ECLI:NL:RBROT:2025:3043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
ROT 23/8302
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een huwelijk voor AOW-doeleinden en de gevolgen van niet-tijdige registratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening van het AOW-pensioen van eiser, die stelt dat hij niet als gehuwd kan worden aangemerkt omdat zijn huwelijk niet is geregistreerd in de Basisregistratie Personen. Eiser ontving sinds 29 januari 2021 een AOW-pensioen naar de norm voor alleenstaanden, maar meldde op 12 april 2023 dat hij op 18 december 2022 in het buitenland was getrouwd. De verweerder herzag daarop het AOW-pensioen per 1 januari 2023 naar de norm voor gehuwden, wat leidde tot een terugvordering van teveel ontvangen AOW en een bestuurlijke boete. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat de eisers beroepsgrond niet slaagt, omdat voor de AOW als gehuwd worden aangemerkt, registratie in de Basisregistratie Personen niet vereist is. Eiser heeft zelf aangegeven gehuwd te zijn en een huwelijksakte overgelegd. De rechtbank concludeert dat het huwelijk rechtsgeldig is, ondanks de niet-tijdige registratie. Eiser heeft zijn inlichtingenplicht geschonden door het huwelijk niet tijdig te melden, wat leidt tot de conclusie dat de terugvordering van de teveel betaalde AOW en de opgelegde boete terecht zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8302

