ECLI:NL:RBSGR:2008:BH0670

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/535102-09 Ad Info 09/560887-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens jaarwisseling 2007-2008 met stenen naar pand

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 24 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen openlijke geweldpleging heeft gepleegd. Tijdens de jaarwisseling van 2007 op 2008 gooide de verdachte stenen naar een pand, waardoor meerdere ruiten zijn gebroken. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.L.T. van Roy, verscheen ter terechtzitting, waar de officier van justitie mr. J.E. Hartjes een gevangenisstraf van 8 weken voorwaardelijk en een werkstraf van 150 uren eiste. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat eerdere voorwaardelijke straffen geen preventieve werking hadden gehad. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het gooien van stenen naar personen en politievoertuigen, maar achtte het wel bewezen dat hij openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen goederen. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis als de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van het gepleegde feit en het gebrek aan respect voor andermans eigendom. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/535102-08
Ad info 09/560887-07
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 december 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.L.T. van Roy, advocaat te Leiden, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J.E. Hartjes heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Partiële vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding is ten laste gelegd, voor zover dit betreft het gooien van stenen in de richting van personen en het gooien van stenen tegen politievoertuigen, zodat hij van deze onderdelen van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Voor een bewezenverklaring ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen is noodzakelijk dat vast is komen te staan dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan de hem ten laste gelegde geweldshandelingen heeft geleverd. Verdachte heeft zich weliswaar schuldig gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, door met stenen tegen (de ruiten) van een pand te gooien, doch kan niet aansprakelijk gesteld worden voor alle geweldshandelin-
gen, gepleegd door de zich die avond in de [straat1]- en [straat2] bevindende personen. De groep van waaruit met stenen naar politieambtenaren en politievoertuigen is gegooid, bestond uit een zeer groot aantal personen. Verdachte bevond zich in de nabijheid van deze groep, maar maakte hier geen onderdeel van uit. In de gegeven omstandigheden - er was geen sprake van een coherente groep die als eenheid functioneerde - kan niet ieders gedraging aan verdachte worden toegerekend. Verdachte heeft zelf niet met stenen naar personen of politievoertuigen gegooid. De omstandigheid dat verdachte zich in de nabijheid van de groep bevond die deze handelingen wel heeft verricht, is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage aan die geweldshandelingen heeft geleverd.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij en zijn mededaders hebben tijdens de jaarwisseling van 2007 op 2008 stenen gegooid naar een pand, waardoor meerdere ruiten van dat pand zijn gebroken.
Openlijk geweld draagt bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het handelen van verdachte, zoals hierboven omschreven, getuigt van een gebrek aan respect voor het eigendom van anderen.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen het niet bij dagvaarding ten laste gelegde strafbare feit, vermeld in de kop van dit vonnis en in het kort omschreven op de dagvaarding. De verdachte heeft dit feit op de terechtzitting erkend en de officier van justitie heeft te kennen gegeven, dat dienaangaande geen verdere vervolging zal worden ingesteld.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder openlijke geweldpleging. Kennelijk hebben deze veroordelingen, waarvoor verdachte nog in twee proeftijden loopt, hem er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank legt aan verdachte een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, nu verdachte is vrijgesproken van onderdelen van het hem ten laste gelegde, waarvoor de officier van justitie bewezenverklaring heeft gevorderd. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte reeds tot twee maal toe is veroordeeld tot voorwaardelijke straffen en in twee recent opgelegde proeftijden loopt. Deze veroordelingen hebben kennelijk geen preventieve werking gehad. De rechtbank is van oordeel dat een derde voorwaardelijke straf met bijhorende proeftijd, naast voormelde twee straffen, geen toegevoegde waarde zal hebben. Daarom zal de rechtbank aan verdachte geen voorwaardelijke straf opleggen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde heeft begaan, voor zover dit betreft het gooien van stenen in de richting van personen en het gooien van stenen tegen politievoertuigen, en spreekt de verdachte van deze onderdelen van het hem ten laste gelegde vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 uren;
in verzekering gesteld op: 15 februari 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 18 februari 2008,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van: 18 februari 2008;
bepaalt dat de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 174 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 87 dagen;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mrs H.J. de Graaff, voorzitter,
M.M. Meessen en B. Bastein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coskun, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2008.
mr. Bastein is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.