ECLI:NL:RBROT:2025:8278

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
ROT 24/6651
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres op basis van het maatmaninkomen en de geschiktheid voor arbeid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 9 juli 2025, wordt de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van eiseres beoordeeld. Eiseres, die meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen, is het niet eens met de beslissing van het UWV om haar uitkering per 21 oktober 2023 te beëindigen. De rechtbank onderzoekt de beroepsgronden van eiseres, die stelt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat niet alle relevante medische gegevens zijn meegenomen. De rechtbank concludeert dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat eiseres in staat is om met passende arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiseres over de zorgvuldigheid van het onderzoek niet opgaat, omdat de verzekeringsarts voldoende informatie heeft verzameld en de beperkingen van eiseres adequaat heeft beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van medische gegevens en de geschiktheid voor arbeid in het kader van de Ziektewet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6651

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: K.D. Pijl-Okan).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW). Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is geweest. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht heeft beëindigd. Het beroep is ongegrond.

Procesverloop

2. Met het besluit van 20 september 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV besloten dat eiseres per 21 oktober 2023 (datum in geding) geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
2.1.
Met het besluit van 23 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.3.
Het UWV heeft aanvullende rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, namens de gemachtigde van eiseres mr. V.C.D. Klaassen en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres, laatstelijk werkzaam als productiemedewerker, heeft zich op 9 december 2021 ziek gemeld voor dit werk vanwege fysieke klachten. Per 1 maart 2021 is aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Per 11 juni 2021 is de uitkering (tijdelijk) beëindigd, omdat eiseres destijds hersteld was. Op 9 december 2021 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld, waarna aan haar per 11 januari 2022 opnieuw een ZW-uitkering is toegekend.
3.1.
In het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling is eiseres onderzocht door een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek en dat eiseres is aangewezen op de werkzaamheden die voldoen aan wat is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 augustus 2023, geldig vanaf die datum. Hierin zijn beperkingen aangegeven ten aanzien van de rubrieken 1. Persoonlijk functioneren, 2. Sociaal functioneren, 4. Dynamische handelingen en 5. Statistische houdingen.
3.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen geconcludeerd dat eiseres niet meer in staat is het eigen werk als productiemedewerker te verrichten, maar wel geschikt wordt geacht voor de geduide functies van Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041), Productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) en Lader/losser (SBC-code 111220). Aanvullend wordt eiseres geschikt geacht voor de functies Administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en Productiemedewerker papier, karton, drukkerij (SBC-code 111174). Op basis van de middelste van de eerste drie vermelde functies (de mediaanfunctie) is eiseres, volgens de arbeidsdeskundige, in staat om meer dan 65% van het loon dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd (het maatmaninkomen) te verdienen, te weten 82,85%. Vervolgens heeft het UWV met het primaire besluit bepaald dat eiseres vanaf 21 oktober 2023 geen ZW-uitkering meer krijgt.
3.3.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 16 mei 2024 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het oordeel van de primair beoordelend verzekeringsarts.
3.4.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ziet ook geen aanleiding om af te wijken van het primaire oordeel van de arbeidsdeskundige. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Beroep van eiseres

