3.1.Aan het bestreden besluit, waarbij de primaire besluiten zijn gehandhaafd, heeft het college ten grondslag gelegd dat de toevoegingen van respectievelijk 23 augustus 2023 en 25 september 2023 en de factuur van Triage van 28 november 2023 ouder zijn dan drie maanden zodat de aanvragen niet voor toewijzing vatbaar zijn. Het college heeft hierbij toepassing gegeven aan artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, sub 1, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2024 (hierna: de Beleidsregels).
4. Eiser betoogt dat de aanvragen al eerder zijn ingediend en dat een afwijzing op basis van een termijnoverschrijding niet redelijk is. Als bewijsstuk heeft eiser bij het beroepschrift een uitnodiging van het college voor een hoorzitting van 21 februari 2024 overgelegd. Eiser stelt in de war te zijn geraakt, omdat de aanvraag op enig moment buiten behandeling is gesteld en hij niet wist wat te doen. Eiser heeft zijn best gedaan om alles tijdig in te dienen en hij maakt bezwaar tegen de termijnoverschrijding.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de afwijzing van de aanvragen van eiser om bijzondere bijstand voor de advocaatkosten en de kosten voor het betalen van een medisch advies door het college terecht was.
6. De voor deze zaak toepasselijke wet- en regelgeving zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Kosten van het medisch haalbaarheidsonderzoek van Triage.
7. Het college heeft in het bestreden besluit uiteengezet dat de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een medisch haalbaarheidsonderzoek niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, kort gezegd, omdat de kosten langer dan zes maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend zijn gemaakt.
7.1. Het college heeft de motivering bij brief van 24 juli 2025 gewijzigd en meegedeeld dat de aanvraag had moeten worden afgewezen omdat er sprake is van een voorliggende voorziening, te weten de Regeling subsidiëring medische haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken (de Regeling), waarmee een toereikende en passende voorliggende voorziening voorhanden is. Dat betekent dat artikel 15 van de Pw van toepassing is en niet artikel 35, eerste lid, van de Pw. Het college verwijst hier naar de uitspraak van de rechtbank van 25 november 2024 (ROT 24/7256).