Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Procedure
2.Voorafgaande veroordeling
3.Vordering
4.Ontvankelijkheid officier van justitie
5.Standpunten en beoordeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
6.Andere strafbare feiten
in dienstbetrekking. Van persoonlijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 322 Sr is sprake als iemand werkzaam is in ondergeschiktheid en of daarvan sprake is hangt af van omstandigheden van het geval (vgl. HR 24 november 2015, HR:2015:3368). In het dossier bevindt zich evenwel geen (arbeids)overeenkomst tussen de BV en de veroordeelde. Wat slechts kan worden vastgesteld is dat de veroordeelde salaris ontving uit de BV, waarvan hij medebestuurder en aandeelhouder was. Er zijn wel indicaties voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, maar de inhoud van zo een overeenkomst zelf is onbekend, zodat de voor een dienstbetrekking vereiste gezagsverhouding niet zonder meer kan worden afgeleid.
7.Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
8.Vaststelling van de betalingsverplichting
€ 141.817,-aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
9.Maximale duur gijzeling
- voor bedragen tot € 50.000,- geldt een maximum van 360 dagen;
- voor bedragen tot € 500.000,- geldt een maximum van 720 dagen;
- voor bedragen van € 5.000.000,- of meer geldt een maximum van 1080 dagen.
433 dagen.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
€ 151.817,00(zegge:
honderdeenenvijftigduizend achthonderd en zeventien euro);
€ 141.817,00(zegge:
honderdeenenveertigduizend achthonderd en zeventien euro) ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel;
433 dagen;