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Süzen),
en

[naam verweerder] , verweerder

(gemachtigde: mr. G.E. Eind).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 15 juni 2023 (primair besluit 1) heeft verweerder eisers AOW-pensioen herzien per 1 januari 2023 naar de norm voor een gehuwde. Met het besluit van 27 juli 2023 (primair besluit 2) heeft verweerder een bedrag van € 1.432,28 teruggevorderd en eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 358,10. Met het besluit van 27 juli 2023 (primair besluit 3) heeft verweerder eiser een AIO-aanvulling toegekend per 24 april 2023.
1.2.
Met het bestreden besluit van 3 november 2023 heeft verweerder eisers bezwaar tegen primair besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard en heeft hij eisers bezwaar tegen primair besluit 2 voor zover dit ziet op de bestuurlijke boete gegrond verklaard. Eisers bezwaar tegen primair besluit 3 heeft verweerder ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Eiser ontving sinds 29 januari 2021 een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande. Op 12 april 2023 heeft eiser met een wijzigingsformulier aan verweerder gemeld dat hij op 18 december 2022 in het buitenland is getrouwd. Nadat eiser nadere informatie heeft verstrekt, heeft verweerder eisers AOW-pensioen per 1 januari 2023 herzien naar de norm voor gehuwden. Als gevolg van deze herziening heeft eiser in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 teveel AOW ontvangen en moet hij een bedrag van € 1.432,38 terugbetalen. Daarnaast heeft verweerder eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 358,10.
2.2.
Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de primaire besluiten 2 en 3. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft eiser verklaard dat hij ook bezwaar maakt tegen primair besluit 1.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit – voor zover in deze beroepsprocedure relevant – ten grondslag gelegd dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door niet tijdig melding te maken van zijn huwelijk. Als gevolg daarvan heeft eiser teveel AOW-pensioen ontvangen en dit moet hij terugbetalen. Verweerder heeft geen dringende redenen gezien op grond waarvan hij van terugvordering diende af te zien. De bestuurlijke boete heeft verweerder in bezwaar verlaagd tot € 143,24, omdat eiser in verband met persoonlijke omstandigheden sterk verminderd verweten kan worden dat hij zijn huwelijk niet tijdig heeft gemeld.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij niet als gehuwd kan worden aangemerkt, omdat zijn huwelijk niet is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand in Nederland. Er is ook geen sprake van een gezamenlijke huishouding. Daarnaast stelt eiser dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn partner en daarom op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW niet als gehuwd kan worden aangemerkt. Hij woont in Nederland, maar zijn partner woont nog altijd in het buitenland en eiser zal op korte termijn een echtscheidingsprocedure starten.
5.1
Verweerder merkt in het verweerschrift op dat de beroepsgronden zich inhoudelijk richten tegen de herziening van het AOW-pensioen en dat het bezwaar tegen deze herziening wegens een termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard. Voor zover verweerder daarmee bedoelt te betogen dat de rechtbank niet kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of eiser als gehuwd kan worden aangemerkt, slaagt dit betoog niet.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat het beroep zich niet richt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de herziening van het AOW-pensioen of de toekenning van de AIO-aanvulling. Deze besluiten staan daarmee in rechte vast. Volgens vaste rechtspraak heeft de formele rechtskracht van het herzieningsbesluit echter alleen betrekking op de met dat besluit tot stand gebrachte rechtsgevolgen voor het recht van eiser op een AOW-pensioen en niet mede op oordelen van feitelijke en juridische aard die daaraan ten grondslag hebben gelegen. [1] De formele rechtskracht ziet dus niet op de argumenten die verweerder heeft gebruikt om tot die beslissing te komen. Dit betekent dat de rechtbank in deze procedure, die gaat over de terugvordering van de teveel betaalde AOW en de bestuurlijke boete, ook hetgeen eiser heeft aangevoerd over het “niet als gehuwd aanmerken”, in zijn beoordeling dient mee te nemen.
6. Eiser is als AOW-gerechtigde verplicht om verweerder op diens verzoek of onverwijld alle feiten en omstandigheden mede te delen waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de uitkering. Volgens het beleid van verweerder moet onder ‘onverwijld’ worden verstaan: binnen vier weken nadat het van belang zijnde feit heeft plaatsgevonden of de relevante wijziging van omstandigheden is ingetreden. [2] Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zijn in het buitenland gesloten huwelijk niet binnen vier weken bij verweerder heeft gemeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht geconcludeerd dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden.
7.1.
Eisers beroepsgrond dat hij niet als gehuwd kan worden aangemerkt, omdat zijn buitenlandse huwelijk niet is geregistreerd in de Basisregistratie personen, slaagt niet. Om op grond van de AOW als gehuwd te worden aangemerkt, is een dergelijke registratie immers niet vereist. Nu eiser zelf heeft gemeld dat hij gehuwd is en ter onderbouwing daarvan een afschrift van de huwelijksakte heeft overgelegd, is voor de AOW sprake van een rechtsgeldig huwelijk. Dat eiser niet (tijdig) heeft voldaan aan de wettelijke verplichting het huwelijk te registreren, doet aan de rechtsgeldigheid van zijn huwelijk niets af.
7.2.
Nu vast staat dat eiser gehuwd is, behoeft wat hij heeft aangevoerd over het niet voeren van een gezamenlijke huishouding geen bespreking. Dit criterium is immers slechts relevant in een situatie waarin van een huwelijk geen sprake is en beoordeeld moet worden of betrokkenen op grond van het voeren van een gezamenlijke huishouding gelijk moeten worden gesteld met gehuwden.
8.1.
De vraag moet worden beantwoord of eiser, ondanks het feit dat hij gehuwd is, als ongehuwd moet worden aangemerkt, omdat hij in de te beoordelen periode,
1 januari 2023 tot en met 15 juni 2023, volgens hem duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Volgens vaste rechtspraak [3] is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten pas sprake als ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden. Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om duurzaam gescheiden leven aan te nemen. Zoals de Centrale Raad van Beroep eerder heeft overwogen kan de echtelijke samenleving bestaan zonder dat van samenwonen sprake is. [4]
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank leefde eiser in de te beoordelen periode niet duurzaam gescheiden van zijn echtgenote. Eiser heeft op 12 april 2023 bij verweerder gemeld dat hij op 12 december 2022 is gehuwd. Daarnaast blijkt uit een telefoonnotitie van 8 mei 2023 dat eiser heeft doorgegeven dat hij nog niet in het bezit is van de huwelijksakte, dat zijn partner op dat moment voor vier weken in Nederland verbleef en dat eiser daarna 3 à 4 weken met haar mee zou gaan naar Thailand om in het bezit te komen van de huwelijksakte. Op 18 mei 2023 heeft eiser de huwelijksakte naar verweerder verzonden. Uit een aantal telefoonnotities vanaf 6 juni 2023 blijkt dat eiser met verweerder heeft gecommuniceerd over het opvragen van financiële stukken bij zijn echtgenote in Thailand voor het bepalen van de hoogte van eisers AIO-aanvulling. Dit duidt er niet op dat er destijds sprake was van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving waarbij eiser en zijn partner ieder afzonderlijk hun eigen leven leiden als waren zij niet met elkaar gehuwd. Dat eiser inmiddels gescheiden zou zijn, zoals de gemachtigde van eiser ter zitting heeft gesteld, is onvoldoende om te concluderen dat reeds in de te beoordelen periode sprake was van duurzaam gescheiden leven.
9. Tegen de terugvordering en de hoogte van de boete heeft eiser geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd, zodat de terugvordering en de boete geen verdere bespreking behoeven.

Conclusie en gevolgen

10, Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. T.T. Nguyen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 1 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1516
2.SVB-beleidsregel SB1101.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 oktober 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2030.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 11 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1552.