In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld dat is ingediend door verzoekster, die een bedrijf heeft dat zich bezighoudt met de teelt van cannabis. De zaak betreft een last onder dwangsom die door het college van burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee aan verzoekster is opgelegd vanwege geuroverlast. Verzoekster is het niet eens met deze last en vraagt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt of het verzoek om een voorlopige voorziening kan worden toegewezen en of het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek deels toe en verlengt de begunstigingstermijn tot vier weken na de uitspraak. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de geuroverlast de omwonenden ernstig beïnvloedt. De voorzieningenrechter concludeert dat de last onder dwangsom niet in strijd is met de wet, omdat de overtredingen van de voorschriften van het maatwerkbesluit zijn vastgesteld. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening voor het overige af en draagt het college op het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster te vergoeden.