4. In beroep voert eiseres – kort samengevat – aan dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is omdat de verzekeringsartsen ten onrechte (ondanks meerdere verzoeken daartoe) geen medische informatie hebben opgevraagd bij de curatieve sector. Ook zijn niet alle relevante medische gegevens in de beoordeling meegenomen, zoals de gevolgen van de blijvende pijnklachten na de operatie, de noodzaak voor een aangepast werkritme en het gebruik van het TENS-apparaat. Eiser voert ook aan dat zij meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen. Zo ervaart eiseres lichamelijke klachten die zich uiten in chronische pijn in de romp, in de buik (rechterzijde), aan de ribben en de rug. Eiseres stelt moeite te hebben met (langdurig) bukken, tillen, gebogen zitten, duwen en trekken. Verder heeft eiseres moeite met repetitieve handelingen, zware fysieke arbeid, het omgaan met stressvolle situaties en werktaken met een hoog handelingstempo. Ook heeft eiseres psychische klachten die onder meer bestaan uit piekeren en het niet kunnen omgaan met de lichamelijke pijnklachten. Deze klachten resulteren in slaapproblemen en vermoeidheidsklachten. Er hadden meer beperkingen moeten worden opgenomen onder de rubrieken 1. Persoonlijk functioneren (vasthouden van de aandacht in het dagelijks functioneren, doelmatig handelen, handelingstempo), 2. Sociaal functioneren (emotionele problemen hanteren van anderen), 3. Fysieke omgevingseisen (trillingsbelasting), 4. Dynamisch handelen (reiken, frequent reiken, buigen, duwen, trekken, tillen tijdens het werk, dragen tijdens het werk, lopen, lopen tijdens het werk, trappenlopen, klimmen, knielen of hurken), 5. Statistische houdingen (zitten, zitten tijdens het werk, staan, staan tijdens het werk, gebogen en/of getordeerd actief zijn, boven schouderhoogte actief zijn, afwisseling van houding) en 6. Werktijden (uren per dag). Er moet een urenbeperking worden aangenomen vanwege stoornis in de energiehuishouding en op preventieve gronden. Gelet op haar beperkingen, zijn de geduide functies niet passend voor eiseres. Zo vormt de arbeid een te zware belasting met name op het gebied van deadlines, werken met gevaarlijke machines en tillen boven de tien kilogram. De functie Assemblagemedewerker elektrotechnische producten is niet passend, omdat in deze functie veel gebogen en/of getordeerd gewerkt moet worden en mogelijk ook regelmatig getild moet worden. De functie productiemedewerker textiel (geen kleding) is niet passend, omdat eiseres dagelijks meer dan vier werkuren, maximaal 600 keer per uur moet kunnen reiken en maximaal vier uur per dag zwaar moet tillen en daartoe is eiseres niet in staat. De functie Lader/losser is ook niet geschikt, omdat dit fysiek een zware functie betreft, waarbij veel getild, gebukt en gestaan moet worden.

Toepasselijke wet- en regelgeving

5. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
5.1.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.

