mensen de inhoud van de berichtgeving van CAK begrijpen. Daarnaast verstuurt CAK haar klanten periodiek nieuwsberichten. Slechts bij polis- of premiewijzigingen krijgen klanten een formeel bericht, zoals de in geding zijnde e-mails. Uit het gegeven dat er sprake was van formele berichtgeving konden de klanten al begrijpen dat er een wezenlijke wijziging van hun verzekering zou plaatsvinden. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat CAK zich uitsluitend richt op hoger opgeleiden, zodat meer van haar klanten kan worden verwacht dan van een gemiddelde consument. CAK betwist verder dat zij – na intern overleg – heeft gekozen voor minder expliciete bewoordingen in de berichten aan haar klanten om zo bewust de aandacht van de premieverhoging af te leiden. Dit is niet op te maken uit de door de AFM aangehaalde interne e-mailcorrespondentie. Dat gekozen is voor teksten die tot minder opzeggingen zouden leiden, maakt niet dat artikel 4:19, tweede lid, van de Wft is overtreden. Tot slot voert CAK aan dat zij niet gehouden was haar klanten te wijzen op hun recht om de verzekering tussentijds op te zeggen. Dit staat namelijk al in de algemene voorwaarden en in artikel 7:940, vierde lid, van het BW. Er bestaat geen wettelijke verplichting om de verzekeringnemers hier bij een premieverhoging nogmaals op te wijzen.
Oordeel rechtbank
12.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de AFM zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat CAK onduidelijke of misleidende informatie heeft verstrekt in de communicatie over de premieverhogingen van haar autoverzekeringen. CAK heeft in deze berichtgeving gebruik gemaakt van twee verschillende e-mailberichten, te weten een lange variant met meer tekst en context en een korte variant waarbij gebruik is gemaakt van een tabel met gegevens over de (premie voor de) autoverzekering. Bij beide varianten werd in het onderwerp vermeld dat het bericht betrekking had op ‘update autoverzekering’ of ‘nieuws over uw autoverzekering’. Dat in deze onderwerpregel niet expliciet werd vermeld dat de berichtgeving betrekking had op een op handen zijnde premieverhoging, is op zichzelf onvoldoende om deze berichtgeving als onduidelijk of misleidend aan te merken. Uit de bewoordingen in de onderwerpregel van de e-mailbericht kon voor klanten in ieder geval duidelijk zijn dat er mogelijk belangrijk nieuws was over hun autoverzekering. Van een gemiddelde consument mag redelijkerwijs worden verwacht dat die dergelijke berichten met enige aandacht leest. Het gegeven dat CAK de inhoudelijke boodschap over de premieverhoging van de autoverzekeringen in de e-mailberichten algemeen en neutraal heeft verwoord is, ook in samenhang bezien met de hiervoor geschetste vormgeving van de e-mails, onvoldoende voor het oordeel dat de informatieverstrekking onduidelijk of misleidend is. Zeker gelet op de toelichting in de lange variant, die onder meer inhoudt dat het toegenomen aantal schadegevallen noopt tot een premie-aanpassing, kan een gemiddelde consument redelijkerwijs niet anders begrijpen dan dat de premie wordt verhoogd. Deze toelichting ontbreekt weliswaar in de korte variant, maar in het algemeen geldt dat indien wordt gesproken van het aanpassen van een prijs, de gemiddelde consument zal begrijpen dat het om een prijsverhoging gaat. Dat in deze berichten wordt gesproken over ‘premie-aanpassing’ en ‘wijziging’ en niet over een ‘verhoging’, maakt deze berichten op zichzelf dan ook niet onduidelijk. De AFM stelt zich op zichzelf terecht op het standpunt dat de berichtgeving van CAK duidelijker had kunnen zijn, bijvoorbeeld door de huidige en de nieuwe premie expliciet te vermelden. Of de berichtgeving duidelijker had kunnen zijn, is echter niet het wettelijke criterium waaraan getoetst moet worden. Uit de informatie die CAK wel heeft verstrekt, is voor een gemiddelde consument voldoende duidelijk dat sprake is van een premieverhoging en die informatie is ook niet misleidend. Overigens heeft de AFM niet gesteld – en heeft de rechtbank ook niet direct de indruk – dat het onder verzekeraars algemeen gebruikelijk is om in dergelijke berichtgeving zowel de oude als de nieuwe premie expliciet te vermelden.
12.3.
Wat betreft het verwijt van de AFM in dit verband dat CAK ten onrechte heeft nagelaten om haar klanten te wijzen op het opzeggingsrecht, overweegt de rechtbank dat hiertoe geen wettelijke verplichting bestaat. De AFM erkent dit ook in het bestreden besluit. De enkele stelling van de AFM dat het gegeven dat er geen wettelijke verplichting bestaat om klanten bij een premieverhoging te wijzen op hun opzeggingsrecht onverlet laat dat de berichtgeving hierdoor misleidend of onduidelijk is, volgt de rechtbank niet. Voor de gemiddelde consument is duidelijk dat sprake is van een premieverhoging (zie onder 12.2) en een gemiddelde consument die daar ontevreden over is, kan nagaan wat zijn rechten zijn, zoals het in de algemene voorwaarden duidelijk opgenomen opzeggingsrecht. Ook hier geldt dat niet het wettelijke criterium is of het bericht duidelijker had kunnen zijn.
De AFM merkt terecht op dat uit interne e-mails volgt dat ernaar werd gestreefd om de premieverhoging zo te brengen dat het aantal opzeggingen zo beperkt mogelijk zou blijven. Dit staat een commerciële onderneming vrij, mits zij zich aan de geldende wet- en regelgeving houdt. Dit streven van CAK levert dus op zichzelf geen overtreding op.
12.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de AFM zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat CAK artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden bij haar berichtgeving over de op handen zijnde premieverhogingen van de autoverzekeringen. De argumenten die CAK ontleent aan het rapport van Multiscope behoeven geen bespreking. De gevolgen van dit oordeel van de rechtbank zullen vanaf overweging 18 aan de orde komen.
Overtreding 5: wijziging SVI-voorwaarden
Standpunt AFM13. De AFM heeft zich verder op het standpunt gesteld dat CAK haar klanten onduidelijke en/of misleidende informatie heeft verstrekt over de wijziging van de voorwaarden van de SVI-polis. Deze overtreding is volgens de AFM begaan in de periode van 23 juli 2018 tot en met 19 mei 2019. CAK heeft haar bestaande klanten hierover samen met de premieverhoging van haar autoverzekeringen geïnformeerd en ook daarvoor de twee verschillende e-mailvarianten gebruikt zoals beschreven onder 12.2. De AFM verwijt CAK dat zij in de lange e-mailversie slechts vermeldt dat de voorwaarden veranderen en dat de nieuwe versie te vinden is op de website (met vermelding van het nieuwe versienummer, te weten P2018.1). In de korte e-mailvariant wordt slechts melding gemaakt dat er een nieuwe versie is van de SVI. Verder heeft CAK het onderwerp van de e-mails neutraal geformuleerd, staat er irrelevante informatie in de e-mails en wordt uit zowel de lange als de korte versie van de berichtgeving niet duidelijk wat er is gewijzigd. Daarvoor moesten de klanten zelf de oude en de nieuwe voorwaarden met elkaar vergelijken. Het voorgaande betekent dat CAK artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden, aldus de AFM.
