In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in de verzoeken om voorlopige voorzieningen van een verzoeker die bijzondere bijstand aanvroeg voor energiekosten en een huurschuld. De verzoeker had zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor energiekosten te laat ingediend, terwijl hij met de aanvraag voor de huurschuld wilde voorkomen dat hij zijn woning zou verliezen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen, omdat het onzeker is of de toekenning van bijzondere bijstand de verzoeker zou helpen om zijn woning te behouden. De verzoeker huurt een woning van een woningcorporatie en heeft een aanzienlijke huurachterstand. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is dat de toekenning van de bijzondere bijstand rechtvaardigt, aangezien de verzoeker niet kan garanderen dat hij zijn woning kan behouden, zelfs niet met de toekenning van de bijstand. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de verzoeker eerder een betalingsregeling had getroffen, maar dat hij nu weigert om zich aan te melden voor schuldhulpverlening, wat de kans op ontruiming vergroot. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen moeten worden afgewezen, en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierechten of proceskosten.