Beoordeling door de rechtbank

6. Allereerst dient de rechtbank te beoordelen of eiseres ontvankelijk is in haar beroep. Indien dat het geval is, zal de rechtbank beoordelen of het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is om op de datum in geding met passende arbeid tenminste 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen.
Ontvankelijkheid in beroep
7. Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de rechtbank als volgt.
7.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
7.2.
De uitspraak op bezwaar dateert van 23 mei 2024. Dat betekent dat eiseres tot en met 4 juli 2024 de tijd had om beroep in te stellen. De rechtbank heeft het beroepschrift op 5 juli 2024, en daarmee één dag buiten de termijn van zes weken, ontvangen. In dit beroepschrift heeft de gemachtigde van eiseres redenen opgenomen waarom de termijnoverschrijding volgens hem verschoonbaar moet worden geacht. Daaropvolgend heeft de rechtbank de gemachtigde van eiseres op 9 juli 2024 in de gelegenheid gesteld om met medische stukken te onderbouwen waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. In reactie daarop heeft de gemachtigde van eiseres op 23 juli 2024 onder verwijzing naar een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 30 januari 2024 [1] aangevoerd dat eiseres vanwege medische klachten pas op 30 mei 2024 kennis heeft kunnen nemen van de uitspraak op bezwaar en zij pas op 5 juli 2024 een advocaat heeft benaderd. De gemachtigde van eiseres heeft de klachten met (medische) bewijsstukken onderbouwd. Gelet op de bijzondere (medische) omstandigheden van eiseres, het belang van eiseres bij de behandeling van haar beroep, het feit dat de gemachtigde direct beroep heeft ingesteld na contact te hebben gehad met eiseres en de termijnoverschrijding slechts één dag bedraagt, acht de rechtbank eiseres ontvankelijk en zal de rechtbank de zaak inhoudelijk behandelen.
Zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
8. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gebaseerd op het dossieronderzoek, waaronder de rapportage met bevindingen van de primair beoordelend verzekeringsarts naar aanleiding van het lichamelijk onderzoek dat hij heeft verricht.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Uit de medische informatie van de Polikliniek Chirurgie van 28 juni 2022 volgt dat reeds op 10 mei 2022, en dus voor de datum in geding, door de chirurg is geconcludeerd dat formeel geen sprake is van een ACNES (Anterior Cutaneous Nerve Entrapment Syndrome; ofwel een buikwandpijnsyndroom), maar van een meer intercostaal neuralgie aan de rechterkant van de onderste ribrand (pijn tussen de ribben veroorzaakt door een beknelde of beschadigde zenuw). De primair beoordelend verzekeringsarts heeft dit meegenomen in zijn medische beoordeling. In de rapportage van 18 augustus 2023 heeft hij vermeld dat: “
Uit informatie van de MFL-arts (2021) blijkt dat klant in begin last had van een drukkend gevoel in de rechterbovenbuik met vlagen erger, mn bij tillen. Conclusie was ACNES, maar van klant begrijp ik dat ze in het Maxima MC deze diagnose niet hebben kunnen stellen. De klachten lijken nu ook veranderd t.o.v. in het begin (toen meer drukkend, nu een stekend gevoel).” En: “
Uitgaande van de diagnose zenuwbeknelling (in buikwand/ACNES) zal rekening gehouden dienen te worden met houdingen waarbij de zenuw meer in de verdrukking komt zoals bij bukken, tillen/dragen, gebogen zitten. Daarnaast is bewegen ook van belang. Bij klant lijkt mentale stress ook van invloed, wat verklaarbaar kan zijn door hypertonie van de rug- en buikspieren als reactie daarop.” Ook onderkent hij dat eiseres klachten heeft die leiden tot beperkingen en dat eiseres gebruik maakt van een TENS-apparaat om de pijn te verminderen. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het oordeel van de primair beoordelend verzekeringsarts bevestigd door te stellen dat: “
Betrokkene is uitgevallen met buikpijn geduid als ACNES. Ondanks een operatieve ingreep, diverse zenuwblokkades, pleisters op de huid ter verdoving van de huidzenuwen en pijnmedicatie zijn de klachten niet verdwenen. De primair beoordelend verzekeringsarts neemt beperkingen op voor handelingen en houdingen waarbij druk op de betreffende huidzenuw(en) ontstaat: frequent buigen, zwaar tillen/dragen en zitten (tijdens het werk).” Hieruit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderkent dat eiseres nog steeds pijnklachten heeft na de operatieve ingreep en dat de primair beoordelend verzekeringsarts hiervoor beperkingen heeft aangenomen waarbij hij zich aansluit. Gelet op het voorgaande zijn de klachten van eiseres meegenomen in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling.
8.2.
Met betrekking tot de beroepsgrond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie had moeten opvragen bij de curatieve sector oordeelt de rechtbank als volgt. Uit het dossier blijkt niet dat eiseres meerdere verzoeken bij het UWV heeft gedaan om informatie op te vragen bij de curatieve sector. Overigens is het de rechtbank niet gebleken dat onvoldoende informatie voorhanden was, zodat het niet opvragen van informatie bij de curatieve sector in dit geval niet kan worden gezien als een zorgvuldigheidsgebrek. Een verzekeringsarts mag in beginsel varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van de behandelend artsen is aangewezen in die gevallen waarin reeds een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, welke een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien een betrokkene stelt dat een behandelend arts een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. Geen van beide situaties heeft zich hier voorgedaan. [2]