Standpunt CAK13.1. CAK betwist dat zij in haar berichtgeving de indruk heeft gewekt of proberen te wekken dat de wijzigingen van de SVI-voorwaarden beperkt of onbeduidend waren. Zij heeft de klanten gemeld dat er nieuwe voorwaarden waren en daarbij ook expliciet vermeld dat er wijzigingen waren. Het gaat bovendien niet echt om wijzigingen van de voorwaarden, maar slechts om een verduidelijking van de voorwaarden. Dat hierbij niet expliciet is vermeld om welke wijzigingen het gaat, is volgens CAK onvoldoende om aan te nemen dat artikel 4:19, tweede lid, van de Wft is overtreden. De AFM verwijt CAK in feite dat zij artikel 4:20 van de Wft heeft overtreden, maar overtreding van deze bepaling is – indien en voor zover al aan de orde – niet aan de boeteoplegging ten grondslag gelegd.
Oordeel rechtbank13.2. Vaststaat dat CAK haar klanten per e-mail heeft geïnformeerd dat vanaf 6 augustus 2018 de oude SVI-voorwaarden (P2010.1) worden vervangen door nieuwe SVI-voorwaarden (P2018.1). Deze wijzigingen hielden onder meer in dat het letsel medisch objectief door een arts moet kunnen worden vastgesteld en dat daarvan sprake is indien door een arts kan worden vastgesteld dat er een directe relatie bestaat tussen de klachten en een klinisch vastgestelde lichamelijke afwijking, stoornis of aandoening. In de oude polisvoorwaarden was niet opgenomen hoe het letsel moet worden vastgesteld. Daarnaast is in aanvulling op de oude voorwaarden in de nieuwe voorwaarden artikel 5 onder e tot en met i opgenomen, waarin is bepaald dat onder meer schade in verband met klachten zonder lichamelijk letsel (zoals een whiplash), maar ook andere vormen van schade van inzittenden worden uitgesloten van vergoeding. Deze uitsluitingen of beperkingen stonden niet in de tot dan toe geldende SVI-voorwaarden. Anders dan CAK betoogt, heeft de AFM dit terecht aangemerkt als inhoudelijke en voor de klanten relevante wijzigingen. Deze wijzigingen zijn evident in het nadeel van de verzekeringnemers en zijn niet slechts aan te merken als verduidelijkingen van de oude voorwaarden. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de AFM in het onderzoeksrapport interne correspondentie tussen medewerkers en beleidsbepalers van CAK heeft opgenomen, waaruit blijkt dat het ook volgens hen niet slechts gaat om tekstuele verhelderingen, maar om inhoudelijke wijzigingen van de tot dan toe geldende voorwaarden.
13.3.
CAK heeft haar klanten met een SVI-dekking in een en dezelfde e-mail bericht over zowel de premie-aanpassing als de wijziging van de SVI-voorwaarden. De informatie over de SVI-dekking was – zowel in de lange als in de korte variant – zo vormgegeven dat niet duidelijk was wat de wijzigingen van de SVI-voorwaarden inhielden. Het onderwerp van de e-mails was neutraal, de e-mails bevatten meerdere boodschappen, waarbij de meeste aandacht uitging naar de premie-aanpassing, en de wijziging van de voorwaarden werd slechts kort en terloops genoemd. Dit terwijl de wijzigingen van de voorwaarden een betekenisvolle inperking van de SVI-dekking inhielden. Klanten konden hiervan slechts op de hoogte raken door via een link de nieuwe voorwaarden te raadplegen en vervolgens de nieuwe voorwaarden en oude voorwaarden met elkaar te vergelijken, om er zo achter te komen wat er precies was gewijzigd. De AFM heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat CAK hierover op een onduidelijke en misleidende manier heeft gecommuniceerd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat bij de vraag of artikel 4:19, tweede lid, van de Wft is overtreden de gemiddelde consument als uitgangspunt moet worden genomen. Van een gemiddelde consument kan niet verwacht worden op de hoogte te zijn van alle verzekeringsvoorwaarden en te kunnen overzien wat de wijzigingen van de SVI-voorwaarden zijn en betekenen als uitsluitend wordt gemeld dat de voorwaarden worden gewijzigd. De AFM heeft zich terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat CAK in dit geval artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. Nu het gaat om relevante wijzigingen ten nadele van de verzekeringnemers en dergelijke wijzigingen voor verzekernemers reden zouden kunnen zijn om de verzekering op te zeggen, heeft de AFM terecht gesteld dat deze overtreding ernstig is.
13.4.
De rechtbank volgt CAK ook niet in het betoog dat de AFM haar in feite een overtreding van artikel 4:20 van de Wft verwijt. Zoals de rechtbank in 9.4 heeft overwogen, ziet artikel 4:20, eerste lid, van de Wft op de precontractuele fase en komt dit artikellid neer op de verplichting om tijdig informatie te verstrekken over wezenlijke wijzigingen van onder meer verzekeringen. De AFM heeft CAK echter niet verweten dat zij haar klanten niet tijdig heeft geïnformeerd over de wijzigingen van de voorwaarden. De kern van het verwijt is dat CAK onduidelijke en misleidende informatie heeft verstrekt over die wijzigingen. De hierop betrekking hebbende beroepsgronden slagen niet.
Overtreding 6: klantenreviews
Standpunt AFM14. De AFM verwijt CAK verder dat zij onduidelijke en/of misleidende informatie heeft verstrekt over de beoordelingen die klanten gaven voor de kwaliteit van haar dienstverlening en/of producten. Daar legt de AFM een drietal gedragingen aan ten grondslag. Ten eerste verwijt de AFM dat CAK niet transparant is geweest over het feit dat er bij de klantreviews op de website van Promovendum geen sprake is van een volledige en ongefilterde weergave. Uit het selectiebeleid blijkt namelijk dat negatieve reviews niet op de hoofdpagina van de website werden geplaatst, dat een bepaalde volgorde van plaatsing werd gehanteerd zodat er niet alleen negatieve reviews zichtbaar waren en dat geen reviews van opzeggers werden geplaatst. Ten tweede heeft CAK bij medewerkers die via [onderneming] voor CAK werkten en van wie een aanzienlijk deel een verzekering bij Besured had, inhoudelijk gestuurd op het plaatsen van positieve reviews op Google met betrekking tot Besured, zodat het klantwaarderingscijfer op Google hoger zou uitvallen. Ten derde verwijt de AFM CAK dat op de website van Promovendum reviews die werden gemeten in aantallen sterren zijn omgezet naar cijfers, wat een opwaarts effect heeft bewerkstelligd, zonder dat dit kenbaar was voor degenen die de reviews indienden of voor de lezers van deze reviews. Gelet op het vorenstaande heeft CAK artikel 4:19, tweede lid, van de Wft overtreden.
