ECLI:NL:RBROT:2025:6776
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete voor schending informatieplicht bij WW-uitkering en beoordeling van evenredigheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 12 juni 2025, wordt een boete van € 5.729,61 opgelegd aan eiser wegens schending van de informatieplicht in verband met zijn WW-uitkering. Eiser, woonachtig in Hendrik-Ido-Ambacht, is het niet eens met de opgelegde boete en voert verschillende beroepsgronden aan. Hij stelt dat het UWV de hoorzitting in de bezwaarfase onterecht heeft gebruikt om de boete te motiveren, waardoor hij niet adequaat kon reageren op de motivering. Eiser wijst op zijn mantelzorgtaken en een periode van werkloosheid als redenen voor verminderde verwijtbaarheid, en vraagt om een matiging van de boete.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de boete heeft opgelegd. Eiser heeft zijn werkzaamheden voor zijn B.V. niet gemeld, wat een schending van de informatieplicht inhoudt. De rechtbank stelt vast dat de wetgever het UWV verplicht om een boete op te leggen bij schending van deze plicht, tenzij er dringende redenen zijn om hiervan af te zien. De rechtbank concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van eiser, hoewel moeilijk, niet leiden tot verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat hij door zijn privéomstandigheden niet in staat was om aan zijn informatieplicht te voldoen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser de boete van € 5.729,61 moet betalen. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de informatieplicht en de rol van het UWV in het handhaven van deze verplichtingen.