In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een taxibedrijf, en de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond. Eiser had voor de jaren 2002 en 2003 aangifte gedaan van een negatief inkomen uit werk en woning, maar had ook een winst uit onderneming aangegeven. De Belastingdienst legde navorderingsaanslagen op, omdat de administratie van eiser niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De rechtbank oordeelde dat de rittenadministratie van eiser gebreken vertoonde, wat leidde tot omkering van de bewijslast. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat de uitspraken op bezwaar onjuist waren. De rechtbank concludeerde dat de navorderingsaanslagen en de vergrijpboetes terecht waren opgelegd, en verminderde de boetes met 10% vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De beroepen werden ongegrond verklaard.