ECLI:NL:RBROT:2025:5310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
ROT 25/1930
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak over niet-ontvankelijkheid van beroep inzake dwangsombeschikking

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft eiseres op 16 september 2024 een bezwaarschrift ingediend bij de Dienst Toeslagen, die als verweerder optreedt. Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar. De verweerder heeft op 10 maart 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak zich leent voor een beslissing zonder zitting, zoals bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar ingebrekestellingen van 15 en 18 januari 2024. Ze stelt dat verweerder uiterlijk op 20 januari 2025 een beslissing op haar bezwaar had moeten nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van 4 februari 2025 betrekking heeft op een eerdere beschikking van 13 maart 2024, waarin verweerder aangaf dat de ingebrekestelling onterecht was, omdat er voldoende tijd was om op het bezwaar te reageren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat volgens vaste jurisprudentie een (afgewezen) dwangsombesluit of bezwaar tegen een (afgewezen) dwangsombesluit geen voorwerp kan zijn van het verbeuren van een dwangsom. Eiseres voldoet niet aan de vereisten van artikel 4:17 in samenhang met artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 april 2025.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/1930
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij verweerder op 16 september 2024 een bezwaarschrift ingediend.
Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op bezwaar.
Verweerder heeft op 10 maart 2025 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zich in deze zaak een van de gevallen voordoet zoals genoemd in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een zitting daarom niet nodig is.
Eiseres geeft in haar beroep aan bezwaar te hebben gemaakt tegen de afwijzing van de ingebrekestellingen van 15 januari 2024 en 18 januari 2024. Eiseres geeft aan dat verweerder uiterlijk op 20 januari 2025 een beslissing op haar bezwaar had moeten nemen.
Eiseres verwijst naar de ingebrekestelling van 4 februari 2025 voor het uitblijven van een beslissing op het bezwaar.
De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling van 4 februari 2025 verwijst naar de beschikking van 13 maart 2024, [kenmerk 1] . In die beschikking geeft verweerder aan dat de ingebrekestelling, door verweerder ontvangen op 15 januari 2024 en gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen de beschikking van 27 april 2022 met kenmerk [kenmerk 2] , onterecht is omdat verweerder tot 16 januari 2024 de tijd had om op het bezwaar te reageren. Daarover heeft de rechtbank op 23 januari 2025, ROT 24/3989, uitspraak gedaan. Van een ingebrekestelling van 18 januari 2024, zoals eiseres stelt, is de rechtbank niet gebleken en ook eiseres heeft een ingebrekestelling met die datum niet overgelegd, noch een ontvangstbevestiging door verweerder van die ingebrekestelling.
De rechtbank stelt vast dat dit beroep wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar ziet op de afgewezen dwangsombeschikking waarbij eiseres de rechtbank verzoekt aan verweerder de opdracht te geven een beslissing op dat bezwaar bekend te maken onder verbeurte van een dwangsom.
Volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2014:1290) kan een (afgewezen) dwangsombesluit of een bezwaar tegen een (afgewezen) dwangsombesluit geen voorwerp zijn van het verbeuren van een dwangsom. Dat betekent dat verweerder niet krachtens artikel 4:17, eerste lid, van de Awb een dwangsom kan verbeuren wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar tegen een (afgewezen) dwangsombesluit.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet eiseres daarmee niet aan de vereisten van artikel 4:17 in samenhang gezien met artikel 6:12 van de Awb, zodat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in aanwezigheid van
A.R. de Groot, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 24 april 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.