In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], vertegenwoordigd door FNV, en SDW Leerwerkbedrijf B.V. De zaak betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] per 30 november 2024, die door SDW was opgezegd om bedrijfseconomische redenen. [verzoeker] verzocht om betaling van de wettelijke transitievergoeding, uitbetaling van niet-opgenomen vakantie-uren, en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Tijdens de zitting op 28 mei 2025 werd de zaak besproken, waarbij SDW grotendeels instemde met de verzoeken, behalve met betrekking tot de vakantie-uren.
De kantonrechter oordeelde dat SDW de transitievergoeding van € 5.285,95 bruto aan [verzoeker] moest betalen, evenals een deugdelijke bruto/netto-specificatie binnen veertien dagen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast moest SDW € 821,75 bruto aan niet-opgenomen vakantie-uren uitbetalen, omdat [verzoeker] recht had op deze uren, ondanks de betwisting door SDW. De kantonrechter wees ook buitengerechtelijke kosten van € 639,25 toe en bepaalde dat SDW de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen moest betalen. De proceskosten werden aan SDW opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk kreeg. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat SDW onmiddellijk aan de veroordelingen moest voldoen, ook als zij in hoger beroep ging.