ECLI:NL:RVS:2025:2364

Raad van State

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
202203014/6/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor nieuwbouw en detailhandel in Bergen

Op 23 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen. Dit verzoek volgde op besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Bergen, die op 5 mei 2022 omgevingsvergunningen verleenden voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van nieuwbouwprojecten. De vergunningen betroffen de sloop van bestaande bebouwing en de realisatie van 20 woningen, detailhandel met horeca en een ondergrondse parkeergarage met 46 parkeerplekken op het Plein in Bergen. Daarnaast werd er een vergunning verleend voor de realisatie van 9 woningen en horeca op een andere locatie in Bergen. De besluiten van 21 maart 2025, die de eerdere besluiten van 5 mei 2022 introkken en nieuwe vergunningen verleenden, werden door de Bewonersvereniging en anderen aangevochten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de schorsing van de eerdere besluiten zich ook uitstrekt tot de nieuwe besluiten, waardoor de verzoekers geen spoedeisend belang hadden bij hun verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. De proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

202203014/6/R1.
Datum uitspraak: 23 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:
Bewonersvereniging Bergen Centrum, gevestigd in Bergen (NH), en anderen, (hierna: de Bewonersvereniging en anderen)
verzoekers.
Procesverloop
Bij besluit van 5 mei 2022 met kenmerk D323092 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen aan [vergunninghoudster] een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het slopen van bestaande bebouwing en het realiseren van nieuwbouw met 20 woningen, detailhandel met horeca en een ondergrondse parkeergarage met 46 parkeerplekken op het Plein (sectie C2309) in Bergen.
Bij besluit van 5 mei 2022 met kenmerk D323121 heeft het college aan [vergunninghoudster] een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van nieuwbouw met 9 woningen en horeca op het Plein (sectie C2018) in Bergen.
Het college heeft bij besluit van 21 maart 2025 het besluit van 5 mei 2021 met kenmerk D323092 ingetrokken en opnieuw omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het slopen van bestaande bebouwing en het realiseren van nieuwbouw met 20 woningen, detailhandel met horeca en een ondergrondse parkeergarage met 46 parkeerplekken op het Plein (sectie C2309) in Bergen.
Het college heeft bij besluit van 21 maart 2025 het besluit van 5 mei 2021 met kenmerk D323121 ingetrokken en opnieuw omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van nieuwbouw met 9 woningen en horeca op het Plein (sectie C2018) in Bergen.
Tegen de besluiten van 21 maart 2025 hebben de Bewonersvereniging en anderen beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing
2.       De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
3.       De voorzieningenrechter heeft de besluiten van 5 mei 2022 bij uitspraak van 17 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2973 geschorst naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening van andere verzoekers. De voorzieningenrechter heeft daarbij niet een termijn bepaald voor de uitgesproken schorsing. Het college heeft vervolgens nadere besluiten genomen. Als een nader besluit dezelfde strekking heeft als het geschorste besluit of een onderdeel daarvan dat is geschorst, strekt de schorsing van het (onderdeel van het) oorspronkelijke besluit zich ook uit tot het nadere besluit. De voorzieningenrechter wijst ter vergelijking op de uitspraak van de voorzitter van 11 december 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AO0275, onder 2.4. De besluiten van 21 maart 2025 hebben dezelfde strekking als de besluiten van 5 mei 2022, zodat de schorsing van de besluiten van 5 mei 2022 zich ook uitstrekt tot de besluiten van 21 maart 2025. De Bewonersvereniging en anderen hebben daarom geen spoedeisend belang bij hun verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening.
4.       Het verzoek moet als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
5.       De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2025
703