ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5404
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.A.M. Hoek
- M.M. van der Nat
- V.F. Milders
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak wegens gebrek aan bewijs en seksuele context
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen. De verdachte werd verweten dat hij handelingen had gepleegd die als ontuchtig moesten worden aangemerkt, waaronder het knijpen in en/of betasten van de billen van de aangeefster, het omhelzen van haar en het ruiken in haar nek. Tijdens de zitting op 1 december 2006, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsman, heeft de officier van justitie een werkstraf van 60 uur geëist, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van 30 uur.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het niet uitgesloten was dat de verdachte de aangeefster in een drukke keuken had aangeraakt, er geen bewijs was dat deze aanrakingen een seksuele lading hadden. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, zoals het omhelzen en het ruiken in de nek, niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd, omdat er geen seksuele context was vastgesteld. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verdachte als een fysiek en extravert persoon werd beschreven, wat zijn gedragingen in de keuken kon verklaren zonder dat deze noodzakelijkerwijs seksueel van aard waren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, omdat niet was komen vast te staan dat hij de ontuchtige handelingen had gepleegd. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de context waarin gedragingen plaatsvinden bij de beoordeling van ontuchtzaken.