In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaatsnaam], een verzoek ingediend bij de Dienst Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Na het uitblijven van een besluit heeft eiseres beroep ingesteld. De Dienst Toeslagen heeft op 30 april 2024 een verweerschrift ingediend en op 31 juli 2024 meegedeeld dat er inmiddels een beslissing was genomen op het verzoek van eiseres. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de situatie valt onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat een zitting niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Dienst Toeslagen uiteindelijk een beslissing heeft genomen, waardoor het procesbelang van eiseres bij het beroep tegen het uitblijven van een besluit niet langer aanwezig is. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de Dienst Toeslagen het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden, en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 moet vergoeden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangetoond die een andere beoordeling rechtvaardigen.