ECLI:NL:RBROT:2025:8654
Rechtbank Rotterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de tijdelijke ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van de Participatiewet
Op 15 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college, waarin zij voor de duur van één jaar was ontheven van haar arbeidsverplichtingen en tegenprestatie op grond van de Participatiewet (Pw). Het primaire besluit, dat op 11 september 2024 was genomen, verleende de ontheffing van 1 augustus 2024 tot en met 1 augustus 2025. Eiseres was het niet eens met de duur van de ontheffing en stelde dat zij ten onrechte niet permanent was vrijgesteld van haar verplichtingen. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten om eiseres voor één jaar ontheffing te verlenen. De rechtbank baseerde haar oordeel op het medisch advies van het Team Sociaal Medische Advisering (TSMA), dat zorgvuldig tot stand was gekomen. Eiseres had lichamelijke klachten, maar het medisch advies concludeerde dat zij nog arbeidsmogelijkheden had en niet voldeed aan de criteria voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet WIA. De rechtbank stelde vast dat eiseres geen bewijs had geleverd dat zij niet in staat was om arbeid te verrichten. De rechtbank concludeerde dat de termijn van de ontheffing van één jaar voldoende gemotiveerd was en dat het college beoordelingsvrijheid had bij het bepalen van de duur van de ontheffing. Eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.