Standpunt CAK14.1. CAK betwist dat zij onduidelijke en/of misleidende informatie heeft verstrekt met de door of namens haar gepubliceerde klantenreviews. Alle reviews – en dus ook de negatieve – werden geplaatst en waren via één druk op een knop te vinden. Volgens CAK is het gebruikelijk dat er op de homepage alleen positieve reviews worden getoond en dat er geen reviews worden geplaatst van personen die geen klant (meer) zijn. Dit maakt niet dat er onduidelijke en/of misleidende informatie is verstrekt. De AFM stelt dat CAK op grond van het selectiebeleid wachtte met het plaatsen van een negatieve review totdat er minimaal twee positieve reviews waren ontvangen, maar de AFM heeft deze stelling niet gebaseerd op onderzoek. CAK betwist dat zij ‘fake’ (positieve) reviews heeft laten plaatsen door medewerkers waardoor de reviewcijfers op kunstmatige wijze werden beïnvloed. Dat een verzoek daartoe zou leiden tot overtreding van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft vindt volgens CAK geen grondslag in de parlementaire geschiedenis. CAK kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor reviews die worden geplaatst op vergelijkingswebsites. In dit kader wijst zij op de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 29 april 2016 (ECLI:NL:CBB:2016:115). Tot slot heeft de AFM zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat CAK door het omrekenen van beoordelingen in sterren naar een cijfer misleidende informatie heeft verstrekt. Anders dan de AFM stelt, is er geen sprake van een opwaarts effect. De AFM baseert zich hierbij ten onrechte op de richtlijnen van de Autoriteit Consument en Markt en niet op haar eigen oordeelsvorming.
Oordeel rechtbank
14.2.
Het CAK hanteerde voor de reviews op de website van Promovendum een plaatsingsbeleid waarmee bepaald werd welke reviews werden geplaatst, hoe zij werden gepresenteerd en welke reviews werden doorgezet naar derde partijen. Uit dit beleid blijkt dat alle reviews worden geplaatst met uitzondering van reviews van niet-klanten, klanten die opzeggen en reviews waarin grof taalgebruik voorkomt. Op de productpagina worden slechts reviews geplaatst waarin minimaal vier (van de vijf) sterren worden gegeven, geen spelfouten staan, sprake is van een positief sentiment en als de review ook op de voorpagina geplaatst zou kunnen worden (korte tekst). De negatieve reviews worden alleen op de detailpagina weergegeven. Alvorens een negatieve review daar wordt geplaatst moeten er volgens het plaatsingsbeleid eerst minimaal twee positieve reviews worden geplaatst. Indien er geen positieve reviews zijn, wordt gewacht totdat er minimaal twee positieve reviews boven komen te staan. Het plaatsingsbeleid voor reviews was niet toegankelijk voor (potentiële) klanten. Met de AFM is de rechtbank van oordeel dat CAK niet transparant is geweest over het feit dat er bij de klantreviews op de website geen sprake is van een volledige en ongefilterde weergave. Door het weglaten van reviews van klanten die hun verzekering (onlangs) hebben opgezegd en door eerst minimaal twee positieve reviews te tonen alvorens een negatieve(re) review te laten zien, heeft CAK haar (potentiële) klanten niet (steeds) een volledig en waarheidsgetrouw beeld gegeven. Gelet op het voorgaande heeft de AFM zich terecht op het standpunt gesteld dat CAK onduidelijke en misleidende informatie heeft verstrekt door de wijze waarop zij (informatie over) de reviews op de website van Promovendum heeft weergegeven.
14.3.
Niet in geschil is dat CAK een medewerker van [onderneming] heeft verzocht diens collega’s te vragen via hun Google-account (positieve) reviews te plaatsen over hun verzekering bij Besured. De AFM heeft in dit kader gewezen op een e-mailwisseling tussen een medewerker van CAK en een medewerker van [onderneming] in de periode tussen 11 oktober 2017 en 24 oktober 2017 die opgenomen is in het onderzoeksrapport. In die e-mailwisseling staat: “Als een lead/prospect in Google zoekt op 'Besured' ziet deze een heel laag Google reviewcijfer staan van Besured (2/5). Dat kan best aanvragen gaan kosten in de zorgperiode. Kun jij wat YC medewerkers 4 en 5 sterren reviews laten plaatsen met hun Google account? Als ze dat vanuit huis doen zal Google dit minder snel als ‘fake' reviews zien. Zou super zijn!” Uit de (bevestigende) beantwoording op deze e-mail kan worden opgemaakt dat er conform deze instructie of dit verzoek is gehandeld.
De rechtbank is van oordeel dat de AFM onvoldoende heeft gemotiveerd dat deze gedraging valt onder de reikwijdte van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft. Het valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet zonder meer in te zien dat reviews op een website van een derde – in dit geval op Google – hebben te gelden als informatie die door CAK is verstrekt of beschikbaar gesteld. De rechtbank wijst in dit verband ook op overweging 5.6 en 5.7 van de door CAK genoemde uitspraak van het CBb (zie onder 14.1), waaruit lijkt te volgen dat de in geding zijnde gedraging niet valt onder het toepassingsbereik van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft. Het ligt daarom op de weg van de AFM om hetzij nader te motiveren waarom de verweten gedraging een overtreding vormt van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft, hetzij van dat standpunt terug te komen. Mede omdat de rechtbank hierover op de zitting geen vragen heeft gesteld, ziet zij aanleiding om de AFM in de gelegenheid stellen hierover een nader standpunt in te nemen.
14.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de AFM zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat CAK met de omrekening van beoordelingen van sterren naar cijfers aan haar (potentiële) klanten onduidelijke en/of misleidende informatie heeft verstrekt. Hoewel de AFM zich terecht op het standpunt stelt dat deze wijze van omrekenen van klantenbeoordelingen in voorkomend geval een licht opdrijvend effect heeft, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om deze werkwijze aan te merken als overtreding van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft. De rechtbank volgt CAK in haar betoog dat deze handelwijze veel voorkomt en dat het uiteindelijke effect daarvan beperkt is, zodat er onvoldoende grond is voor het oordeel dat CAK hiermee onduidelijke en/of misleidende informatie heeft verstrekt.
