ECLI:NL:RBROT:2025:7546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/10/698528 / JE RK 25-833
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een complexe gezinssituatie

Op 17 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2012, in het kader van een complexe gezinssituatie. De zaak betreft de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die momenteel bij haar vader en stiefmoeder woont. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige al sinds 2017 onder toezicht staat, maar dat de ontwikkelingsbedreigingen niet zijn weggenomen. De vader en stiefmoeder erkennen de problemen niet en houden het contact met de moeder af, wat de situatie van de minderjarige verder compliceert. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden voor behandeling door de meervoudige kamer, waarbij de noodzaak van een uithuisplaatsing als ultimum remedium wordt benadrukt. De kinderrechter heeft de GI en de ouders verzocht om nader onderzoek en samenwerking om de situatie van de minderjarige te verbeteren. De beslissing is openbaar uitgesproken en de behandeling van de zaak is gepland voor 16 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/698528 / JE RK 25-833
Datum uitspraak: 17 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. L.H.E.M. Berendse, kantoorhoudende te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. S.J. Daniels, kantoorhoudende te Utrecht,
[de stiefmoeder],
hierna te noemen: de stiefmoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 14 april 2025;
  • de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Den Haag van 23 april 2025;
  • een brief van [minderjarige] aan de moeder van 25 februari 2025, ingestuurd door de advocaat van de moeder op 16 juni 2025;
  • de brief van [minderjarige] aan de kinderrechter van 8 juni 2025, ontvangen op 17 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de advocaat van de vader;
  • de stiefmoeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. De kinderrechter heeft na de zitting [minderjarige] zelf geïnformeerd over de uitspraak.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
Bij beschikking van 23 april 2025 heeft de kinderrechter van de rechtbank Den Haag de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 1 september 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. Ondanks dat er vanaf 2017 een ondertoezichtstelling loopt is de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] onverminderd aanwezig. In de thuissituatie van de vader is het niet gelukt om deze ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Aan de hand van diagnostisch onderzoek is gebleken dat er bij [minderjarige] sprake is van kind-eigen problematiek waar behandeling voor nodig is. Op dit moment zit [minderjarige] op een cruciaal punt van haar ontwikkeling. Het is belangrijk dat de hechtingsproblemen van [minderjarige] worden weggenomen en er wordt gewerkt aan traumaherstel. Door de complexe situatie met veel verschillende meningen is het tot op heden helaas niet gelukt deze behandeling van de grond te krijgen. De GI heeft geprobeerd middels schriftelijke aanwijzingen [minderjarige] aan te melden bij behandelprogramma’s maar tot heden hebben de vader en de stiefmoeder geen emotionele toestemming aan [minderjarige] kunnen geven. Ook is er geen enkel zicht op de situatie van [minderjarige] thuis. Vader en stiefmoeder houden in feite alle contacten af. Hierdoor wordt [minderjarige] eigenlijk afgezonderd wat uiteraard niet in haar belang te achten is. De GI heeft alle andere mogelijkheden overwogen dan wel geprobeerd maar dit is op niets uitgelopen. Een plaatsing op een neutrale plek, hoe moeilijk wellicht ook, is aldus de GI nog de enige optie om de ontstane situatie te doorbreken. Op dit moment is de GI dan ook op zoek naar een plek voor [minderjarige] binnen een pleeggezin of gezinshuis maar gezien de situatie van [minderjarige] heeft de GI meer eisen aan een vervolgplek verbonden. Hierdoor is er nog geen plek gevonden. De GI is voornemens behandeling in te zetten zodra deze plek er wel is. Desgevraagd geeft de GI aan dat zij een gezinsopname met de vader en de moeder niet toereikend vinden.
4.2.
Door en namens de moeder wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder vindt het afschuwelijk dat het zo ver heeft moeten komen, maar ziet dat een uithuisplaatsing de enige manier is voor [minderjarige] om de juiste hulp en behandeling te krijgen. De moeder ziet dat een uithuisplaatsing veel impact op [minderjarige] kan hebben, maar is van mening dat het op lange termijn in haar voordeel zal werken. Op dit moment immers wordt zij volkomen geweerd uit het leven van [minderjarige] zonder dat daar reden toe is. Dat is niet in het belang van [minderjarige] . Moeder maakt zich enorm veel zorgen over haar situatie.
4.3.
Namens de vader wordt verweer gevoerd tegen het verzoek. [minderjarige] heeft al veel impactvolle periodes in haar leven meegemaakt, en zij lijkt op dit moment redelijk in haar evenwicht bij de vader te wonen. De vader ziet een uithuisplaatsing niet als een oplossing voor de problemen. Op dit moment heeft de GI nog geen plek voor [minderjarige] dus vraagt de vader zich af welke ontwikkelingsbedreiging de GI kan wegnemen met een uithuisplaatsing. Daarnaast is het een groot risico dat [minderjarige] geestelijk instabiel raakt als ze weer wordt weggehaald van een plek waar ze het fijn heeft en op haar gemak is. De vader is bereid mee te werken aan behandeling als dat een uithuisplaatsing kan voorkomen maar zou dan graag een andere jeugdbeschermer willen.
4.4.
