ECLI:NL:RBROT:2025:6948

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
ROT 23/7155
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overname van private schulden onder de Wet hersteloperatie toeslagen

Deze uitspraak betreft de overname van private schulden van eiseres door de minister van Financiën op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden mr. N. Köse-Albayrak en mr. A. Kandhai, heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering van de minister om drie schulden over te nemen. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de schuld aan Vattenfall. De minister heeft dit gebrek hersteld met een aanvullende motivering, maar de rechtbank verklaart het beroep gegrond en laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat de minister de schulden niet hoeft over te nemen.

Het procesverloop begon met een besluit van de minister op 24 november 2022, waarin de aanvraag van eiseres gedeeltelijk werd afgewezen. Na een bestreden besluit op 18 september 2023, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 december 2024, waarbij de minister de gelegenheid kreeg om het gebrek in het besluit te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de schulden aan Vattenfall terecht niet heeft overgenomen, omdat deze niet voldoen aan de eisen van de Wht. Ook de schulden aan de gemeente Rotterdam en Van Damme Incasso zijn door de rechtbank als terecht afgewezen beoordeeld, omdat deze voor kwijtschelding in aanmerking komen.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de minister de schulden niet hoeft over te nemen. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7155

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

de minister van Financiën

(gemachtigde: mr. A. Kandhai).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de overname van private schulden van eiseres. De minister heeft geweigerd drie schulden van eiseres over te nemen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres is het daar niet mee eens. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de schuld aan Vattenfall. De minister heeft het gebrek hersteld met een aanvullende motivering. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat de minister de schulden niet hoeft over te nemen.

Procesverloop

2. Met het besluit van 24 november 2022 heeft de minister de aanvraag van eiseres om geldschulden over te nemen gedeeltelijk afgewezen.
2.1.
Met het besluit van 18 september 2023 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 24 november 2022 ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 9 december 2024 behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
2.4.
Met de tussenuitspraak van 16 januari 2025 heeft de rechtbank de minister in de gelegenheid gesteld het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De minister heeft op 14 maart 2025 een aanvullend verweerschrift ingediend. Eiseres heeft daarop niet gereageerd. De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten. [1]

Overwegingen

3. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [2]
4. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de schuld van eiseres aan Vattenfall. De minister moest onderzoeken of de door eiseres ingediende schuld overeenkomt met de vordering(en) die Vattenfall kennelijk nog op eiseres had. Het moest ook duidelijk worden welke vordering(en) van Vattenfall op eiseres precies door Syncasso zijn overgenomen.
Heeft de minister de schuld aan Vattenfall terecht niet overgenomen?
5. De minister heeft vastgesteld dat eiseres twee schulden heeft aan Vattenfall.
5.1.
De eerste schuld is ontstaan op 13 mei 2021, opeisbaar geworden op 28 mei 2021 en overgedragen aan Syncasso. Deze schuld is met het besluit van 24 november 2022 tot een bedrag van € 1.735,32 betaald door de minister. Na de vroegtijdige beëindiging van een schuldsaneringstraject van eiseres is een aanvullend deel van deze schuld opnieuw opeisbaar geworden tot een bedrag van € 3.250,-. Met het besluit van 2 januari 2024 heeft de minister ook dit aanvullende deel van de schuld betaald.
5.2.
De tweede schuld bedraagt € 5.167,64 en is volgens de minister pas na 1 juni 2021 opeisbaar geworden. Dit betreft een lopend contract voor stadsverwarming. De schuld is overgedragen aan Bosveld Incasso & Gerechtsdeurwaarders en niet aan Syncasso.
5.3.
Eiseres heeft het voorgaande niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het gebrek in het bestreden besluit hersteld met de hiervoor beschreven aanvullende motivering. Voor zover de aanvraag van eiseres moet worden begrepen als een herhaalde aanvraag om overname van de eerste schuld aan Vattenfall, geldt dat de minister deze schuld al heeft overgenomen met de besluiten van 24 november 2022 en 2 januari 2024, zodat de minister de herhaalde aanvraag terecht heeft afgewezen. Voor zover de aanvraag van eiseres betrekking heeft op de tweede schuld aan Vattenfall, geldt dat de minister deze schuld terecht niet heeft overgenomen, omdat de schuld pas na 1 juni 2021 opeisbaar is geworden en dus niet voldoet aan de eisen voor overname op grond van de Wht. [3]
Heeft de minister de schulden aan de gemeente Rotterdam en Van Damme Incasso terecht niet overgenomen?
6. Eiseres betoogt dat de minister aanvraag om overname van schulden aan de gemeente Rotterdam en Van Damme Incasso ten onrechte heeft afgewezen. Het is niet duidelijk waar de schulden precies betrekking op hebben. Als het inderdaad publieke schulden zijn, dan moeten zij worden kwijtgescholden.
6.1.
De minister neemt op aanvraag geldschulden over van een aanvrager van kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor een herstelmaatregel. [4] De minister kan een bestuursrechtelijke schuld overnemen, als deze niet voor kwijtschelding in aanmerking komt op grond van hoofdstuk 3 van de Wht. [5] Op grond van de bepalingen in dat hoofdstuk kan het college van burgemeester en wethouders geldschulden kwijtschelden die verband houden met de Participatiewet en kan het CAK ook bepaalde schulden kwijtschelden. [6]
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de schulden aan de gemeente Rotterdam en Van Damme Incasso terecht niet overgenomen. Op de zitting heeft eiseres bevestigd dat de schuld aan de gemeente Rotterdam alleen nog ziet op een terugvordering van een bijstandsuitkering. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam is bevoegd deze schuld kwijt te schelden, als aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. De schuld aan Van Damme Incasso betreft een schuld aan het CAK, die volgens eiseres overigens zeer waarschijnlijk is afbetaald. Voor zover de schuld nog bestaat, is niet gebleken dat het CAK niet bevoegd zou zijn de schuld kwijt te schelden, als aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. Omdat deze schulden voor kwijtschelding in aanmerking komen op grond van hoofdstuk 3 van de Wht, heeft de minister de aanvraag om overname van deze schulden terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. [7] Omdat de minister met zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. [8] Dat betekent dat de minister de schulden niet hoeft over te nemen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de minister aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
9. De rechtbank veroordeelt de minister verder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat de minister het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Huisman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.ABRvS 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5704 en ABRvS 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4694.
3.Artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht.
4.Artikel 4.1, eerste lid, van de Wht.
5.Artikel 4.1, derde lid, aanhef en onder f, van de Wht.
6.Artikelen 3.8 en 3.10 van de Wht.
7.Zie ook ABRvS 24 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2013:482, r.o. 10.3.
8.Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.