14.5.
De rechtbank komt, gelet op het vorenstaande, tot de conclusie dat CAK artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden voor zover het gaat om de wijze waarop CAK (informatie over) reviews op de website van Promovendum heeft weergegeven (overweging 14.2). Die overtreding acht de AFM niet ten onrechte ernstig. Het standpunt van de AFM dat CAK artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden door medewerkers van [onderneming] te laten vragen om via hun Google-account positieve reviews te plaatsen over hun verzekering bij Besured, is niet deugdelijk gemotiveerd (zie onder 14.3). Daarnaast heeft de AFM de omrekening van sterrenbeoordelingen in absolute cijfers ten onrechte aangemerkt als overtreding van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft (overweging 14.4). Het betoog van CAK slaagt in zoverre. De gevolgen van dit oordeel zullen vanaf overweging 18 aan de orde komen.
Toerekening overtredingen aan CAK
Standpunt CAK
15. CAK stelt zich op het standpunt dat zij slechts als tussenpersoon heeft gefungeerd voor de verzekeraar National Academic. Dit betekent dat de meeste (gestelde) overtredingen van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft moeten worden toegerekend aan National Academic. Deze verzekeraar is geen aangesloten instelling van CAK. Het was National Academic die de verzekeringsvoorwaarden hanteerde als bedoeld in artikel 6:230b van het BW. Het standpunt van de AFM dat CAK feitelijke en juridische zeggenschap had over deze voorwaarden, ontbeert feitelijke grondslag. De juridische zeggenschap kan in ieder geval niet worden afgeleid uit het enkele feit dat CAK de moedervennootschap is van National Academic. De feitelijke zeggenschap baseert de AFM verder op het gegeven dat er sprake is van een (gedeeltelijke) personele unie van de beide besturen en op correspondentie tussen de organisaties. De inhoud van deze correspondentie biedt echter geen basis voor de toegedichte zeggenschap. CAK betwist dat zij de voorwaarden voor de verzekeringen hanteerde of bepaalde, dat deed National Academic. Dat National Academic gebruik maakt van de merknaam Promovendum, betekent niet dat CAK verantwoordelijk wordt voor de opgestelde of gehanteerde voorwaarden.
Oordeel rechtbank
15.1.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat artikel 4:19, tweede lid, van de Wft is overtreden voor zover er onduidelijke, onjuiste en/of misleidende informatie is verstrekt over de gewijzigde polisvoorwaarden over de vergoeding van een contra-expertise (overtreding 1), over de indexering van de inboedelverzekeringen (overtreding 2), over de vervaltermijn voor schademeldingen onder de allrisk inboedelverzekering (overtreding 3), over de wijzigingen van de SVI-voorwaarden (overtreding 5) en op het punt van klantenreviews (overtreding 6). CAK betwist niet dat overtreding 6 aan haar kan worden toegerekend. Ter beoordeling staat daarom of de AFM de overtredingen 1, 2, 3 en 5 terecht aan CAK heeft toegerekend. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
15.2.
Op grond van artikel 2:105, eerste en tweede lid, van de Wft is de houder van een AFM-vergunning verantwoordelijk voor de naleving van de normen uit de Wft door de bij haar aangesloten ondernemingen. Het gevolg van de verlening door de AFM van een dergelijke collectieve vergunning is dat de vergunninghouder daar op grond van het derde lid van artikel 2:105 van de Wft op wordt aangesproken als ware het zijn eigen handelen of nalaten als er met de financiële regelgeving strijdig handelen en/of nalaten van de aangesloten onderneming wordt geconstateerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het CBb van 15 december 2020; ECLI:NL:CBB:2020:983, overweging 4.2). De opdracht tot naleving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving is dus tot de centrale rechtspersoon gericht. Niet in geschil is dat CAK beschikt over een bemiddelingsvergunning op grond van artikel 2:80 van de Wft en als dat zij in de hier relevante periode als centrale organisatie als bedoeld in artikel 2:105 van de Wft fungeerde voor de onder 2.1 genoemde aangesloten ondernemingen. De AFM stelt verder terecht dat de normadressaat in artikel 4:19, tweede lid, van de Wft de financiële onderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft is, in dit geval dus CAK. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Wft geldt het handelen en het nalaten te handelen van een aangesloten onderneming – en dus het overtreden van het bepaalde in artikel 4:19, tweede lid, van de Wft – als het handelen onderscheidenlijk het nalaten te handelen van de houder van de collectieve vergunning.
15.3.
Het betoog dat National Academic als verzekeraar en niet aangesloten onderneming de overtredingen 1, 2, 3 en 5 heeft begaan en dat die overtredingen niet aan CAK kunnen worden toegerekend, volgt de rechtbank niet. De AFM heeft er in dit kader terecht op gewezen dat uit de uittreksels van de Kamer van Koophandel blijkt dat Promovendum als handelsnaam louter door CAK Volmacht en CAK Partnership – twee bij CAK aangesloten ondernemingen – wordt gebruikt. Daarbij heeft CAK Partnership de domeinnaam www.promovendum.nl geregistreerd, sloten klanten een verzekering af via de afsluitstraat van Promovendum en werden de verzekeringen ook door en in naam van Promovendum afgesloten. Daarnaast zijn de voorwaarden van de verschillende verzekeringen terug te vinden op de website van Promovendum. Deze voorwaarden zijn verstrekt of ter beschikking gesteld door CAK Volmacht en CAK Partnership, die met de handelsnaam Promovendum handelden en bij CAK aangesloten ondernemingen waren. Ook de verdere berichtgeving over de verzekeringen aan de verzekeringnemers was afkomstig van de bij CAK aangesloten ondernemingen en niet van National Academic. Gelet hierop heeft de AFM zich terecht op het standpunt gesteld dat de overtredingen 1, 2, 3 en 5, die door of namens Promovendum (of Besured; welke handelsnaam eveneens door deze aangesloten ondernemingen werd gebruikt) zijn begaan, op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Wft aan CAK kunnen worden toegerekend. Het betoog van CAK dat alleen de verzekeraar, National Academic, de verschillende verzekeringsvoorwaarden opstelde en hanteerde, kan, wat hier ook van zij, niet tot een ander oordeel leiden. De kern van de overtredingen van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft is dat de verstrekte of beschikbaar gestelde informatie over verzekeringen van Promovendum op meerdere punten onjuist, onduidelijk en/of misleidend was. Dat een niet aangesloten onderneming de (verzekerings)voorwaarden hanteert, is in dit verband niet relevant. De beroepsgrond slaagt niet.
