In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 juli 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een bewonersparkeervergunning door de gemeente Rotterdam behandeld. Eiseres, die een aanvraag had ingediend, was het niet eens met de afwijzing en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van deze gronden en komt tot de conclusie dat het college van burgemeester en wethouders terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een parkeervergunning. De rechtbank legt uit dat de aanvraag is afgewezen omdat het adres waarvoor de vergunning werd aangevraagd, niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een parkeervergunning. De rechtbank wijst erop dat er sinds 2018 in Rotterdam alleen in specifieke gevallen parkeervergunningen worden verleend bij nieuwbouw of herontwikkeling. Eiseres betoogde dat haar persoonlijke situatie, waaronder haar medische toestand, aanleiding zou moeten zijn om een vergunning te verlenen op basis van de hardheidsclausule. De rechtbank oordeelt echter dat de omstandigheden van eiseres niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, en dat er voldoende alternatieven zijn voor het parkeren van haar auto. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde parkeervergunning en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.