Door de stiefmoeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek. De stiefmoeder acht het niet in het belang van [minderjarige] om haar uit een omgeving te halen waar zij zich goed voelt. Hiermee wordt er meer schade aangericht dan het goed voor [minderjarige] zou doen. De stiefmoeder geeft aan dat er inmiddels een nieuw kindje is geboren in het gezin. Desgevraagd door de kinderrechter geeft de stiefmoeder aan dat [minderjarige] een broertje of zusje heeft gekregen. Nadere informatie wil zij niet verschaffen omdat zij dat liever voor zichzelf houdt. Zij hebben de jeugdbeschermer ook niet op de hoogte gebracht van zwangerschap en geboorte. De stiefmoeder zou niet willen dat [minderjarige] door een uithuisplaatsing geen band kan opbouwen met haar broertje of zusje. Eveneens desgevraagd geeft de stiefmoeder aan dat [minderjarige] op school zelf niet heeft willen vertellen over het nieuwe kindje.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
[minderjarige] is nog een jong meisje die al veel wisselingen in haar leven heeft meegemaakt. Op dit moment woont [minderjarige] bij haar vader en stiefmoeder. [minderjarige] heeft al drie jaar geen contact met haar moeder. Ondanks de ondertoezichtstelling die al sinds 2017 loopt is het – ondanks de inzet van allerlei hulpverlening en wat dies meer zij – niet gelukt de ontwikkelingsbedreigingen bij [minderjarige] weg te nemen. Aangezien de vader het contact tussen [minderjarige] en haar moeder afhoudt, en de vader en de stiefmoeder de problemen van [minderjarige] niet erkennen, staat de zorg die [minderjarige] nodig heeft op dit moment stil. Volgens de GI is het noodzakelijk dat [minderjarige] op een plek verblijft waar zij trauma-, en gehechtheidsbehandeling kan ondergaan, zij kan leren wie zij zelf is en ook wie haar familie aan beide zijden is. De huidige situatie is compleet vastgelopen en het is niet gelukt een beweging ten positieve voor [minderjarige] te realiseren. Nu vader en stiefmoeder alle contact met de wereld buiten hun eigen bereik lijken tegen te houden blijft er aldus de GI niets anders over dan [minderjarige] op een neutrale plek tot rust te laten komen.
5.3.
De kinderrechter ziet in de complexiteit van de situatie van [minderjarige] en hetgeen wordt verzocht, aanleiding voor een behandeling van dat verzoek door de meervoudige kamer van de rechtbank. De kinderrechter zal het verzoek daarom in zijn geheel aanhouden tot de hierna te noemen, en de ter zitting met alle aanwezigen overeengekomen, zittingsdatum. Een uithuisplaatsing, zeker op een neutrale plek, is een ultimum remedium, oftewel een uiterste middel. Dit kan en mag uiteraard niet “zomaar” worden ingezet.
5.4.
De kinderrechter ziet echter, gelet op de voorgeschiedenis, de grote zorgen over de situatie van [minderjarige] , de geslotenheid van haar huidige omgeving en het ontbreken van elk contact met haar moeder en familie moederszijde zeker voldoende redenen dat het in het belang van [minderjarige] is dat zorgvuldig wordt onderzocht wat zij nodig heeft en waar haar veiligheid en ontwikkeling (wel) voldoende tot hun recht kunnen komen. De kinderrechter heeft ter zitting alle aanwezigen daartoe, vanuit het belang van [minderjarige] , “huiswerkopdrachten” gegeven.
  • Aan de GI heeft zij verzocht nader onderzoek te doen in hoeverre, en zo ja, dan welke, plek beschikbaar is waar [minderjarige] kan verblijven, met daarbij uitgewerkt het verloop en de aanpak zoals voor [minderjarige] noodzakelijk is.
  • Aan de vader, via de wel aanwezige, stiefmoeder heeft zij verzocht zijn ouderlijk gezag naar behoren uit te voeren. Het is belangrijk dat [minderjarige] onbelast en fijn contact heeft met haar moeder en de vader draagt hierin een grote verantwoordelijkheid. Daarbij is het de taak van de vader en de stiefmoeder om samen te werken en in contact te komen met de jeugdbeschermer om samen te bezien wat [minderjarige] nodig heeft.
  • Aan de moeder heeft zij verzocht om duidelijk te maken, in samenwerking met de GI, dat [minderjarige] haar als moeder kan vertrouwen. De kinderrechter ziet dat de moeder hierin hard op weg is, maar het is nu de taak om dat ook aan [minderjarige] te duidelijk te maken zodat zij moeder in haar rol als ouder kan vertrouwen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de beslissing op het gehele verzoek aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak zal plaatsvinden ter zitting van de
meervoudige kamer op 16 juli 2025 om 15:30 uur, in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
6.2.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.P.G. Rietbergen, mr. M.C. Woudstra en mr. S.J. Huizenga, kinderrechters;
6.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep van de GI, de belanghebbenden, mr. L.H.E.M. Berendse en mr. S.J. Daniels;
6.4.
gelast de oproeping van [minderjarige] tegen voornoemde zittingsdatum en tijdstip;
6.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van S.M.J. van de Griend als griffier, en op schrift gesteld op 25 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.