Overtreding 7: precontractuele informatie
Standpunt AFM16. De AFM verwijt CAK verder dat zij tussen 11 maart 2019 tot en met in ieder geval 4 mei 2021 de online afsluitstraat van Promovendum zodanig heeft ingericht dat deze niet aan de eisen van artikel 49a, tweede en vierde lid, BGfo voldeed. Op de website van Promovendum was namelijk vooraf het vinkje ingevuld, zodat de (potentiële) klant niet zelf uitdrukkelijk toestemming gaf voor het ontvangen van informatie op andere wijze dan op papier. Deze toestemming zag bovendien mede op een bundeling van akkoord- en overige verklaringen. Alleen als de klant aanklikte dat hij meer informatie wenste, werd duidelijk gemaakt waarop de toestemmingen betrekking hadden. Als gevolg daarvan werd (potentiële) klanten niet op een reële manier de keuze voorgelegd of zij informatie in afwijking van de hoofdregel (verstrekking op papier) digitaal wensten te ontvangen.
Standpunt CAK
16.1.
Het is volgens CAK allereerst van belang om in ogenschouw te nemen dat zij een digitale dienstverlener is en dus uitsluitend digitaal, elektronisch of telefonisch communiceert met haar klanten. De klanten van CAK zijn zich hiervan bewust en kiezen hier uitdrukkelijk voor op het moment dat zij klant worden. CAK betoogt dat artikel 49a, tweede en vierde lid, van het BGfo er niet aan in de weg staat dat gebruik wordt gemaakt van een vooraf ingevuld vinkje om de benodigde toestemming te verkrijgen voor deze wijze van het verstrekken van informatie aan klanten. Er dient namelijk alsnog een akkoord gegeven te worden door de klant. Dit vereist een actieve handeling van de (potentiële) klant. Daarnaast heeft de wetgever – anders dan de AFM kennelijk veronderstelt – niet vereist dat voor de andere aanvraagvoorwaarden afzonderlijke (en uitdrukkelijke) toestemming wordt gevraagd. Het had op de weg van de wetgever gelegen om – indien deze dit voor ogen had gehad – uitdrukkelijk in het wettelijk voorschrift of de parlementaire geschiedenis op te nemen dat het gebruik van standaardopties niet is toegestaan. Dit is bijvoorbeeld wel het geval bij artikel 6:230j van het BW. De (Europese) wetgever heeft er echter in Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (de Richtlijn) bewust niet voor gekozen om de lidstaten op te dragen wetgeving tot stand te brengen die verbiedt dat gebruik wordt gemaakt van standaardopties voor nevenverplichtingen die de consument op zich neemt.
Oordeel rechtbank16.2. Artikel 49a van het BGfo is een implementatie van artikel 23, eerste lid, onderdeel a en b, en vierde lid, van de Richtlijn. Op grond van artikel 49a, eerste lid, van het BGfo geldt dat wettelijk verplichte informatie op papier wordt verstrekt aan de klanten. In afwijking van deze hoofdregel kan op grond van artikel 49a, tweede lid, van het BGfo de financiële dienstverlener na uitdrukkelijke toestemming van de cliënt en indien dit past in de context waarin hij met de cliënt zaken doet, de informatie op een andere duurzame drager verstrekken. Uit artikel 49a, vierde lid, van het BGfo volgt dat de financiële dienstverlener, na toestemming van de cliënt, informatie die niet persoonlijk tot de cliënt is gericht via haar website kan verstrekken. Hiervoor geldt dat het gebruik van de website past in de context waarin hij met de cliënt zaken doet, de cliënt elektronisch op de hoogte wordt gesteld van het adres van de website en de plaats op de website waar de informatie kan worden verkregen, de informatie actueel is en, zolang dat voor de cliënt van belang is, op de website toegankelijk blijft.
Naar de rechtbank begrijpt, gaat het de AFM bij deze overtreding vooral om het tweede lid van artikel 49a van het BGfo. Daarom gaat de rechtbank hierna in op dat artikellid.
16.3.
Niet in geschil is dat CAK in de afsluitstraat van Promovendum gebruik heeft gemaakt van een vooraf ingevuld vinkje bij de toestemmingsverklaring met de aanvraagvoorwaarden. Uit de uitleg over de inhoud van de toestemming, die te raadplegen is na het aanklikken van de uitlegknop naast de knop waarmee deze toestemming gegeven wordt, blijkt dat de (potentiële) klant onder meer toestemming geeft voor het elektronisch toezenden van de polis en de polisvoorwaarden. Door akkoord te gaan, wordt ook meteen toestemming gegeven aan Promovendum om via de elektronische weg mededelingen te doen die samenhangen met de te sluiten verzekeringsovereenkomst. Verder volgt uit de gegeven uitleg dat de verzekeringskaarten via de website te raadplegen zijn. De rechtbank is met de AFM van oordeel dat CAK met deze werkwijze heeft nagelaten om uitdrukkelijke toestemming te vragen in de zin van artikel 49a, tweede lid, van het BGfo. Dat van de (potentiële) klant een actieve handeling was vereist om akkoord te gaan met de verzekeringsvoorwaarden, ook al was het vinkje vooraf ingevuld, heeft de AFM in het licht van artikel 49a, tweede lid, van het BGfo terecht onvoldoende geacht. De (potentiële) klant moet een uitdrukkelijke keuze worden voorgelegd en daarvan was met de door CAK gehanteerde werkwijze van het vooraf ingevulde vinkje geen sprake. In dit kader heeft de AFM terecht gewezen op overweging 50 van de Richtlijn, waaruit onder meer volgt dat het van belang is dat de klant ervoor kan kiezen de informatie op papier te ontvangen. De stelling van CAK dat andere verzekeraars eenzelfde handelswijze hanteren, baat CAK niet. CAK heeft ter onderbouwing van dit standpunt meerdere schermafdrukken van (afsluitstraten van) andere verzekeraars ingebracht. Deze afdrukken zijn echter onduidelijk en hieruit valt niet zonder meer op te maken dat er gebruik gemaakt werd van een vooraf ingevuld vinkje om de toestemming te verlenen om digitaal informatie te verstrekken. De AFM heeft er bovendien terecht op gewezen dat in één geval op de schermafdruk juist te zien is dat er geen gebruik werd gemaakt van een dergelijk vooraf ingevuld vinkje.
16.4.