Motivering van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
9. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek de medisch objectieve beperkingen van eiseres rekening voldoende gemotiveerd. De primair beoordelend verzekeringsarts heeft in FML van 18 augustus 2023 beperkingen aangenomen ten aanzien van de fysieke belastbaarheid op de onderdelen zwaar tillen en dragen, frequent bukken en langdurig gebogen zitten. Ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren zijn beperkingen opgenomen die zien op het werken met veelvuldige deadlines/productiepieken, een hoog handelingstempo, een verhoogd persoonlijk risico, conflicthantering en het omgaan met conflicten. Hiermee zijn de beperkingen van eiseres, waaronder het piekeren, het niet kunnen uitvoeren van repetitieve handelingen, het niet kunnen uitvoeren van zware arbeid, het niet kunnen omgaan met stressvolle situaties, het niet kunnen uitvoeren van werktaken met een hoog handelingstempo, de chronische pijn in de romp, in de buik (rechterzijde), aan de ribben en de rug, voldoende ondervangen in de FML. Ook zijn reeds beperkingen aangenomen ten aanzien van het zitten en zitten tijdens het werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ( [arts 1] ) heeft in zijn rapportage van 16 mei 2024 aangegeven dat er geen medische argumenten zijn om van het primaire oordeel van de verzekeringsarts af te wijken.
9.1.
Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ( [arts 2] ) in de aanvullende rapportage van 28 april 2025 gemotiveerd toegelicht dat beperkingen ten aanzien van het vasthouden van de aandacht, het doelmatig handelen en het handelingstempo in het dagelijks functioneren over het algemeen alleen voorkomen bij mensen met een ernstige psychische stoornis of uitgebreide neurocognitieve stoornis en dat niet is gebleken dat bij eiseres sprake is van een dergelijke ernstige stoornis die beperkingen op deze FML-items kan verklaren. Ook blijkt nergens uit dat eiseres geen emotionele problemen van anderen zou kunnen hanteren. Ten aanzien van de klachten van de buik, en de zenuwpijn die eiseres als gevolg daarvan heeft, zijn beperkingen opgenomen op het gebied van handelingen en/of houdingen waarbij de zenuw meer in verdrukking komt. Een (verdergaande) beperking ten aanzien van het zitten, zitten tijdens het werk, staan, staan tijdens het werk, gebogen en/of getordeerd actief zijn, afwisseling van houding en boven schouderhoogte actief zijn, kan volgens de verzekeringsarts beroep niet worden aangenomen, omdat eiseres bij de primair beoordelend verzekeringsarts heeft aangegeven dat de pijnklachten niet houdingsafhankelijk zijn (behalve dat liggen de pijnklachten verminderd, maar daarvoor bestaat geen medische indicatie). Beperkingen op het gebied van reiken, frequent reiken, trappenlopen, klimmen, boven schouderhoogte actief zijn, lopen, lopen tijdens het werk, knielen of hurken en trillingsbelasting, zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ( [arts 2] ) niet te onderbouwen, omdat er bij deze handelingen niet specifiek druk wordt uitgeoefend op de betreffende zenuw waarvan eiseres pijnklachten ondervindt. Voor tillen en dragen is echter wel een beperking gesteld waarbij eiseres maximaal tien kilogram mag tillen en dragen. Ook is eiseres beperkt voor duwen en trekken tot maximaal de norm van 250 kgf. Er zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ( [arts 2] ) geen medisch objectieve gegevens die maken dat een verdergaande beperking op deze onderdelen noodzakelijk is.
9.2.
Verder is niet gebleken dat bij eiseres sprake is van een ontregeld dag- en nachtritme, zodat geen beperking is aangenomen voor de gestelde slaapproblemen en vermoeidheidsklachten. Overigens verwijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep ( [arts 2] ) naar de rapportage van 16 mei 2025 waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep ( [arts 1] ) heeft toegelicht dat: ‘
Een afgenomen duurbelastbaarheid wordt pas aangenomen indien met de overige rubrieken van de FML onvoldoende tegemoet kan worden gekomen aan de beperkingen van betrokkene. Er is op basis van de huidige gegevens geen reden voor aanname van een beperking in de duurbelastbaarheid bij betrokkene naast de door de primaire arts omschreven overige belastbaarheid. Er is dan, wanneer wel met de overige beperkingen rekening wordt gehouden, geen noodzaak voor extra recuperatie (blijkt niet uit anamnese, uitgevoerde activiteiten en dagverhaal), er is geen preventieve noodzaak (geen aandoening die door toenemende duurbelasting kan optreden of verergeren) en geen verminderde beschikbaarheid door noodzakelijke behandeling.’ Hieruit volgt dat tevens onvoldoende grond bestaat om een beperking van de duurbelastbaarheid aan te nemen.
9.3.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek de geobjectiveerde beperkingen van eiseres voldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen.
Arbeidsdeskundige beoordeling
10. Op basis van het voorgaande ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt, zodat deze functies voor eiseres geschikt kunnen worden geacht.
11. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de geduide functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat eiseres in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verdiencapaciteit van meer dan 65%, te weten 82,85%. Dit betekent dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres met ingang van 21 oktober 2023 geen recht heeft op een ZW-uitkering.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van mr. S. de Bloois, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het CBb van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1391.