In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2025, met zaaknummer ROT 24/8918, wordt de afwijzing van een urgentieaanvraag door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) behandeld. Eiser, die een urgentieverklaring had aangevraagd op basis van medische noodzaak, was het niet eens met de afwijzing. Hij betoogde dat de eis om een zelfstandige woonruimte te hebben onredelijk was en dat de hardheidsclausule toegepast had moeten worden in zijn geval. De rechtbank oordeelde dat SUWR de aanvraag terecht had afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de voorwaarde van het hebben van een zelfstandige woonruimte niet kennelijk onredelijk was, gezien de schaarste aan sociale huurwoningen. Eiser moest zelf aannemelijk maken dat zijn situatie schrijnend was voor toepassing van de hardheidsclausule, wat hij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat SUWR in redelijkheid geen toepassing had hoeven geven aan de hardheidsclausule, en dat de afwijzing van de aanvraag dus terecht was. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de aanvrager in het proces en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor een beroep op de hardheidsclausule.