Het betoog van CAK dat het weigeren van toestemming om de informatie via de digitale/elektronische weg aan de klanten te verstrekken zinledig is, omdat een klant die hiervoor geen toestemming geeft, zal worden geweigerd, leidt niet tot een ander oordeel. De AFM heeft CAK terecht tegengeworpen dat haar wens om uitsluitend digitaal haar diensten te verlenen, niet afdoet aan de wettelijke verplichting om haar klanten – indien door hen gewenst – op papier informatie te verstrekken. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de AFM terecht heeft vastgesteld dat CAK artikel 49a, tweede lid, van het BGfo heeft overtreden. Anders dan de AFM is de rechtbank van oordeel dat deze overtreding niet als ernstig is aan te merken, omdat de feitelijke gevolgen van deze overtreding voor klanten beperkt zijn.
Overtreding 8: transparant beloningsbeleid
Standpunt AFM17. De AFM heeft CAK verweten dat zij in ieder geval vanaf 18 september 2018 tot en met 4 mei 2021 niet heeft voldaan aan de wettelijke publicatie- en informatieverplichtingen ten aanzien van het beloningsbeleid.
Standpunt CAK17.1. CAK stelt voorop dat de AFM haar niet langer tegenwerpt dat het beloningsbeleid materieel gezien niet voldoet aan de wettelijke eisen. De AFM verwijt CAK slechts dat zij het beloningsbeleid niet heeft opgenomen in de bestuursverslagen behorend bij de jaarverslagen 2017-2019 en het beleid niet op haar website heeft geplaatst. Het opleggen van een boete hiervoor is volgens CAK in strijd met het handhavingsbeleid van de AFM, het evenredigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel. In dit kader voert zij aan dat de AFM louter handhavend optreedt in onvergelijkbare gevallen, waarbij de overtreding van CAK in het niet valt. Dit doet de AFM bijvoorbeeld als het beloningsbeleid inhoudelijk bezien niet voldoet aan de wettelijke eisen. Verder heeft CAK verwezen naar een onderzoek van de AFM (rapport Marktindrukken 2022), waaruit blijkt dat de meeste financiële dienstverleners hun beloningsbeleid niet op de website plaatsen. Zij kregen op 27 juni 2022 een brief met een herstelmogelijkheid, terwijl CAK een boete kreeg opgelegd. Hiermee is sprake van een ongelijke behandeling. Tot slot wijst CAK erop dat zij na het voornemen tot aanwijzing haar beleid alsnog op de website heeft geplaatst.
Oordeel rechtbank17.2. Op grond van artikel 1:120, eerste lid, van de Wft neemt een financiële onderneming, waarop artikel 1:117 van de Wft van toepassing is, indien zij verplicht is een bestuursverslag op te stellen, in haar bestuursverslag een beschrijving op van haar beloningsbeleid. Indien zij over een website beschikt, maakt zij deze beschrijving ook op haar website openbaar.
Tussen partijen is niet in geschil dat CAK haar beloningsbeleid in de jaarverslagen moet opnemen en op de website van de onderneming moet plaatsen. Evenmin is in geschil dat CAK het beloningsbeleid niet in de bestuursverslagen over de jaren 2017-2019 heeft opgenomen en niet op de website (controledatum 15 april 2021) heeft geplaatst. Hierdoor is het jaarlijks aan natuurlijke personen werkzaam onder haar verantwoordelijkheid uitgekeerde bedrag aan variabele beloningen en een jaarlijkse beloning van € 1 miljoen of meer (bij CAK: nul), niet publiekelijk bekend gemaakt. De AFM heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat artikel 1:120, eerste lid, van de Wft is overtreden. CAK heeft deze overtreding ook niet betwist. Het betoog van CAK dat de AFM ten onrechte hiervoor een boete heeft opgelegd uit de derde categorie omdat dit in strijd is met het handhavingsbeleid en de eerder genoemde algemene rechtsbeginselen, volgt de rechtbank niet, nu dit betoog feitelijke grondslag ontbeert. De AFM heeft voor de overtreding van artikel 1:120, eerste lid, van de Wft namelijk geen zelfstandige boete opgelegd, maar deze overtreding – in samenhang bezien met de andere overtredingen, die hiervoor reeds aan de orde zijn gekomen – ten grondslag gelegd aan het standpunt dat CAK artikel 4:11, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. De rechtbank volgt CAK echter wel in haar standpunt dat het gegeven dat het beloningsbeleid inhoudelijk voldeed aan de wettelijke vereisten afbreuk doet aan de door de AFM gestelde ernst van de begane overtreding. Uit de door CAK overgelegde informatie blijkt – en door de AFM is erkend – dat een duidelijke meerderheid van de financiële dienstverleners het beloningsbeleid destijds niet had gepubliceerd en dat hiertegen niet (direct) handhavend is opgetreden. Dit betekent dat de overtreding van 1:120, eerste lid, van de Wft zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet kan bijdragen aan de conclusie van de AFM dat CAK artikel 4:11, tweede lid, van de Wft heeft overtreden.
Overkoepelende overtreding: het ontbreken van adequaat beleid ter waarborging integere bedrijfsuitoefening
18. CAK is op grond van artikel 4:11, tweede lid, van de Wft gehouden een adequaat beleid te voeren dat een integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt. De naleving van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft en artikel 49a van het BGfo maken daar onderdeel van uit. Dat kan, mits deugdelijk gemotiveerd, ook gelden voor de naleving van artikel 1:120, eerste lid, van de Wft.
18.1.
De rechtbank is hiervoor tot het oordeel gekomen dat de AFM zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat CAK artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden door het verstrekken van onduidelijke en/of misleidende informatie over de premieverhoging van de autoverzekeringen (overtreding 4) en de onder 14.4 besproken handelwijze bij klantreviews (een gedeelte van overtreding 6). De AFM heeft deze gestelde overtredingen dus ten onrechte ten grondslag gelegd aan haar conclusie dat CAK geen adequaat beleid heeft gevoerd dat een integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt.
De rechtbank is verder weliswaar tot de conclusie gekomen dat de AFM terecht stelt dat CAK artikel 4:19, tweede lid, van de Wft heeft overtreden door de wijze waarop zij haar klanten heeft bericht over de inwerkingtreding van de polisvoorwaarden over de vergoeding voor het inschakelen van een contra-expert (overtreding 1) en op het punt van de vervaltermijn voor schademeldingen onder de allrisk inboedelverzekering (overtreding 3), maar deze overtredingen zijn in de hier gegeven omstandigheden niet aan te merken als ernstig. Dit geldt eveneens voor de overtreding van artikel 49a, tweede lid, van het BGfo.
Op het punt van het laten benaderen van medewerkers van [onderneming] ontbreekt vooralsnog een deugdelijke motivering van het standpunt van de AFM dat sprake is van een overtreding (zie onder 14.3) en wat betreft het beloningsbeleid ontbreekt vooralsnog een deugdelijke motivering dat deze overtreding kan bijdragen aan de conclusie dat CAK artikel 4:11, tweede lid, van de Wft (zie onder 17.2).
