Deze uitspraak betreft de overname van private schulden van eiseres door de minister van Financiën op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden mr. N. Köse-Albayrak en mr. A. Kandhai, heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering van de minister om drie schulden over te nemen. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de schuld aan Vattenfall. De minister heeft dit gebrek hersteld met een aanvullende motivering, maar de rechtbank verklaart het beroep gegrond en laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat de minister de schulden niet hoeft over te nemen.
Het procesverloop begon met een besluit van de minister op 24 november 2022, waarin de aanvraag van eiseres gedeeltelijk werd afgewezen. Na een bestreden besluit op 18 september 2023, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 december 2024, waarbij de minister de gelegenheid kreeg om het gebrek in het besluit te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de schulden aan Vattenfall terecht niet heeft overgenomen, omdat deze niet voldoen aan de eisen van de Wht. Ook de schulden aan de gemeente Rotterdam en Van Damme Incasso zijn door de rechtbank als terecht afgewezen beoordeeld, omdat deze voor kwijtschelding in aanmerking komen.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de minister de schulden niet hoeft over te nemen. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2025.