ECLI:NL:RBSGR:2006:BA4542
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen proceskostenvergoeding in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 maart 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X] te [Z], en de heffingsambtenaar van de gemeente [P]. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van verweerder, waarbij de waarde van zijn woning, gelegen aan [adres] te [P], was vastgesteld op € 238.480. Eiser stelde dat de waarde van zijn woning € 203.000 moest zijn en verzocht om een vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in de bezwaarprocedure, ter hoogte van € 276,25. Verweerder had echter slechts een proceskostenvergoeding van € 80,50 toegekend, berekend met een wegingsfactor van 0,5, omdat de rechtbank de zaak als licht beschouwde.
Tijdens de zitting op 23 februari 2006 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser betoogde dat de door verweerder toegepaste wegingsfactor niet juist was en dat hij recht had op een hogere vergoeding. De rechtbank oordeelde echter dat de wegingsfactor van 0,5 terecht was toegepast en dat het bedrag van de waardevermindering niet als belang in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht kon worden aangemerkt. Eiser's beroep op artikel 14, zesde lid, van het IVBPR werd verworpen, omdat dit artikel niet van toepassing was op de onderhavige bestuursrechtelijke procedure.
De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de forfaitaire regeling rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. T. van Rij, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Duijvendijk, griffier.