18.2.
Kortom: CAK heeft minder overtredingen begaan dan de AFM stelt, sommige (wel bewezen) overtredingen zijn niet als ernstig aan te merken en op enkele punten ontbreekt een deugdelijke motivering. Dit roept de vraag op of de conclusie van de AFM dat CAK artikel 4:11, tweede lid, van de Wft heeft overtreden houdbaar is en zo ja, wat het oordeel van de rechtbank betekent voor de hoogte van de op te leggen boete. In ieder geval berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd.
Geschilbeslechting
19. Op grond van artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslecht de rechtbank het haar voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief en in artikel 8:72a van de Awb ligt besloten dat de rechtbank daartoe verplicht is in zaken waarin een bestuurlijke boete is opgelegd. CAK heeft de rechtbank gevraagd het geschil definitief te beslechten als zij van oordeel is dat een of meer overtredingen wegvallen. De AFM heeft de rechtbank gevraagd om in dat geval een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank begrijpt de wens van CAK dat deze langdurige procedure tot een einde komt, maar is desondanks van oordeel dat het in de rede ligt om de AFM in de gelegenheid te stellen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Het bepaalde in artikel 8:72a van de Awb sluit het doen van een tussenuitspraak niet uit. De rechtbank doet daarom met toepassing van artikel 8:80a van de Awb een tussenuitspraak.
20. Indien de AFM gebruik wil maken van de gelegenheid om de geconstateerde gebreken te herstellen, dan kan zij dit op de volgende manieren doen.
  • De AFM kan alsnog deugdelijk motiveren dat sprake is van overtreding van artikel 4:11, tweede lid, van de Wft vanwege de door haar aangetoonde onderliggende overtredingen. Daarbij dient de AFM uit te leggen dat en waarom deze overtredingen tezamen de conclusie kunnen dragen dat CAK geen adequaat beleid heeft gevoerd dat een integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt. Tevens moet de AFM hierbij betrekken dat de rechtbank ten aanzien van enkele van de onderliggende overtredingen heeft geoordeeld dat deze niet als ernstig zijn aan te merken en dat de overtreding van artikel 1:120 Wft zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet kan bijdragen aan de conclusie dat CAK artikel 4:11, tweede lid, van de Wft heeft overtreden. Als de AFM de gestelde overtreding van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft in het kader van de klantenreviews zoals besproken onder 14.3 daaraan mede ten grondslag wil leggen, zal zij alsnog deugdelijk moeten motiveren dat het verstrekken van klantenreviews aan/via Google door medewerkers van [onderneming] op verzoek van CAK onder de reikwijdte van deze bepaling valt. Als de AFM deze weg wil bewandelen, zal zij gelet op de inhoud deze tussenuitspraak ook een nader standpunt moeten innemen over de hoogte van de boete,
  • De AFM kan er ook voor kiezen om haar standpunt dat CAK artikel 4:11, tweede lid, van de Wft heeft overtreden niet langer te handhaven en om (een) andere sanctie(s) te verbinden aan de bewezen (onderliggende) overtredingen, uiteraard op voorwaarde dat zij dat deugdelijk motiveert. Als de AFM hierbij de gestelde overtreding van artikel 4:19, tweede lid, van de Wft in het kader van de klantenreviews zoals besproken onder 14.3 wil betrekken, dient zij alsnog deugdelijk te motiveren dat het verstrekken van klantenreviews aan/via Google door medewerkers van [onderneming] op verzoek van CAK onder de reikwijdte van deze bepaling valt.
Uiteraard kan de AFM er ook voor kiezen om alsnog af te zien van bestraffing.
21. Indien de AFM ervoor kiest om de gebreken in het bestreden besluit op één van de hiervoor bedoelde wijzen te herstellen, dan krijgt zij een termijn van tien weken, te rekenen vanaf de datum van deze tussenuitspraak, om een aanvullend besluit te nemen. Daarna zal de rechtbank bepalen hoe de procedure wordt voortgezet en partijen daarover informeren. Als de AFM geen gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen, dient zij dit binnen vier weken kenbaar te maken. Indien de AFM hiervoor kiest, zal de rechtbank in beginsel zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep.
22. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- stelt de AFM in de gelegenheid om binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt de AFM op, indien zij van deze gelegenheid geen gebruik maakt, dit binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak schriftelijk kenbaar te maken;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzitter, mr. P. Vrolijk en mr. F.A. Groeneveld, leden, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2025.
Griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking)
Artikel 23
1. Alle informatie die op grond van de artikelen 18, 19, 20 en 29 moet worden meegedeeld, wordt aan de klanten verstrekt:
a. a) op papier;
b) op duidelijke, nauwkeurige en voor de klant begrijpelijke wijze;
c) in een officiële taal van de lidstaat waar het risico is gelegen of van de lidstaat van de verbintenis of in elke andere taal die door de partijen is overeengekomen, en
d) kosteloos.
2. In afwijking van lid 1, punt a), van dit artikel, mag de in de artikelen 18, 19, 20 en 29 bedoelde informatie via een van de volgende media aan de klant worden verstrekt:
a. a) op een andere duurzame drager dan papier, mits de voorwaarden in lid 4 van dit artikel zijn vervuld, of
b) via een website, mits de voorwaarden in lid 5 van dit artikel zijn vervuld.
3. Indien de in de artikelen 18, 19, 20 en 29 bedoelde informatie op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt, wordt echter op verzoek van klant hem kosteloos een papieren versie verstrekt.
4. De in de artikelen 18, 19, 20 en 29 bedoelde informatie mag op een andere duurzame drager dan papier worden verstrekt indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a. a) het gebruik van de duurzame drager past in de context waarin de verzekeringsdistributeur met de klant zakendoet, en
b) de klant heeft de keuze gekregen tussen informatie op papier of op een andere duurzame drager en heeft voor die laatste drager gekozen.
5. De in de artikelen 18, 19, 20 en 29 bedoelde informatie mag via een website worden verstrekt indien de informatie persoonlijk aan de klant is gericht of indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a. a) verstrekking van die informatie via een website past in de context waarin de verzekeringsdistributeur met de klant zakendoet;
b) de klant heeft ingestemd met verstrekking van die informatie via een website;
c) de klant is elektronisch in kennis gesteld van het adres van de website en van de plaats op de website waar die informatie te vinden is;
d) de toegang tot die informatie via de website blijft gegarandeerd zolang raadpleging ervan door de klant redelijkerwijze nodig is.
6. Voor de toepassing van de leden 4 en 5 wordt de verstrekking van de informatie op een andere duurzame drager dan papier of via een website geacht te passen in de context waarin de verzekeringsdistributeur met de klant zakendoet, als bewezen is dat de klant regelmatig toegang tot internet heeft. De verstrekking door de klant van een e-mailadres wordt als dergelijk bewijs beschouwd.
(…)
Wet op het financieel toezicht (Wft)
Artikel 1:1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders is bepaald, verstaan onder:
(…)
financiëledienstverlener:degene die een ander financieel product dan een financieel instrument aanbiedt, die adviseert over een ander financieel product dan een financieel instrument of die bemiddelt, herverzekeringsbemiddelt, optreedt als gevolmachtigd agent of optreedt als ondergevolmachtigde agent;
(…)
financiële onderneming:
k. een financiëledienstverlener;
(…)
Artikel 1:120
1. Een financiële onderneming waarop artikel 1:117 van toepassing is, neemt, indien zij verplicht is een bestuursverslag op te stellen, in haar bestuursverslag een beschrijving op van haar beloningsbeleid. Indien zij over een website beschikt, maakt zij deze beschrijving ook op haar website openbaar.
2. In de beschrijving neemt de onderneming eveneens op:
a. hoeveel onder haar verantwoordelijkheid werkzame natuurlijke personen een totale jaarlijkse beloning van 1 miljoen euro of meer ontvangen, alsmede het bedrijfsonderdeel waar zij in hoofdzaak werkzaamheden voor verrichten;
b. het jaarlijks aan natuurlijke personen werkzaam onder haar verantwoordelijkheid uitgekeerde bedrag aan variabele beloningen.
3. De toezichthouder kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van openbaarmaking van het beloningsbeleid.
(…)
Artikel 2:105
1. De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in (…) artikel(…) 2:80 (…) aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die mede strekt ten behoeve van bij die rechtspersoon aangesloten ondernemingen, indien die rechtspersoon (…) aantoont dat hij:
a. krachtens zijn statuten en de statuten van de bij hem aangesloten ondernemingen of krachtens een overeenkomst met de bij hem aangesloten ondernemingen beschikt over voldoende bevoegdheden jegens de aangesloten ondernemingen om een handelen of nalaten van een zodanige onderneming in strijd met het bepaalde ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten (…) tegen te kunnen gaan en door de Autoriteit Financiële Markten gegeven aanwijzingen op te laten volgen;
b. beschikt over voldoende mogelijkheden tot deskundige ondersteuning van de aangesloten ondernemingen; en
c. gemachtigd is die ondernemingen bij de vergunningaanvraag en ook overigens voor de toepassing van (…) het bepaalde ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten (…) te vertegenwoordigen.
2. Indien na het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid een onderneming zich aansluit bij de rechtspersoon geldt de vergunning mede voor die onderneming, indien de rechtspersoon ten aanzien van deze onderneming voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 4:5
1. Voor de toepassing van het bepaalde ingevolge dit deel met betrekking tot het verlenen van financiële diensten (…) geldt het handelen en het nalaten te handelen van een aangesloten onderneming als bedoeld in artikel 2:105, eerste en tweede lid, als het handelen onderscheidenlijk het nalaten te handelen van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2:105, eerste lid, onderscheidenlijk de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2:105, vierde lid.
(…)
Artikel 4:11
(…)
2. Een financiëledienstverlener voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt. Hieronder wordt verstaan dat wordt tegengegaan dat de financiëledienstverlener of zijn werknemers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de financiëledienstverlener of in de financiële markten kunnen schaden. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere onderwerpen worden aangewezen die tot de integere uitoefening van het bedrijf van een financiëledienstverlener worden gerekend.
(…)
Artikel 4:19
1. Een financiële onderneming draagt er zorg voor dat de door of namens haar verstrekte of beschikbaar gestelde informatie ter zake van een financieel product, financiële dienst of nevendienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan ingevolge deze wet te verstrekken of beschikbaar te stellen informatie.
2. De door een financiële onderneming aan cliënten verstrekte of beschikbaar gestelde informatie, waaronder reclame-uitingen, ter zake van een financieel product, financiële dienst of nevendienst is correct, duidelijk en niet misleidend.
(…)
Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo)
Artikel 49a
1. Een verzekeraar, adviseur, bemiddelaar in verzekeringen, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent verstrekt de ingevolge deze afdeling en de artikelen 4:20, eerste en derde lid, 4:22, eerste lid, en 4:25b, eerste en tweede lid, van de Wft aan de cliënt te verstrekken informatie schriftelijk en kosteloos, tenzij in deze afdeling of die artikelen anders wordt bepaald.
2. De financiëledienstverlener kan na uitdrukkelijke toestemming van de cliënt en indien dit past in de context waarin hij met de cliënt zaken doet, de informatie op een andere duurzame drager verstrekken.
3. De financiëledienstverlener verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste lid, in de Nederlandse taal of in de taal waar het risico is gelegen of in elke andere taal die door partijen is overeengekomen.
4. De financiëledienstverlener kan, na toestemming van de cliënt, de ingevolge deze afdeling en de artikelen 4:20, eerste en derde lid, 4:22, eerste lid, en 4:25b, eerste en tweede lid, van de Wft te verschaffen informatie die niet persoonlijk tot de cliënt is gericht via haar website verstrekken indien:
a. het gebruik van de website past in de context waarin hij met de cliënt zaken doet;
b. de cliënt elektronisch op de hoogte wordt gesteld van het adres van de website en de plaats op de website waar de informatie kan worden verkregen;
c. de informatie actueel is en, zolang dat voor de cliënt van belang is, op de website toegankelijk blijft.
5. De verstrekking van informatie door de financiëledienstverlener aan de cliënt via een andere duurzame drager dan papier of via een website past in de context waarin de financiëledienstverlener met de cliënt zaken doet, indien is bewezen dat de cliënt regelmatig toegang heeft tot internet. Het gegeven dat de cliënt een e-mailadres opgeeft om zaken te kunnen doen geldt in ieder geval als bewijs hiervan.
6. Een financiëledienstverlener verstrekt informatie die aan de cliënt via een andere duurzame drager dan papier of via een website is verstrekt op verzoek schriftelijk en kosteloos aan de cliënt.
Burgerlijk Wetboek (BW)
Artikel 7:941
1. Zodra de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde van de verwezenlijking van het risico op de hoogte is, of behoort te zijn, is hij verplicht aan de verzekeraar de verwezenlijking te melden. Dit geschiedt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is.
(…)
4. De verzekeraar kan het vervallen van het recht op uitkering wegens niet-nakoming van een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 slechts bedingen voor het geval hij daardoor in een redelijk belang is geschaad.
(…)
Artikel 7:942
1. Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden.
(…)
Artikel 7:943
(…)
2. Van de artikelen (…) 941 leden 1, 2, 4 en 5 en 942 kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken.